Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV7172

Rechtbank 's-Gravenhage
22-02-2012
28-02-2012
392428 - HA ZA 11-1244
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Overheid (provincie) stelt vordering tot schadevergoeding in wegens het niet tijdig nakomen van een aanschrijving tot het verleggen van kabels.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 392428 / HA ZA 11-1244

Vonnis van 22 februari 2012

in de zaak van

het rechtspersoonlijkheid bezittende orgaan

DE PROVINCIE ZUID-HOLLAND,

gevestigd te 's-Gravenhage,

eiseres,

advocaat mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WESTLAND INFRANET BEHEER B.V.,

gevestigd te Poeldijk,

gedaagde,

advocaat mr. R. Voogt te Amsterdam.

Partijen worden hierna de provincie en WIB genoemd.

1.De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 4 april 2011 met 11 producties,

- de conclusie van antwoord met 3 producties,

- het tussenvonnis van 15 juni 2011, waarbij een comparitie van partijen is bevolen,

- het proces-verbaal van comparitie van 11 oktober 2011,

- de brief van 14 november 2011 van mr. Voogt met enkele aanvullingen op het proces-verbaal.

1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.WIB is een door de Minister aangewezen netbeheerder die is belast met het beheer van het elektriciteits- en gastransportnet in de regio Westland en Midden-Delftland.

2.2.De provincie heeft aan WIB een ontheffing verleend van de Wegenverordening Zuid-Holland, zodat het WIB is toestaan om langs de provinciale wegen de tot haar netten behorende kabels en leidingen te laten liggen.

2.3.Op 12 juni 2006 heeft de provincie WIB een brief gezonden en aangezegd dat WIB in verband met herstelwerkzaamheden voor de stabiliteit van de Maasdijk aan de N 220, haar kabels en leidingen moet verwijderen of verleggen. In de brief is voorts opgenomen:

"Deze werkzaamheden bestaan uit het plaatsen van damwanden langs de noordzijde van het dijklichaam op drie locaties. De locaties zijn als volgt:

- Locatie 1: tussen km 5.900 en km 6.100

- Locatie 2: tussen km 6.400 en km 6.500

- Locatie 3: tussen km 5.500 en km 5.700

Volgens onze planning zullen de werkzaamheden uiterlijk uitgevoerd zijn per 9 juli 2006. (...)

Wij wijzen u erop dat voor nieuwe tracés, voorafgaand aan uitvoering, goedkeuring moet worden verkregen van de dienst Beheer Infrastructuur van de provincie Zuid-Holland, op dezelfde wijze als wanneer nieuwe kabels of leidingen worden gelegd (...)."

2.4.Op 25 juli 2006 heeft WIB de navolgende brief aan de provincie gestuurd:

"Met deze brief delen wij u mee dat Provincie Zuid-Holland (...) opdracht heeft gegeven tot het verleggen van kabels en leidingen onder de naam 'Herstelwerkzaamheden stabiliteit Maasdijk'. Volgens uw planning zullen de werkzaamheden uitgevoerd zijn per 9 juli 2006.

14 juni 2006 heeft u onze medwerker, de heer [A], telefonisch meegedeeld dat op 29 juni 2006 wordt aangevangen met de door uw geprojecteerde werkzaamheden.

De werkzaamheden zijn volgens bovengenoemde brief opgesplitst in drie locaties. Door haar flexibele inzet en nauwe samenwerking met uw uitvoerder, de heer [B], heeft Westland Energie Infrastructuur B.V. op locatie 1 en 2 tijdig maatregelen kunnen treffen voor haar kabels en leidingen ten behoeve van een ongestoorde voortgang van uw project.

Na de bouwvak wordt door uw aannemer aangevangen met de werkzaamheden op locatie 3. Hier kruisen diverse laag- en hoogspanningskabels uw geprojecteerde damwanden. Gevolg hiervan is dat er nieuwe kabeltracés gelegd dienen te worden waarvoor vergunningen aangevraagd dienen te worden bij uw instantie en het Hoogheemraadschap.

Westland Energie Infrastructuur B.V. heeft voor het uitvoeren van deze werkzaamheden materialen nodig die momenteel niet voorradig zijn. Tevens zijn onze aannemers momenteel ook met de bouwvak.

Derhalve willen wij u erop wijzen dat, gezien het zeer korte tijdstracé bestek, tussen aanvang van werkzaamheden en het kenbaar maken aan Westland Energie Infrastructuur B.V., wij een discrepantie zien ontstaan op locatie 3. Dit is met name het omleggen van onze hoogspanningskabel, gesitueerd bij de brughoek Maasdijk/Blauwe Hek. Er is ons alles gelegen om in zo goed mogelijk overleg de voortgang te bewerkstelligen.

Om een ongestoorde voortgang vanuit Westland Energie Infrastructuur B.V. te garanderen verwachten wij dit in week 39 te kunnen realiseren.

Wij gaan ervan uit u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben en zien uw reactie met belangstelling tegemoet."

2.5.Bij e-mailbericht van 20 september 2006 heeft de provincie aan WIB bericht dat zij op 18 september 2006 hun werkzaamheden niet hebben kunnen uitvoeren, omdat WIB wel de middenspanningskabels buiten bedrijf had gezet, maar de hoogspanningskabel nog intact was. Medegedeeld wordt dat de aannemer daarom gedwongen is om opnieuw een avond in te plannen voor de uitvoering van deze werkzaamheden.

2.6.Bij brief van 21 september 2006 heeft de provincie aan WIB bericht dat de aannemer extra werk heeft moeten verrichten als gevolg van het niet tijdig verleggen van de kabels en dat zij dit meerwerk bij WIB in rekening zullen brengen.

2.7.De provincie heeft op 25 juni 2007 een factuur ten bedrage van € 32.836,19 aan WIB verstuurd. WIB heeft deze factuur ondanks herhaalde aanmaning onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.De provincie vordert samengevat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van WIB tot betaling van € 44.723,45, vermeerderd met wettelijke (handels)rente en kosten.

3.2.De provincie legt aan haar vordering ten grondslag dat WIB de haar gegeven opdracht niet (behoorlijk) is nagekomen en om die reden toerekenbaar tekortgeschoten is. Zij vordert deswege vergoeding van de door haar geleden schade. Op de comparitie heeft zij voorts betoogd dat WIB onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet tijdig aan de aan haar opgedragen maatregelen te voldoen.

3.3.WIB voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.WIB heeft als meest verstrekkend verweer naar voren gebracht dat tussen partijen geen privaatrechtelijke overeenkomst is tot stand gekomen, zodat de vordering van de provincie, voor zover gegrond op art. 6:74 BW, op een onjuiste grondslag berust. De provincie heeft gesteld dat de aanzegging, verzonden op 12 juni 2006, moet worden beschouwd als een overeenkomst van opdracht.

4.2.Naar het oordeel van de rechtbank kan de aanzegging niet worden gekwalificeerd als een privaatrechtelijke overeenkomst van opdracht. De aanzegging berust immers op de aan WIB door de provincie verleende ontheffing, die op haar beurt is geregeld in de Wegenverordening Zuid-Holland. Uit de aanzegging blijkt dan ook niet van een aanbod van de provincie waarbij aan WIB de vrijheid wordt gelaten om deze al dan niet te aanvaarden. De verplichting voor WIB om haar kabels te verleggen, dan wel buiten gebruik te stellen, berust derhalve niet op onderlinge wilsovereenstemming, maar op de door de provincie aan WIB verleende ontheffing. De vraag naar de grondslag van de door de provincie ingestelde vordering tot schadevergoeding kan overigens in het midden blijven, nu WIB op zichzelf niet heeft bestreden dat zij verplicht was om (tijdig) tot verlegging van haar kabels gelegen bij de N220 over te gaan. Zij heeft echter betwist dat de verlegging niet tijdig is geschied.

4.3.De rechtbank begrijpt uit de stellingen van de provincie - mede in het licht van hetgeen zij daarover heeft verklaard ter comparitie - dat zij er vanuit ging dat WIB op of omstreeks 6 september 2006 (week 36) haar kabels op de door partijen als "locatie 3" aangeduide plaats zou hebben verlegd, dan wel buiten gebruik zou hebben gesteld. Dat bleek toen echter niet het geval. Volgens de provincie is met name toen schade ontstaan, doordat de aannemer niet door kon en later heeft moeten terugkeren. De aannemer heeft hiervoor meerwerk in rekening gebracht. Deze kosten vordert de provincie als vertragingsschade bij WIB. Daarnaast is een deel van de schade het gevolg van het feit dat op 18 september 2006 WIB ook niet aan de hernieuwde afspraak had voldaan om de kabels te verleggen, dan wel buiten gebruik te stellen. De kern van onderhavig geschil is derhalve de vraag of WIB gehouden was om op of omstreeks 6 september 2006, dan wel op 18 september 2006 aan haar verplichtingen jegens de provincie te voldoen. De rechtbank overweegt hierover het navolgende.

4.4.Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat tussen partijen vast dat noch in de ontheffing noch in de aanzeggingsbrief aan WIB een termijn is genoemd waarbinnen zij de maatregelen uiterlijk had moet treffen. Daarentegen is er tussen partijen wel voortdurend gesproken over de voortgang van het door de provincie uit te voeren werk. Zo is er op 5 april 2006 een kabel- en leidingenoverleg geweest over het project. De planning van de werkzaamheden was toen echter niet bekend. Volgens de aanzegging (met datum 12 juni 2006) zou de provincie haar werkzaamheden op 9 juli 2006 reeds uitgevoerd hebben. In het nadien op 14 juni 2006 gevoerde telefoongesprek heeft de provincie echter aangegeven dat de werkzaamheden op 29 juni 2006 zouden starten. Op 25 juli 2006 heeft WIB aan de provincie schriftelijk bericht dat zij een vertraging verwachtte in de uitvoering van de door haar te treffen maatregelen op locatie 3. WIB gaf toen aan te verwachten in week 39 wel alle benodigde maatregelen te kunnen treffen. De provincie heeft op deze brief niet gereageerd.

4.5.De provincie heeft op de comparitie verklaard dat zij er vanuit ging dat nadat op 17 augustus 2006 met spoed een vergunning aan WIB was afgegeven, WIB alsnog haar werkzaamheden op locatie 3 tijdig zou kunnen uitvoeren, omdat WIB wist dat de aannemer van de provincie rond 4 tot 7 september 2006 op locatie 3 zou uitkomen. De provincie heeft hierover niet met WIB gecorrespondeerd. Op 6 of 7 september 2006 bleek vervolgens dat WIB de kabels niet had verlegd, dan wel buiten gebruik had gesteld. De aannemer van de provincie heeft toen één plank van de aan te brengen damwand overgeslagen en is verder gegaan met het slaan van de damwand. Met WIB is vervolgens afgesproken dat de aannemer op 18 september 2006 (week 39) zou terugkeren om alsnog het ontbrekende deel van de damwand in te slaan. Op 18 september 2006 ontstond echter onduidelijkheid over één van de kabels. De provincie dacht toen dat er nog stroom op stond, hetgeen niet het geval bleek te zijn, waarna de werkzaamheden zijn hervat.

4.6.Uit het voorgaande volgt in de eerste plaats dat WIB er geen verwijt van kan worden gemaakt dat zij op 18 september 2006 de stroom niet heeft uitgeschakeld. De stroom was toen immers wèl uitgeschakeld. De rechtbank neemt daarbij nog in aanmerking dat WIB er op heeft gewezen dat zij die dag de provincie per e-mail heeft bericht dat de kabels buiten bedrijf waren gesteld en daarbij het telefoonnummer van de uitvoerder had vermeld, zodat de provincie bij problemen contact kon opnemen, hetgeen zij heeft nagelaten.

De rechtbank is voorts van oordeel dat WIB evenmin schadeplichtig is voor de vertraging die is opgetreden op of omstreeks 6 september 2006. Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden blijkt immers dat de provincie WIB op geen enkel moment een concrete - schriftelijke - termijn heeft gesteld waaraan zij aan haar verplichtingen diende te voldoen. Van enige overschrijding van een door de provincie gestelde termijn is derhalve geen sprake. Daar komt nog bij dat het op grond van de brief van 25 juli 2006 van WIB voor de provincie duidelijk had moeten zijn dat WIB eerst in week 39 verwachtte alle benodigde maatregelen te hebben kunnen treffen. Van een ondubbelzinnige toezegging van WIB dat zij rond 6 september alle benodigde maatregelen zou hebben getroffen is evenmin gebleken. Om die redenen had het op de weg van de provincie gelegen om, wanneer zij WIB wilde houden aan een datum op of omstreeks 6 september 2006, zij WIB daarvan schriftelijk op de hoogte had gesteld, met de vermelding dat wanneer WIB in gebreke zou blijven, zij aansprakelijk zou worden gesteld voor de daaruit bij de provincie voortvloeiende schade. Nu de provincie dit heeft nagelaten, kan niet worden aangenomen dat WIB op of omstreeks 6 september 2006 schadeplichtig is geworden.

4.7.Het voorgaande voert tot de slotsom dat de vorderingen van de provincie zullen worden afgewezen. De provincie zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WIB worden begroot op:

- griffierecht 1.181,00

- salaris advocaat 1.788,00 (2 punten × tarief € 894,00)

Totaal € 2.969,00

5.De beslissing

De rechtbank

5.1.wijst de vorderingen af,

5.2.veroordeelt de provincie in de proceskosten, aan de zijde van WIB tot op heden begroot op € 2.969,00,

5.3.verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. I. Brand en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.