2 Bewijs
2.1.1. Inleiding
De verdachte en de aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: de aangeefster) hebben jarenlang een relatie gehad en zijn daarvan drie jaar getrouwd geweest (formeel was het huwelijk een geregistreerd partnerschap). In 2015 is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor onder meer mishandeling van de aangeefster. In 2017 hebben de verdachte en de aangeefster een dochter gekregen. In juli 2020 zijn de verdachte en de aangeefster gescheiden.
Begin december 2020 heeft de aangeefster aangifte gedaan van stalking (hierna: belaging) en vernieling (parketnummer 10/083127-21). Eind december 2020 is aan de verdachte een contactverbod voor drie maanden opgelegd. Eind februari 2021 heeft de aangeefster aan de politie gemeld dat zij de zaak zo snel mogelijk wilde afsluiten. Zij gunde de verdachte geen straf, maar wilde op dat moment alleen dat hij besefte dat hij te ver was gegaan. Vervolgens heeft de officier van justitie op 25 maart 2021 de zaak met parketnummer 10/083127-21 geseponeerd onder de voorwaarde dat de verdachte gedurende een proeftijd van een jaar geen nieuwe strafbare feiten zou plegen. Nadat de verdachte werd beschuldigd van het plegen van een strafbaar feit tijdens de proeftijd, heeft de officier van justitie de verdachte alsnog vervolgd voor de belaging en vernieling.
Parketnummer 10/083127-21 (augustus 2020 - januari 2021)
2.1.2. Vordering officier van justitie
De beschuldiging onder 1 primair (belaging) en de beschuldigingen onder 2 en 3 (vernielingen) moeten worden bewezenverklaard.
2.1.3. Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldigingen. In de ten laste gelegde periode was tussen de verdachte en de aangeefster [slachtoffer 1] regelmatig en wederkerig contact. Er was in die periode sprake van een (knipperlicht)relatie. In die periode zijn ook geen meldingen door de aangeefster gedaan. Bovendien had de verdachte recht om contact te hebben vanwege de omgang met zijn dochter. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de verdachte stelselmatig en wederrechtelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, zodat van belaging geen sprake kan zijn. Voor de beschuldigingen van vernieling geldt dat de verdachte alleen hard op de ruiten heeft geklopt waarna de ruiten kapot zijn gegaan. Hij had geen opzet op het vernielen, ook niet in voorwaardelijke zin.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1. primair
in de periode van 1 december 2020 tot en met 18 januari 2021 te Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs en Pijnacker, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] te bellen en berichten te sturen via Whatsapp en e-mail en SMS en
- met de auto die [slachtoffer 1] te achtervolgen en klem te rijden en
- zich voor/nabij de woning en werk van die [slachtoffer 1] te begeven en op te houden en
- zich nabij de kinderopvang van de dochter te begeven en op te houden en
- de ruit van de voordeur van die [slachtoffer 1] te vernielen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
op 5 december 2020 te Bergschenhoek, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] , toebehoorde, heeft vernield;
3.
op of omstreeks 13 december 2020 te Bergschenhoek, opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit van de voordeur, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd.
Bewijsmiddelen
De bewezenverklaring is gebaseerd op de in de bijlage II opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen en onderstaande bewijsmotivering. De bijlage met bewijsmiddelen maakt deel uit van dit vonnis.
Nadere bewijsmotivering
De rechtbank veroordeelt de verdachte voor belaging vanaf 1 december 2020 tot de einddatum van de beschuldiging, 18 januari 2021.
Van de periode ervoor, van 13 augustus tot en met 30 november 2020, kan onvoldoende worden vastgesteld dat sprake is van een wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Redengevend daarvoor is onder meer dat de aangeefster heeft verklaard dat, na het verbreken van de relatie in juli 2020, in de periode van eind augustus 2020 tot en met eind oktober 2020 de relatie is voortgezet en zij weer een periode is gaan samenwonen met de verdachte. Dit vindt ook steun in de door de raadsman overgelegde WhatsApp-berichten, waaruit onder meer blijkt dat de aangeefster en de verdachte in september 2020 een aantal keer met elkaar hebben afgesproken. In deze periode heeft de aangeefster ook geen meldingen gedaan van ontoelaatbaar contact zoeken door de verdachte. Eind oktober 2020 is de relatie weer verbroken, maar ook daarna lijkt nog sprake te zijn geweest van wederkerig contact. Zo blijkt uit een overgelegd WhatsApp-bericht dat de aangeefster de verdachte op 29 november 2020 heeft bedankt “voor het fijne en gezellige weekend”. Ook blijkt uit de verklaring van de verdachte en getuigenverklaringen dat de verdachte de aangeefster in november 2020 heeft geholpen met de verhuizing naar en het klussen in haar nieuwe woning in Bergschenhoek. Volgens buren leek het erop alsof ze toen een relatie hadden en samenwoonden. Volgens de latere verklaring van de aangeefster heeft zij onder dwang van de verdachte de relatie voortgezet en zijn ze daarom een periode weer gaan samenwonen. Op grond van de inhoud van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen in hoeverre er toen sprake is geweest van dwang vanuit de verdachte. Maar zelfs als sprake is van dwang, dan geldt dat in geval van voortzetting van de relatie en van samenwonen geen sprake is van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster in de zin van belaging (mogelijk wel handelen in strijd met artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht, maar dat is niet ten laste gelegd).
Tot slot geldt dat de contacten tussen de verdachte en de aangeefster regelmatig ook zagen op de omgang van de verdachte met hun gezamenlijke dochter. Op dat moment was er nog geen sprake van een contactverbod.
Gelet op het voorgaande, waaronder het relatief beperkte aantal meldingen over wederrechtelijk contact in die periode en de aard van de berichten, is er onvoldoende bewijs dat de verdachte de aangeefster vóór 1 december 2020 heeft belaagd.
Dit is anders voor de periode vanaf 1 december 2020, waarin de toon van de berichten van de verdachte richting de aangeefster veranderde en heftiger werd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte in deze periode veelvuldig heeft gebeld en (e-mail-)berichten heeft gestuurd naar de aangeefster om contact met haar te krijgen en om haar bang te maken. Ook buren van de aangeefster hebben in deze periode ander gedrag bij de verdachte waargenomen en hebben verklaard dat de verdachte de aangeefster lastig viel door onder meer te schreeuwen en haar weg te blokkeren. Op 4 december 2020 heeft de verdachte de aangeefster vanuit haar werklocatie met de auto achtervolgd en klemgereden. In diezelfde periode heeft de verdachte – om contact met de aangeefster te krijgen – zich ook tweemaal aan vernieling van (de ruit van) de voordeur van de aangeefster schuldig gemaakt, zoals hierna verder wordt besproken. Ook op 21 december 2020 heeft de verdachte de aangeefster in de auto achtervolgd. Op 12 januari 2021 is de verdachte naar de kinderopvang van hun dochter gegaan op het tijdstip dat de aangeefster haar ophaalde, terwijl hij in die periode een contactverbod had. Hij heeft hierbij ook dreigende woorden richting de aangeefster geuit.
Gelet op het voorgaande en de (verdere) inhoud van de bewijsmiddelen is bewezen dat de verdachte in de periode van 1 december 2020 tot en met 18 januari 2021 wederrechtelijk en stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, met het oogmerk haar te dwingen iets te doen, te dulden dan wel vrees aan te jagen.
Daarnaast heeft de verdachte op 5 december 2020 heel hard op de ruit van de voordeur van de aangeefster geslagen of geklopt. Door opzettelijk heel hard te slaan of te kloppen op de ruit van de voordeur van de aangeefster, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij de ruit zou vernielen. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het hard slaan op een ruit het glas kapot kan gaan.
Na de vernieling op 5 december 2020 is er tijdelijk plakfolie op de ruit geplaatst. Op 13 december 2020 heeft de verdachte weer hard op de ruit van de voordeur van de aangeefster geslagen of geklopt. Daarbij heeft hij een pruik gedragen om onherkenbaar te zijn, onder meer met het oog op de camera van de buurman van de aangeefster. Een deel van het plakfolie van de ruit is door de verdachte kapot gemaakt en het glas was verder ingeslagen. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen blijkt dat sprake is geweest van vol opzet op het verder beschadigen van de al eerder vernielde ruit.
De verweren die zien op de periode vanaf 1 december 2020 worden verworpen.
Parketnummer 10/276160-21 (juli 2021 - september 2021)
2.2.1. Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de primaire beschuldiging (belaging). De subsidiaire beschuldiging (bedreiging) moet worden bewezenverklaard.
2.2.2. Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van alle beschuldigingen. De verdachte ontkent de aangeefster te hebben bedreigd en belaagd. De aangifte vindt weinig steun in overige bewijsmiddelen.
Vrijspraak
Net als de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank dat de primaire beschuldiging van belaging niet bewezen kan worden. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 7 september 2021 te Lansingerland en Berkel en Rodenrijs en Bergschenhoek en Rotterdam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door aan een collega van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen (20 augustus 2021) “ik weet waar [slachtoffer 1] zit” en “ze moet vooral niet naar buiten gaan” en “zeg haar/ [slachtoffer 1] dat haar leven niet zeker is” en (op 7 september 2021) “de knop die gaat je niet redden. Je
weet niet wat je aanricht”.
Bewijsmiddelen
De bewezenverklaring is gebaseerd op de in de bijlage II opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen en onderstaande bewijsmotivering. De bijlage met bewijsmiddelen maakt deel uit van dit vonnis.
Nadere bewijsmotivering
Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat het de verdachte was die zowel op 20 augustus 2021 heeft gebeld naar collega’s van de aangeefster als op 7 september 2021 (anoniem) heeft gebeld naar de aangeefster. Ook blijkt hieruit dat de verdachte in die gesprekken de in de beschuldiging opgenomen bedreigende woorden heeft geuit. Het verweer wordt verworpen.
Parketnummer 10/323301-21 (november 2021)
2.3.1. Vordering officier van justitie
De beschuldigingen onder 1 (bedreiging) en onder 2 (overtreden contactverbod) moeten worden bewezenverklaard.
2.3.2. Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van beide beschuldigingen. Op de opname zijn niet de in de tenlastelegging genoemde bedreigingen te horen. Voor een groot deel van de tenlastelegging is sprake van bewijs uit slechts één bron, omdat enkel de jeugdbeschermer hierover heeft verklaard.
Bovendien moeten de bedreigingen voor zover ze zijn geuit, worden opgevat als een emotionele ontlading en verzuchting van frustratie en niet als een (indirecte) bedreiging.
De verdachte heeft zich ook niet schuldig gemaakt aan overtreding van de gedragsaanwijzing. Het is een te extensieve interpretatie van het contactverbod als zou worden geoordeeld dat van schending al sprake is indien een gefrustreerde vader zich emotioneel uit bij jeugdzorg over het beperkte contact met zijn dochter.
2.3.3. Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1.
in de periode van 11 november 2021 tot en met 26 november 2021 te Rotterdam, via de Jeugdbescherming, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- als [slachtoffer 1] mij opzoekt en ze mij tegenkomt, dan is het de laatste keer dat jullie [slachtoffer 1] hebben gezien, en
- als [slachtoffer 1] naar mij toe komt, douw ik haar de sloot in, en
- [naam dochter] komt zonder moeder te zitten. Ik zorg ervoor dat moeder van de aardbodem verdwijnt, en
- jullie veroorzaken een familiedrama,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
in de periode van 11 november 2021 tot en met 24 november 2021 te Rotterdam opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 13 oktober 2021 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 13 oktober 2021 tot 10 januari 2022 moet onthouden van ieder contact, direct en indirect, met [slachtoffer 1] , door via de jeugdbescherming contact te zoeken met die [slachtoffer 1] .
Bewijsmiddelen
De bewezenverklaring is gebaseerd op de in de bijlage II opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen en onderstaande bewijsmotivering. De bijlage met bewijsmiddelen maakt deel uit van dit vonnis.
Nadere bewijsmotivering
Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte in zijn gesprekken met een jeugdbeschermer bedreigingen heeft geuit richting de aangeefster. De aangifte van de jeugdbeschermer wordt ondersteund door een collega-jeugdbeschermer, die ook aanwezig was bij het gesprek op 17 november 2021 met de verdachte. De bedreigingen zijn indirect (namelijk via de jeugdbeschermers) ter kennis van de aangeefster gekomen, wat gelet op de aard van de bewoordingen en de context waarin ze waren gedaan ook de bedoeling was van de verdachte, minst genomen in de vorm van voorwaardelijk opzet. Hiervoor is ook van belang dat het contact van de verdachte met de aangeefster en hun dochter via de jeugdbeschermers verliep, omdat de verdachte wegens een opgelegde gedragsaanwijzing geen contact mocht hebben of zoeken met de aangeefster. Deze gedragsaanwijzing komt hierna verder aan de orde.
De bewezen bewoordingen konden bij de aangeefster ook de redelijke vrees doen ontstaan dat zij door toedoen van de verdachte het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De rechtbank bekijkt daarbij de bewoordingen in hun onderlinge verband en in de context van de lange voorgeschiedenis tussen de verdachte en de aangeefster, waaronder de eerdere strafbare feiten.
Op 13 oktober 2021 had de officier van justitie een gedragsaanwijzing van 90 dagen gegeven op grond van artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierbij is onder meer een contactverbod opgelegd. De verdachte heeft door de geuite bedreigingen het contactverbod overtreden. Deze vorm van ongevraagd en indirect contact zoeken met de aangeefster door middel van anderen, in dit geval via de jeugdbeschermers, behoort niet tot de uitzondering op het contactverbod zoals gemaakt in de gedragsaanwijzing.
De gevoerde verweren worden dan ook verworpen
Parketnummer 10/062740-22 (maart 2022)
2.4.1. Vordering officier van justitie
De beschuldiging onder 1 (poging tot moord) moet worden bewezenverklaard. De verdachte heeft geprobeerd om met voorbedachten rade de aangeefster om het leven te brengen. De beschuldigingen onder 2 en 3 (het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en pepperspray) moeten eveneens worden bewezenverklaard.
2.4.2. Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van de beschuldigingen onder 1, zowel van de poging tot moord als de poging tot doodslag. De verklaringen van de aangeefster zijn wisselend en inconsistent en kunnen niet als bewijsmiddel worden gebruikt. De verdachte heeft niet de dood van de aangeefster beoogd en had geen vooropgezet plan om haar te doden. Hij wilde de confrontatie aangaan en heeft enkel met het wapen in de richting van de aangeefster gezwaaid. De verdachte viel vervolgens van de trap, waarna het wapen waarschijnlijk tegen de muur is gekomen en is afgegaan. Enkel het meenemen van het wapen, waarbij de verdachte ook niet wist dat het wapen doorgeladen was, kan geen voorwaardelijk opzet op de dood van de aangeefster opleveren.
Voor de beschuldigingen onder 2 en 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1.
op 11 maart 2022 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen een kogel afgevuurd op, en in de richting van, (het hoofd van) die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 11 maart 2022 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, en Berkel en Rodenrijs, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III, onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool en (de bij voornoemd vuurwapen horende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III onder 1º, te weten een hoeveelheid kogelpatronen, kaliber .32, voorhanden heeft gehad;
3.
hij omstreeks 12 maart 2022 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, zes busjes pepperspray, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of soortgelijke stoffen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 6 van de Wet Wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Bewijsmiddelen
De bewezenverklaring is gebaseerd op de in de bijlage II opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen en onderstaande bewijsmotivering. De bijlage met bewijsmiddelen maakt deel uit van dit vonnis.
Vaststaande feiten
Op 11 maart 2022 rond 23.20 uur is de politie na aanleiding van een melding naar de woning van de aangeefster in Bergschenhoek gegaan. Ter plaatse zagen verbalisanten dat de ruit van de voordeur was ingeslagen. In de hal van de woning troffen zij op de grond een hamer aan. Op de overloop van de bovenverdieping was een grote plas bloed te zien. De aangeefster is vervolgens zwaargewond aangetroffen met een schotwond in haar hoofd. De aangeefster verklaarde op dat moment aan de verbalisanten dat zij wakker werd van het geluid van (de ruit van) haar voordeur die werd ingeslagen en dat zij daarna haar ex-partner oftewel de verdachte zag met een vuurwapen op haar gericht. De aangeefster is in kritieke toestand naar het ziekenhuis gebracht, waar meerdere operaties noodzakelijk bleken.
De verdachte heeft bevestigd dat hij op 11 maart 2022 naar de woning van de aangeefster is gegaan en dat hij daarbij een hamer, een vuurwapen en losse kogels heeft meegenomen. De verdachte had handschoenen aan. Hij heeft met de hamer de ruit van de voordeur ingeslagen en is door het ontstane gat de woning binnengegaan. De verdachte is meteen naar de bovenverdieping gelopen, waar hij de aangeefster aantrof. De verdachte richtte toen het vuurwapen op haar hoofd. Nadat hij een knal heeft gehoord, is hij direct de woning uitgerend. Op de vluchtroute zijn (niet afgevuurde) kogels aangetroffen. De verdachte heeft het vuurwapen in een sloot gegooid. Vervolgens heeft de verdachte zijn bebloede kleding in een ondergrondse straatcontainer weggegooid.
Schieten op het hoofd
Volgens de aangeefster was de verdachte tussen het moment van richten en wegrennen continu bezig met (de trekker van) het vuurwapen. Hierbij bleef hij het pistool op haar gezicht richten. Het pistool werkte in eerste instantie niet, waarop de verdachte het vuurwapen uitschold. Nadat de verdachte een paar treden van de trap was geduwd of gegleden, kwam hij opnieuw naar boven en richtte het vuurwapen weer op haar hoofd. Hij bleef met het pistool bezig totdat zij een klikgeluid hoorde en hij wegrende.
Het belangrijkste verschil tussen de verklaringen van de aangeefster en de verdachte ziet op het moment van het schot waardoor de aangeefster is getroffen. Uit de verklaring van de aangeefster volgt dat het ging om een gericht schot, gelost nadat het wapen eerst weigerde. De verdachte daarentegen spreekt in essentie van een ongeluk; het wapen zou bij zijn val van de trap zijn afgegaan.
Bij beantwoording van de vraag of een verklaring betrouwbaar is en als bewijs gebruikt kan worden, wordt voorop gesteld dat een verklaring in zijn algemeenheid aan geloofwaardigheid wint als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in latere getuigenverklaringen van objectieve derden en/of in technische onderzoeksresultaten.
De aangeefster is ter plaatse op 11 maart 2022, op 14 maart 2022 (in het ziekenhuis), op 9 juni 2022 tijdens de aangifte en op 6 maart 2023 bij de rechter-commissaris gehoord. Haar verklaringen laten naar het oordeel van de rechtbank op wezenlijke punten een eenduidig beeld zien en zijn op essentiële onderdelen consistent, gedetailleerd en concreet. Bovendien vindt haar verklaring voldoende steun in de objectieve bewijsmiddelen, zoals de bevindingen over de storingsgevoeligheid van het (omgebouwde) vuurwapen. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster te twijfelen.
De verdachte heeft daarentegen in het begin niet veel willen verklaren en zich veelal op zijn zwijgrecht beroepen. Pas op 16 januari 2023, bijna een jaar later, heeft de verdachte verklaard over hoe het volgens hem is gegaan. Deze verklaring van de verdachte is niet verenigbaar met de inhoud van de bewijsmiddelen en acht de rechtbank bovendien volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij wordt zowel de aanloop naar het schietincident, als het handelen van de verdachte ten tijde van en kort na dat incident, en zijn uitlatingen achteraf betrokken. Geconcludeerd wordt dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk wordt geacht en dus geen ander licht werpt op de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster.
Gelet op de bewijsmiddelen en het voorgaande is dan ook bewezen dat de verdachte op 11 maart 2022 van korte afstand met een vuurwapen op het hoofd van de aangeefster heeft geschoten en daarmee opzet op haar dood had.
Voorbedachte raad
Voor veroordeling voor poging tot moord, is vereist dat voorbedachte raad bewezen kan worden. Volgens vaste jurisprudentie is hiervoor vereist dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat daarbij bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen voorbedachte raad pleiten.
De rechtbank komt in deze zaak tot het oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Ook bij dit oordeel wordt zowel de aanloop naar het schietincident, als het handelen van de verdachte ten tijde van en kort na dat incident, en zijn uitlatingen achteraf betrokken. Daarbij zijn de volgende factoren in het bijzonder van belang.
Er is sprake van een lange voorgeschiedenis tussen de verdachte en de aangeefster met oplopende geweldsincidenten in hun relatie. De verdachte heeft in het verleden de aangeefster mishandeld en heeft in de periode voorafgaand aan het feit de aangeefster belaagd, de ruit van haar voordeur vernield en de aangeefster meermalen bedreigd met de dood.
De verdachte heeft in de maand voorafgaand aan het feit diverse websites bezocht met nieuws over (pogingen tot) partnerdoding en websites over (de koop van) wapens en munitie bekeken.
Verder is de feitelijke gang van zaken ten tijde van het schietincident van belang. De verdachte is met handschoenen aan, voorzien van een hamer om binnen te komen en gewapend met een geladen vuurwapen, naar de woning van de aangeefster gereden en heeft een ruit ingeslagen om binnen te komen. Eenmaal binnen is hij direct naar de aangeefster toegegaan en heeft hij het vuurwapen op het hoofd van de aangeefster gericht en herhaaldelijk geprobeerd te schieten, totdat dit uiteindelijk is gelukt. Daarna is de verdachte zonder hulp te verlenen, weggerend. Hij heeft het vuurwapen in een sloot gegooid en zijn bebloede kleding weggegooid.
De verdachte heeft zowel in de maand voorafgaand aan het schieten, toen hij blijkbaar voorbereidingen heeft getroffen, als vanaf het moment van pakken van het wapen en tijdens de rit naar de woning van de aangeefster, voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op zijn handelen en zich ook daadwerkelijk rekenschap te geven van de gevolgen van zijn voorgenomen daad.
Er zijn geen aanwijzingen dat hij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De boosheid en frustraties over het gebrek aan omgang met zijn dochter bestonden al langer. De activiteiten op zijn mobiele telefoon vooraf en de afgeluisterde tapgesprekken achteraf duiden ook niet op een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en zijn juist een contra-indicatie hiervoor.
Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat het handelen van de verdachte zowel voor, tijdens als na het feit doelgericht en planmatig geweest is. De verdachte heeft daarnaast voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich op zijn handelen te beraden en van contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachte raad is niet gebleken. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Conclusie poging moord
De verweren worden verworpen. Poging tot moord is bewezen.
Bezit wapens en munitie
De verdachte heeft bekend dat hij het pistool, de munitie en zes busjes peperspray voorhanden heeft gehad. De beschuldigingen onder 2 en 3 kunnen op grond van de bewijsmiddelen zonder nadere motivering worden bewezen.
8 Samenstelling rechtbank en ondertekening
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 13 maart 2025
Tekst (gewijzigde) tenlasteleggingen
Parketnummer 10/083127-21
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks 13 augustus 2020 tot en met 18 januari 2021 te Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Pijnacker, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] te bellen en/of berichten te sturen via Whatsapp en/of e-mail en/of SMS en/of
- met de auto die [slachtoffer 1] te achtervolgen en/of klem te rijden en/of
- zich voor/nabij de woning en/of werk van die [slachtoffer 1] te begeven en/of op te houden en/of
- zich voor/nabij de kinderopvang van de dochter te begeven en/of op te houden en/of
- ruiten van de voordeur van die [slachtoffer 1] te vernielen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair
hij op/in of omstreeks 13 augustus 2020 tot en met 18 januari 2021 te Bergschenhoek en/of Berkel en Rodenrijs en/of Pijnacker, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] en/of derden, te weten (haar moeder) [slachtoffer 2] en (haar zus) [slachtoffer 3] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten te spreken met hem, verdachte en/of de relatie tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] te hervatten en/of weer samen te gaan wonen, waartoe ander ( [slachtoffer 1] ) is gedwongen, door meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] te bellen en/of berichten te sturen via Whatsapp en/of e-mail en/of SMS en/of
- met de auto die [slachtoffer 1] te achtervolgen en/of klem te rijden en/of
- zich voor/nabij de woning en/of werk van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of te begeven en/of op te houden en/of
- zich voor/nabij de kinderopvang van de dochter te begeven en/of op te houden en/of
- ruiten van de voordeur van die [slachtoffer 1] te vernielen;
2
hij op of omstreeks 5 december 2020 te Bergschenhoek, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 13 december 2020 te Bergschenhoek, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 10/276160-21
Hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2021 tot en met 10 september 2021 te Lansingerland en/of Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door (telkens) (tegen de wil van die [slachtoffer 1] ), veelvuldig/meerdere malen te bellen en/of veelvuldig e-mailberichten, al dan niet in CC, aan die [slachtoffer 1] te sturen/te doen toekomen,
(31 juli 2021 en/of 2 aug 2021) een wachtwoord reset te vragen bij T-mobile tnv die [slachtoffer 1] en/of
(1/8/2021 en 4/8/2021) voor haar woning met auto te staan en/of met de auto gas te geven en/of geluid te maken bij de woning van [slachtoffer 1] en/of met gierende banden weg te rijden en/of
(13 en/of 14 en/of 15 augustus 2021) langs de vrouwenopvang te rijden en/of
(20 aug 2021) te bellen het werk van die [slachtoffer 1] en/of te zeggen "ik weet waar zij zit" dat ik vooral niet naar buiten moet gaan" en/of "dat zij goed om haar heen moet kijken" en/of "zeg dat zij haar leven niet zeker is" en/of
(30/8/0221) die [slachtoffer 1] op te wachten bij de school van hun dochter en/of bij de auto van die [slachtoffer 1] te gaan staan en te zeggen "druk je knop maar in" en/of
(30/8 2021) die [slachtoffer 1] achterna te rijden op de kruising Bergweg zuid naar Ankie Verbeek Ohrlaan en Molenlaan en/of te claxonneren en te roepen en/of
(13 sept 2021) haar te bellen en/of (telefonisch) te zeggen "die knop gaat je niet redden. Je weet niet at je aanricht" en/of
(8 sept 2021) voor de poort van het wooncomplex, waar die [slachtoffer 1] woont, te staan en/of lopen en/of
(8 sept 2021) meermalen te bellen e/of te zeggen dat hij iedereen zou laten weten waar je ( [slachtoffer 1] ) zit en/of
(14 sept 2021) in haar straat en/of bij haar woning te zijn en/of
(15 sept 2021) anoniem te bellen en/of (telefonisch) te zeggen "kom buiten dan en/of
(5 sept 2021) het voordeur slot onklaar te maken en/of
(15 sept 2021) iets in het voordeurslot te doen en/of
(20 sept 2021) die [slachtoffer 1] op te wachten bij school van hun dochter en/of een snijdende beweging langs zijn keel en/of te zeggen "ik ga je vermoorden" en/of
(22/9/2021) de banden lek te steken van (de moeder van die [slachtoffer 1] ) [slachtoffer 2]
en/of aan (die moeder) [slachtoffer 2] te zeggen "jij gaat dood en/of jij moet dood"
en/of (27 sept 2021 de versnellingspook van de auto van die [slachtoffer 2] te vernieling en/of
(29 aug 2021) de bedrading van de stuurbekrachtiging kapot te trekken en/of met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair
hij op meerdere, althans een, tijdstippen in of omstreeks de periode 20 augustus 2021 tot en met 7 september 2021 te Lansingerland en/of Berkel en Rodenrijs en/of Bergschenhoek en/of Rotterdam, althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (aan een collega van die [slachtoffer 1] ) en/of die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
(20 augustus 2021) “ik weet waar [slachtoffer 1] zit” en/of ze moet vooral niet naar buiten gaan” en/of “zeg haar/ [slachtoffer 1] dat haar leven niet zeker is” 8 van 9
en/of (op 7 september 2021) “en/of “de knop die gaat je niet redden. Je weet niet wat je aanricht” althans woorden van gelijke dreigende aard.
Parketnummer 10/323301-21
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2021 tot en met 26 november 2021 te Rotterdam, via de Jeugdbescherming, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen
- als [slachtoffer 1] mij opzoekt en ze mij tegenkomt dan is het de laatste keer dat jullie [slachtoffer 1] hebben gezien en/of
- als [slachtoffer 1] naar mij toe komt, douw ik haar de sloot in en/of
- [naam dochter] komt zonder moeder te zitten. Ik zorg ervoor dat moeder van de aardbodem verdwijnt en/of
jullie veroorzaken een familiedrama, althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2021 tot en met 24 november 2021 te Rotterdam opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 13 oktober 2021 gegeven door de officier van justitie te Rotterdam, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode van 13 oktober 2021 tot 10 januari 2022 moet onthouden van ieder contact, direct en indirect met [slachtoffer 1] en/of zich niet op te houden in/op/rond de [adres 2] , [postcode 2] te Bergschenhoek, door via de jeugdbescherming contact te zoeken met die [slachtoffer 1] ;
Parketnummer 10/062740-22
1
hij op of omstreeks 11 maart 2022 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen een kogel afgevuurd op, en/of in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2022 tot en met 31 maart 2022, in ieder geval op 11 maart 2022 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland en/of Berkel en Rodenrijs, in elk geval in Nederland een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Kimar, type Beretta 92, kaliber .32
en/of
(de bij voornoemd vuurwapen horende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III onder 1º te weten een (grote) hoeveelheid kogelpatronen, kaliber .32
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 12 maart 2022 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland
zes, althans een of meerdere busje(s) pepperspray, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en/of soortgelijke stoffen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 6 van de Wet Wapens en munitie voorhanden heeft gehad.