10 De beslissing
De rechtbank:
- -
spreekt verdachte vrij van de impliciet primair ten laste gelegde moord;
- -
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
doodslag;
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
De benadeelde partijen
[benadeelde partij 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 2.120,94 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.094,38 vanaf 31 maart 2019 en over een bedrag van € 26,56 vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van € 32.500,00, ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] € 34.620,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.094,38 vanaf 31 maart 2019 en over een bedrag van € 32.526,56 vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 162 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 2.107,01 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.095,08 vanaf 31 maart 2019 en over een bedrag van € 11,93 vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van € 32.500,00, ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] € 34.607,01 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.095,08 vanaf 31 maart 2019 en over een bedrag van € 32.511,93 vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 162 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van € 7.500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] € 7.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 36 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet‑ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet‑ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Schnitzler en mr. Verschuren, rechters, in tegenwoordigheid van Van der Gaag, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 november 2019.