13 Beslissing
De rechtbank:
verklaart de gedelegeerd Europees aanklager ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 197 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 mei 2025.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in de periode van l april 2020 tot en met 31 december 2021 te Zutphen en/of Lochem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie die bestond uit een samenwerkingsverband tussen natuurlijke personen en rechtspersonen, waarvan verdachte en/of [naam bedrijf 1] . en een of meer andere rechtspersonen (zoals [naam bedrijf 2] , [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 5] ) deel uitmaakten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
• (telkens) een aangifte(n) omzetbelasting niet, althans niet binnen de daarvoor gestelde termijn doen, terwijl dit feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven (artikel 69 lid 1, 2 AWR)
• (telkens) als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot
- het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, deze niet, onjuist of
Onvolledig verstrekken en/of
- het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze niet voor dit doel beschikbaar stellen en/of
- het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, een zodanige administratie niet voeren en/of
- het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers en deze niet bewaren
terwijl deze feiten/dit feit ertoe strekken/strekt dat te weinig belasting wordt geheven
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam bedrijf 1] op een of meer tijdstippen in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31
december 2021, te Zutphen en/of Lochem, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), telkens opzettelijk, een of meerdere bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
de aangifte(n) voor de omzetbelasting over het tweede, derde en vierde kwartaal van 2020 en het eerste, tweede en derde kwartaal van 2021 niet, althans niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft/hebben gedaan,
terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven
terwijl hij, verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam bedrijf 1] in de periode van 27 juli 2021 tot en met 5 mei 2023, te Zutphen en/of Lochem, althans in Nederland, als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot:
- het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, deze niet, onjuist of onvolledig heeft verstrekt en/of
- het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze niet voor dit doel beschikbaar heeft gesteld en/of
- het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of
- het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, en deze niet heeft bewaard
terwijl deze feiten/dit feit ertoe strekken/strekt dat te weinig belasting wordt geheven,
terwijl hij, verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.