3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, gaat de rechtbank bij de beoordeling uit van de volgende feiten:
- Mevrouw [naam 2] heeft in april 2011 een relatie gekregen met de heer [naam 3] .
- Op 3 oktober 2013 is voor notaris [naam 4] te [woonplaats 3] het levenstestament van mevrouw [naam 2] gepasseerd, waarin mevrouw [naam 2] haar oudste dochter, eiseres sub 2, heeft gevolmachtigd om zowel haar vermogensrechtelijke als niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen indien sprake is van wilsonbekwaamheid aan haar zijde.
- Op 16 november 2015 is het huwelijk tussen de heer [naam 3] en mevrouw [naam 2] voltrokken.
- Op 14 januari 2016 is voor notaris [naam 1] te [woonplaats 2] het testament van mevrouw [naam 2] gepasseerd, waarin de beide dochters van mevrouw [naam 2] zijn onterfd en de heer [naam 3] is benoemd tot enige en algehele erfgenaam van mevrouw [naam 2] . Tevens is bepaald dat in geval van echtscheiding of een verzoek daartoe in plaats van de heer [naam 3] gedaagde tot erfgenaam wordt benoemd.
- Op 14 januari 2016 heeft mevrouw [naam 2] een door de heer [naam 3] geschreven verklaring ondertekend, waarin zij alle door haar aan haar oudste dochter verleende volmachten per direct intrekt.
- Op 13 april 2016 heeft de jongste dochter van mevrouw [naam 2] , eiseres sub 3, de rechtbank verzocht om het op 16 november 2015 aangegane huwelijk van haar moeder nietig te verklaren. Eiseres sub 2, de oudste dochter, heeft een instemmingsverklaring met betrekking tot dit verzoek ingediend.
- Op 15 april 2016 concluderen neuroloog [naam 5] en specialist oudergeneeskunde [naam 6] in hun naar aanleiding van het onderzoek van mevrouw [naam 2] opgemaakte verslag dat bij mevrouw [naam 2] sprake is van een gevorderd dementiesyndroom met een opvallend progressief verloop.
- Op 14 juni 2016 is mevrouw [naam 2] in bewaring gesteld krachtens de Wet BOPZ en opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
- Bij beschikking d.d. 14 september 2016 is mevrouw [naam 2] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, waarbij eiseres sub 1 tot curatrice is benoemd.
- Op 6 december 2016 is door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, het huwelijk van mevrouw [naam 2] met de heer [naam 3] nietig verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat op grond van de feiten, alsmede het door de deskundige [naam 7] uitgebrachte rapport is komen vast te staan dat de geestvermogens van de vrouw ten tijde van het sluiten van het huwelijk op 16 november 2015 reeds zodanig waren gestoord dat zij niet in staat was haar wil te bepalen en de betekenis van haar verklaring te begrijpen.
- Bij beschikking d.d. 8 augustus 2017 heeft de kantonrechter het verzoek van mevrouw [naam 2] en haar curatrice tot het verlenen van een machtiging om het testament d.d. 14 januari 2016 te herroepen afgewezen, omdat mevrouw [naam 2] gelet op haar geestelijke toestand niet meer in staat is om alsnog een testament op te maken. Ten aanzien van het verzoek om voor recht te verklaren dat het testament van 14 januari 2016 nietig is, heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard.
- Op 5 oktober 2017 heeft het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch het hoger beroep van de heer [naam 3] ter zake de nietigverklaring van het huwelijk verworpen.
- Bij beschikking d.d. 18 april 2018 is, op verzoek van de eiseres sub 1, de curatrice, de gemeenschap van goederen opgeheven.
- Op 19 oktober 2018 heeft de Hoge Raad het beroep van de heer [naam 3] ter zake de nietigverklaring van het huwelijk verworpen.