Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2025:5597

Rechtbank Rotterdam
02-05-2025
08-05-2025
83-237316-24
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Arbeidsongeval met een hoogwerker met dodelijke afloop. Bewezenverklaring van het overtreden van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht.

Aan de verdachte rechtspersoon wordt een geldboete opgelegd van € 100.000,-, waarvan € 50.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2025-0266

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummers: 83-237316-24

Datum uitspraak: 2 mei 2025

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:

[verdachte rechtspersoon] ,

gevestigd op het adres: [vestigingsadres] , [postcode] [vestigingsplaats] ,

in deze procedure vertegenwoordigd door [persoon A] en [persoon B] ,

raadsman mr. N.B. Genemans, advocaat in Den Haag.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon [verdachte rechtspersoon] . is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:

  • -

    bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;

  • -

    veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 120.000,-, waarvan € 40.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;

  • -

    onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen hoogwerker.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Standpunt verdediging

De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen met uitzondering van de onder feit 1, tweede en vierde gedachtestreepje, opgenomen verwijten. Voor deze gedachtestreepjes heeft de verdediging partiële vrijspraak bepleit.

4.2.

Beoordeling

Het onder feit 1, eerste, derde, vijfde, zesde en zevende gedachtestreepje en het onder 2 ten laste gelegde is door de vertegenwoordigers van de verdachte rechtspersoon bekend. Deze feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

Tweede gedachtestreepje feit 1 (artikel 5 Arbeidsomstandighedenwet)

Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte rechtspersoon de risico’s van het werken met een hoogwerker wel heeft vastgelegd in een risico-inventarisatie en -evaluatie. Het dossier bevat immers informatie waaruit naar voren komt dat er wel een risico- en inventarisatie en evaluatie (RI&E) was, waarin onder meer het voorkomen van valgevaar wordt beschreven. Ook in het document VGM -voorlichting Veilig werken bij DSS worden de risico’s van het gebruik van een hoogwerker beschreven. De verdachte rechtspersoon zal worden vrijgesproken van het onder de eerste zinsnede van het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde.

Anders dan de verdediging heeft gesteld, waren de specifieke risico’s die het werken met een hoogwerker in combinatie met het gebruik van een hogedrukreiniger met zich brengen, niet vastgelegd in een risico-inventarisatie en -evaluatie. De door de verdediging ter zitting overgelegde werkinstructie ‘Hoge druk reiniger (<250bar)’ onderbouwt die stelling niet en ook overigens bevat het dossier geen stukken waaruit dat blijkt. Het onder de tweede zinsnede van het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.

Vierde gedachtestreepje (artikel 8 lid 4 Arbeidsomstandighedenwet)

Anders dan de verdediging heeft gesteld, blijkt niet dat er op is toegezien dat de hoogwerker op de juiste, voorgeschreven wijze werd gebruikt. In algemene zin geldt dat binnen het bedrijf toezicht werd gehouden op de naleving van instructies en voorschriften, maar dit geldt niet voor het gebruik van deze specifieke hoogwerker. De betrokken hoogwerker mocht immers sowieso niet worden gebruikt omdat deze was afgekeurd. Daar is niet op gewezen. Daar komt bij dat volgens de gebruikersinstructie outriggers hadden moeten worden aangebracht. Dit is niet gebeurd. Ook is er niet gecontroleerd of de hoogwerker waterpas stond. Verder mocht er geen zijdelingse kracht op de hoogwerker worden uitgeoefend. Dit is wel gebeurd, doordat de slang van de hogedrukspuit over het bakje van de hoogwerker is gehangen en doordat vanuit de hoogwerker met die hogedrukspuit is gewerkt. Uit het dossier, noch uit hetgeen ter zitting is besproken, blijkt dat is toegezien op het juist gebruiken van de hogedrukspuit in combinatie met de hoogwerker.

Het onder het vierde gedachtestreepje ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.

5 Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de vertegenwoordigers van de verdachte rechtspersoon het bewezen verklaarde hebben bekend en er ten aanzien hiervan geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1

Zij op 10 februari 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,

als werkgever,

opzettelijk, handelingen heeft verricht en nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen,

immers heeft verdachte toen en daar op een arbeidsplaats gelegen aan [adres] , door werknemer [slachtoffer] , arbeid laten verrichten, bestaande die arbeid uit - zakelijk weergegeven - het met behulp van een hoogwerker uitvoeren van gevelreinigingswerkzaamheden met een hogedrukspuit, terwijl niet was/werd voldaan aan

- artikel 3 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte niet gezorgd voor de veiligheid en de gezondheid van genoemde werknemer, inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en daartoe niet een beleid gevoerd dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en daarbij niet, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, de arbeid zodanig heeft georganiseerd dat daarvan geen nadelige invloed uitging op de veiligheid en gezond van genoemde werknemer, aangezien aan [slachtoffer] een afgekeurde hoogwerker ter beschikking was gesteld voor bedoelde werkzaamheden en die hoogwerker niet was voorzien van outriggers om de hoogwerker te stabiliseren en niet was voorzien van een mogelijkheid om de wielen te remmen/te blokkeren en niet was voorzien van een nivelleringsbel om de hoogwerker waterpas te zetten en die hoogwerker niet conform de door de fabrikant opgestelde gebruikershandleiding (Genie Easy-Up EU-19P AC-DC) was opgesteld en gebruikt en

- artikel 5 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid nagelaten schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie vast te leggen welke specifieke risico’s het werken met behulp van een hoogwerker in combinatie met hogedrukspuit met zich brengen en

- artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte nagelaten ervoor te zorgen dat genoemde werknemer doeltreffend werd ingelicht over de te verrichten werkzaamheden, te weten - zakelijk weergegeven - het met behulp van een hoogwerker reinigen van de gevel met een hogedrukspuit en de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken en beschikte genoemde werknemer niet over het voor het bedienen van deze hoogwerker vereiste IPAF Certificaat Categorie 1a en

- artikel 8 lid 4 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte nagelaten toe te zien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de in artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet genoemde risico’s; verdachte had nagelaten erop toe te zien dat het gebruikte arbeidsmiddel (de hoogwerker) op de juiste voorgeschreven wijze werd gebruikt en

- artikel 7.3 lid 2 Arbeidsomstandighedenbesluit, immers had verdachte een hoogwerker, zijnde een arbeidsmiddel die op die arbeidsplaats ter beschikking werd gesteld, niet uitsluitend gebruikt voor op de wijze en op de plaats waarvoor deze was bestemd, aangezien de door verdachte ter beschikking gestelde hoogwerker – zakelijk weergegeven – niet conform de door de fabrikant opgestelde gebruikershandleiding (Genie Easy-Up EU-19P AC-DC) was opgesteld, waarmee niet werd voorkomen dat het gebruik van dat arbeidsmiddel gevaren voor de veiligheid en gezondheid van die werknemers opleverde en

- artikel 7.4 lid 1 en lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers bestond het arbeidsmiddel, te weten de hoogwerker, waarmee bedoelde arbeid plaatsvond, niet uit deugdelijk materiaal en was de hoogwerker niet zodanig geplaatst en werd niet zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewenste gebeurtenis, zoals omvallen en/of kantelen, zoveel mogelijk werd voorkomen, aangezien bedoelde hoogwerker – zakelijk weergegeven – niet was voorzien van outriggers om de hoogwerker te stabiliseren en niet was voorzien van een mogelijkheid om de wielen te remmen/te blokkeren en niet was voorzien van een nivelleringsbel om de hoogwerker waterpas te zetten en

- artikel 7.4a lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers had verdachte nagelaten een arbeidsmiddel, te weten de hoogwerker, dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, te keuren,

terwijl daardoor, naar zij redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemer [slachtoffer] ontstond of te verwachten was;

2

Zij op 10 februari 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,

aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig heeft gehandeld door gevelreinigingswerkzaamheden met een hogedrukspuit te laten verrichten met een hoogwerker door [slachtoffer] terwijl,

- in strijd met de gebruikshandleiding van de hoogwerker (Genie Easy-Up EU-19P AC-DC) geen outriggers aanwezig waren en geen mogelijkheid aanwezig was om de wielen te remmen/blokkeren en- genoemde hoogwerker zodanig was opgesteld dat omvallen en/of kantelen niet werd voorkomen aangezien deze niet was voorzien van outriggers om de hoogwerker te stabiliseren en de mogelijkheid om de wielen te remmen en/of te blokkeren en niet was voorzien van een nivelleringsbel om de hoogwerker waterpas te zetten en- genoemde hoogwerker niet gekeurd was en in slechte staat was en- aan die [slachtoffer] voor het uitvoeren van die werkzaamheden onvoldoende instructie te geven inhoudende dat bij het verrichten van werkzaamheden in de hoogwerker outriggers gebruikt moeten worden en de hoogwerker waterpas gezet moet worden en genoemde [slachtoffer] niet beschikte over het vereiste IPAF Certificaat Categorie 1a voor het bedienen van die hoogwerker

- onvoldoende toe te zien dat de hoogwerker tijdens die werkzaamheden op de juiste voorgeschreven wijze werd gebruikt,

waardoor het aan haar schuld te wijten is dat dat [slachtoffer] bij het gebruik van die hoogwerker voor die gevelreinigingswerkzaamheden met een hogedrukspuit ten val is gekomen, waardoor [slachtoffer] zodanig letsel, te weten meerdere schedelbreuken en bloedingen rondom de hersenen en verlies van hersenweefsel door het rechteroor, heeft bekomen dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet daarvan worden vrijgesproken.

6 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1

overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;

2

aan zijn schuld de dood van een ander te wijten, begaan door een rechtspersoon.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7 Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit. De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

8 Motivering straf

8.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte rechtspersoon wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de draagkracht van de verdachte rechtspersoon. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

8.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

Bij werkzaamheden aan een gevel van een pand in Leidschendam is op 10 februari 2023 een hoogwerker omgevallen met daarin het slachtoffer [slachtoffer] . Het slachtoffer heeft als gevolg van het omvallen van de hoogwerker zeer ernstig hoofdletsel opgelopen. Als gevolg daarvan is hij nog dezelfde dag komen te overlijden. [verdachte rechtspersoon] . is een familiebedrijf en het overleden slachtoffer behoorde ook tot de familie, wat het ongeval des te tragischer maakt voor alle betrokkenen.

Uit onderzoek is gebleken dat de hoogwerker afgekeurd was en dat deze bovendien niet was opgesteld en gebruikt volgens de gebruikershandleiding van deze hoogwerker. [verdachte rechtspersoon] . heeft nagelaten om de specifieke risico’s die de werkzaamheden met een hoogwerker in combinatie met een hogedrukreiniger met zich brengen, schriftelijk vast te leggen in een risico-inventarisatie en -evaluatie. De werknemer is niet doeltreffend ingelicht over de werkzaamheden en de daarbij behorende risico’s. Hij beschikte niet over het IPAF-certificaat dat voor het gebruik van deze hoogwerker nodig was en het ontbrak aan toezicht bij het gebruik van de hoogwerker. [verdachte rechtspersoon] . heeft daarmee verschillende voorschriften uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit overtreden.

[verdachte rechtspersoon] . had redelijkerwijs moeten weten dat door het gebruik van deze specifieke hoogwerker op de wijze waarop deze is ingezet, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van één van haar werknemers te verwachten was. Door die aanmerkelijke onvoorzichtigheid en nalatigheid is het aan de schuld van [verdachte rechtspersoon] . te wijten dat het slachtoffer is overleden.

Het slachtoffer [slachtoffer] stond midden in het leven. Zijn halfbroer en hij waren vennoten van hun pas opgerichte bedrijf [naam bedrijf] , dat weer een voortzetting was van een bedrijf van hun opa. Daar waren ze heel trots op. Ter zitting hebben de moeder, de vader en de halfbroer van het slachtoffer verteld hoeveel verdriet de onverwachte dood van hun kind en broer bij hen heeft veroorzaakt. De familie, vrienden, collega’s en betrokkenen van het slachtoffer dragen de pijn van het verlies dag en nacht met zich mee. De rechtbank realiseert zich dat een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, dit leed niet ongedaan zal kunnen maken.

De vertegenwoordigers van [verdachte rechtspersoon] . hebben ter zitting verklaard volledige verantwoordelijkheid te nemen voor het arbeidsongeval. Het arbeidsongeval heeft een diepe indruk gemaakt op de werknemers binnen het bedrijf, bij de directie van [verdachte rechtspersoon] . en bij andere betrokkenen bij het ongeval. [verdachte rechtspersoon] . had veiligheid al hoog in het vaandel staan, maar heeft inmiddels externe partijen ingeschakeld om de veiligheid binnen het bedrijf te verbeteren.

8.3.

Omstandigheden van de verdachte rechtspersoon

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte rechtspersoon niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

8.4.

Conclusie van de rechtbank

Aan de verdachte rechtspersoon wordt een geldboete opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de strafbare feiten en de behandeling daarvan ter terechtzitting, alsmede met de omvang en de omzet van [verdachte rechtspersoon] . Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar geldboetes die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.

De rechtbank is ervan overtuigd dat het veiligheidsbewustzijn bij [verdachte rechtspersoon] . sinds het arbeidsongeval is toegenomen. Om dit bewustzijn verder te vergroten, zal de rechtbank een groot deel van de geldboete voorwaardelijk opleggen. Alles afwegend komt de rechtbank tot de oplegging van een geldboete van € 100.000,-, waarvan € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

9 In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen hoogwerker te onttrekken aan het verkeer. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De hoogwerker zal worden onttrokken aan het verkeer. De hoogwerker was afgekeurd en de bewezen feiten zijn met behulp van deze hoogwerker begaan.

10 Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

10.1.

De vorderingen

Benadeelden [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde als benadeelde partijen in het geding gevoegd.

Benadeelde [benadeelde 1] heeft een bedrag van in totaal € 45.000,- gevorderd, bestaande uit affectieschade, begroot op € 22.500,- (primair) en schokschade, begroot op € 22.500,- (primair), te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Benadeelde [benadeelde 2] heeft een bedrag van in totaal € 45.000,- gevorderd, bestaande uit affectieschade, begroot op € 20.000,- (primair) en schokschade, begroot op € 25.000,- (primair), te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De benadeelde partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat bij de bedragen voor affectieschade volgens het Besluit vergoeding affectieschade geen rekening is gehouden met de prijsontwikkeling van de afgelopen jaren, terwijl de staatssecretaris van justitie al heeft toegezegd dat dit wel moet gebeuren en zij verzoeken de bedragen te verhogen tot de bedragen zoals primair gevorderd.

10.2.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich uitgelaten over de vorderingen.

10.3.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde schokschade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moeten worden verklaard. De gevorderde affectieschade conform het Besluit vergoeding affectieschade wordt niet betwist.

10.4.

Beoordeling

Affectieschade

De benadeelde partij [benadeelde 1] is de moeder van het overleden slachtoffer. De gevorderde affectieschade zal conform artikel 6:108 BW, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade, worden toegewezen tot een bedrag van € 20.000,-. Het voornemen van de staatssecretaris om de bedragen te verhogen, heeft nog niet geleid tot wijziging van de wettelijke regeling ter zake. De rechtbank gaat dan ook uit van de bedragen zoals deze zijn opgenomen in het thans vigerende Besluit vergoeding affectieschade. De gevorderde affectieschade zal voor het overige worden afgewezen.

De benadeelde partij [benadeelde 2] is de halfbroer van het overleden slachtoffer. Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de levens van [benadeelde 2] en het overleden slachtoffer op meer terreinen verweven waren – zowel op het privéterrein (zij hebben altijd met elkaar samengewoond) als bij hun werk (zij bestierden tezamen een pas opgericht bedrijf). Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende onderbouwd dat sprake is van een zodanig nauwe persoonlijke relatie tussen de benadeelde en het overleden slachtoffer, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat [benadeelde 2] als naaste in de zin van artikel 6:108, derde lid, BW moet worden aangemerkt en dientengevolge voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komt. De rechtbank gaat ook hier uit van de bedragen zoals deze zijn opgenomen in het thans vigerende Besluit vergoeding affectieschade, aangezien het voornemen van de staatssecretaris om de forfaitaire bedragen te verhogen nog niet heeft geleid tot wijziging van de regeling. De gevorderde affectieschade zal conform artikel 6:108 BW, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade, worden toegewezen tot een bedrag van

€ 17.500,-. De gevorderde affectieschade zal voor het overige worden afgewezen.

Schokschade

Vast is komen te staan dat tussen de benadeelde partij [benadeelde 1] en de overledene een nauwe en affectieve relatie bestond. De benadeelde heeft gesteld dat zij werd gebeld met het nieuws dat haar zoon van twee hoog was gevallen. Aangekomen in het ziekenhuis zag zij haar zoon met verwondingen van de klap. Zij heeft het bloed, dat uit zijn oren kwam en bleef komen, gedept. Later bleek dat dit hersenweefselvloeistof was. Uit de overlegde stukken blijkt dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen door deze confrontatie met de situatie en het letsel van haar zoon. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat sprake is van schokschade. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval en gelet op toegekende vergoedingen in soortgelijke gevallen, stelt de rechtbank de schokschade naar billijkheid vast op een bedrag van € 10.000,-. De gevorderde schokschade zal voor het overige worden afgewezen.

Vast is komen te staan dat tussen de benadeelde partij [benadeelde 2] en de overledene een nauwe en affectieve relatie bestond. De benadeelde en het overleden slachtoffer groeiden in hetzelfde gezin op en woonden bij hun moeder. Zij werkten elke dag samen voor het bedrijf [naam bedrijf] , waar zij beiden vennoot van waren. Op de dag van het ongeval hoorde de benadeelde sirenes terwijl hij aan het werk was. Er werd geroepen dat het slachtoffer was gevallen. De benadeelde rende naar het slachtoffer toe en zag hem op de grond liggen met veel bloed om hem heen. Hij zag hoe het bloed uit zijn oren kwam. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de benadeelde partij hierdoor geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat sprake is van schokschade. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval en gelet op toegekende vergoedingen in soortgelijke gevallen, stelt de rechtbank de schokschade naar billijkheid vast op een bedrag van € 10.000,-. De gevorderde schokschade zal voor het overige worden afgewezen.

De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 10 februari 2023.

Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte rechtspersoon worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

10.5.

Conclusie

De verdachte rechtspersoon moet aan de benadeelde partij [benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 30.000,- en aan de benadeelde partij [benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 27.500.-, telkens vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Voor het overige worden de vorderingen afgewezen.

11 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:

- 14 a, 14b, 14c, 23, 36f, 51, 57 en 307 van het Wetboek van Strafrecht

- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten

- 3, 5, 8 en 32 van de Arbeidsomstandighedenwet

- 7.3, 7.4 en 7.4a van het Arbeidsomstandighedenbesluit

12 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;

veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 100.000,00 (honderdduizend euro),

bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte, groot € 50.000,00 (vijftigduizend euro), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:

- verklaart onttrokken aan het verkeer: de hoogwerker;

[benadeelde 1]

veroordeelt de verdachte rechtspersoon om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , te betalen een bedrag van € 30.000,00 (zegge: dertigduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt de verdachte rechtspersoon in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;

legt aan de verdachte rechtspersoon de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 1] te betalen € 30.000,00 (hoofdsom, zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;

[benadeelde 2]

veroordeelt de verdachte rechtspersoon om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 2] , te betalen een bedrag van € 27.500,00 (zegge: zevenentwintigduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt de verdachte rechtspersoon in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;

legt aan de verdachte rechtspersoon de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde 2] te betalen € 27.500,00 (hoofdsom, zegge: zevenentwintigduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,

en mrs. C.M. Derijks en L.B. Esser, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 mei 2025.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon wordt ten laste gelegd dat

1

Zij op of omstreeks 10 februari 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland,

als werkgever,

al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende bepalingen,

immers heeft verdachte toen en daar op een arbeidsplaats gelegen aan [adres] , door werknemer [slachtoffer] , arbeid doen of laten verrichten, bestaande die arbeid (onder meer) uit - zakelijk weergegeven - het met (behulp van) een hoogwerker uitvoeren van gevelreinigingswerkzaamheden met een hogedrukspuit, terwijl niet was/werd voldaan aan

- artikel 3 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte niet gezorgd voor de veiligheid en/of de gezondheid van genoemde werknemer, inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en daartoe niet een beleid gevoerd dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en daarbij niet, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, de arbeid zodanig heeft georganiseerd dat daarvan geen nadelige invloed uitging op de veiligheid en gezond van genoemde werknemer, aangezien aan [slachtoffer] een afgekeurde hoogwerker ter beschikking was gesteld voor bedoelde arbeid/werkzaamheden en/of die hoogwerker niet was voorzien van outriggers om de hoogwerker te stabiliseren en/of niet was voorzien van een mogelijkheid om de wielen te remmen/te blokkeren en/of niet was voorzien van een nivelleringsbel om de hoogwerker waterpas te zetten en/of die hoogwerker niet conform de door de fabrikant opgestelde gebruikershandleiding (Genie Easy-Up EU-19P AC-DC) was/werd opgesteld en/of gebruikt en/of

- artikel 5 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet voldaan aan de verplichting schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie vast te leggen welke (specifieke) risico’s het werken met (een) hoogwerker(s) met zich brengt/brengen en/of had verdachte bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid nagelaten schriftelijk in een inventarisatie en evaluatie vast te leggen welke (specifieke) risico’s het werken met (behulp van) een hoogwerker in combinatie met hogedrukspuit met zich brengen en/of

- artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte nagelaten ervoor te zorgen dat genoemde werknemer doeltreffend werd ingelicht over de te verrichten werkzaamheden, te weten - zakelijk weergegeven - het met (behulp van) een hoogwerker reinigen van de gevel met een hogedrukspuit en/of de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn (waren) deze risico’s te voorkomen of te beperken en/of beschikte genoemde werknemer niet over het voor het bedienen van deze hoogwerker vereiste IPAF Certificaat Categorie 1a en/of

- artikel 8 lid 4 van de Arbeidsomstandighedenwet, immers had verdachte nagelaten toe te zien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de in artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet genoemde risico’s; verdachte had nagelaten erop toe te zien dat het gebruikte arbeidsmiddel (de hoogwerker) op de juiste (voorgeschreven) wijze werd gebruikt en/of

- artikel 7.3 lid 2 Arbeidsomstandighedenbesluit, immers had verdachte een hoogwerker, zijnde een arbeidsmiddel die op die arbeidsplaats ter beschikking werd gesteld, niet uitsluitend gebruikt voor op de wijze en op de plaats waarvoor deze was bestemd, aangezien de door verdachte ter beschikking gestelde hoogwerker – zakelijk weergegeven – niet conform de door de fabrikant opgestelde gebruikershandleiding (Genie Easy-Up EU-19P AC-DC) was/werd opgesteld, waarmee niet werd voorkomen dat het gebruik van dat arbeidsmiddel gevaren voor de veiligheid en gezondheid van die werknemers opleverde en/of

- artikel 7.4 lid 1 en lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers bestond het arbeidsmiddel, te weten de hoogwerker, waarmee bedoelde arbeid plaats vond, niet uit deugdelijk materiaal en/of was de hoogwerker niet zodanig geplaatst, bevestigd of ingericht en/of werd niet zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewenste gebeurtenis, zoals omvallen en/of kantelen, voordoet/voordeed zoveel mogelijk werd voorkomen, aangezien bedoelde hoogwerker – zakelijk weergegeven – niet was voorzien van outriggers om de hoogwerker te stabiliseren en/of niet was voorzien van een mogelijkheid om de wielen te remmen / te blokkeren en/of niet was voorzien van een nivelleringsbel om de hoogwerker waterpas te zetten en/of

- artikel 7.4a lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers had verdachte nagelaten een arbeidsmiddel, te weten de hoogwerker, dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties, zo dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, te keuren,

terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemer [slachtoffer] ontstond of te verwachten was;

2

Zij op of omstreeks 10 februari 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland,

grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en of nalatig heeft gehandeld door gevelreinigingswerkzaamheden met een hogedrukspuit te laten verrichten met een hoogwerker door [slachtoffer] terwijl,

- in strijd met de gebruikshandleiding van de hoogwerker (Genie Easy-Up EU-19P AC-DC) geen outriggers aanwezig waren en/of geen mogelijkheid aanwezig was om de wielen te remmen/blokkeren en/of

- genoemde hoogwerker zodanig was opgesteld dat omvallen en/of kantelen niet werd voorkomen aangezien deze niet was voorzien van outriggers om de hoogwerker te stabiliseren en/of de mogelijkheid om de wielen te remmen en/of te blokkeren en/of niet was voorzien van een nivelleringsbel om de hoogwerker waterpas te zetten en/of

- genoemde hoogwerker niet gekeurd was en/of in slechte staat was en/of incompleet was en/of

- aan die [slachtoffer] voor het uitvoeren van die werkzaamheden geen, in elk geval onvoldoende, instructie te geven inhoudende dat bij het verrichten van werkzaamheden in de hoogwerker outriggers gebruikt moeten worden en/of de hoogwerker waterpas gezet moet worden en/of genoemde [slachtoffer] niet beschikte over het vereiste IPAF Certificaat Categorie 1a voor het bedienen van die hoogwerker

- onvoldoende toe te zien dat de hoogwerker tijdens die werkzaamheden op de juiste (voorgeschreven) wijze werd gebruikt,

waardoor het aan haar schuld te wijten is dat dat [slachtoffer] bij het gebruik van die hoogwerker voor die gevelreinigingswerkzaamheden met een hogedrukspuit ten val is gekomen, waardoor [slachtoffer] zodanig letsel, te weten meerdere schedelbreuken en/of bloedingen rondom de hersenen en/of verlies van hersenweefsel door het rechteroor, heeft bekomen dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.