RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: BRE 21/1802 WABOA
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2022 in de zaak tussen
[naam eiser 1]
, [naam eiser 2] en [naam eiser 3], te [plaatsnaam] , eisers,
gemachtigde: mr. V.Ch. Swane,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2019 (primair besluit) is er een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een bedrijfsgebouw aan het adres [adres] 4 te [plaatsnaam] . Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
In het besluit van 27 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is gelijktijdig met de beroepszaak geregistreerd onder nummer BRE 21/1998 GEMWT besproken op de zitting van de rechtbank op 22 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser, de gemachtigde van eisers, [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] namens het college.
Overwegingen
1.1.
Bij besluit van 4 juli 2019 (primair besluit) is er en omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een bedrijfsgebouw aan het adres [adres] 4 te [plaatsnaam] .
1.2.
Op 3 juni 2020 hebben eisers bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.3.
Bij brief van 22 juni 2020 heeft het college eisers laten weten dat zij van mening zijn dat het bezwaarschrift buiten de termijn is ingediend. Eisers zijn in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven. Eisers hebben op 30 juni 2020 de reactie op de brief ingediend.
1.4.
De commissie bezwaarschriften (de adviescommissie) heeft het college op 19 oktober 2020 geadviseerd om het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren.
1.5.
Op 14 oktober 2020 hebben eisers het college in gebreke gesteld. Bij besluit van 27 oktober 2020 heeft het college het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers het bezwaarschrift te laat hebben ingediend.
1.6.
Bij brief van 11 januari 2021 hebben eisers de rechtsopvolger van het college, het college van de gemeente Oisterwijk, in gebreke gesteld.
1.7.
Bij brief van 27 januari 2021 heeft het college van de gemeente Oisterwijk het besluit van 27 oktober 2020 (bestreden besluit) alsnog naar eisers toegezonden, omdat niet te achterhalen was dat het bestreden besluit op de juiste wijze bekend was gemaakt.
In het bestreden besluit is het bezwaar van eisers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.8.
Op 10 maart 2021 hebben eisers beroep ingesteld.
2. Aan de orde is de vraag of het college op goede gronden het bezwaar van eisers kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. Eisers zijn van mening dat het ingediende bezwaarschrift ontvankelijk is, omdat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In de nakoming van toezeggingen die eerder door het college waren gedaan zijn eisers misleid en hebben zij niet de juiste voorlichting gekregen. Daarnaast was er sprake van een gebrekkige publicatie, omdat daarin geen adres was opgenomen maar slechts een perceelnummer.
4.1.
Op grond van artikel 6:6, onder aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien er niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van bezwaar of beroep.
Bekendmaking van het besluit
4.2.
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
4.3.
Het (primaire) besluit is op 4 juli 2019 verzonden naar de aanvrager van de vergunning, [naam aanvrager vergunning] . Naar oordeel van de rechtbank is het besluit op deze manier op 4 juli 2019 op de juiste wijze bekend gemaakt. Immers, het besluit is naar de aanvrager van de vergunning verzonden, zoals omschreven in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
Is het bezwaar tijdig ingediend?
4.4.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Awb zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de bezwaartermijn aan met ingang van de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend als deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
4.5.
De bezwaartermijn is gaan lopen op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, dus op 5 juli 2019. De bezwaartermijn is zes weken later op 15 augustus 2019 geƫindigd. Tussen partijen staat vast dat het bezwaarschrift op 3 juni 2020 is ingediend. Het bezwaarschrift is derhalve ingediend na afloop van de gestelde termijn.
Is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding?
4.6.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift de niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.7.
Eisers stellen zich op het standpunt dat het ingediende bezwaarschrift ontvankelijk is, omdat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De publicatie van de omgevingsvergunning is naar mening van eisers gebrekkig, omdat alleen een kadastraal perceelnummer en geen adres in de publicatie is opgenomen.
De adviescommissie heeft zonder zitting advies uitgebracht aan het college, terwijl er uitdrukkelijk is aangegeven dat eisers graag gehoord wilden worden. Als er wel een hoorzitting had plaatsgevonden, dan zou het advies van de adviescommissie anders zijn geweest.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat het college het primaire besluit op 11 juli 2019 heeft gepubliceerd in het (digitale) Gemeenteblad van de gemeente [plaatsnaam] . In de publicatie stond de verzenddatum van het besluit en binnen welke termijn, na verzending van het besluit, er bezwaar kon worden gemaakt. Tussen partijen staat vast dat eisers het bezwaarschrift te laat, namelijk op 3 juni 2020, hebben ingediend.
Naar oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiseres had, zoals het college heeft gesteld, tijdig kennis kunnen nemen van het besluit. Het besluit was immers digitaal gepubliceerd. Daarnaast is de rechtbank ook van oordeel dat in de dikgedrukte titel van de publicatie van de verleende omgevingsvergunning stond vermeld dat het ging om de bouw van een loods aan het perceel [adres] 4 te [plaatsnaam] . De rechtbank kan het college dan ook volgen in het standpunt dat eisers in een eerder stadium kennis konden nemen van het bouwplan en de verleende vergunning. Het bezwaarschrift had tijdig kunnen worden ingediend. Dit lijdt niet tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
Daarnaast is het rechtbank van oordeel dat gelet op artikel 7:3, onder aanhef en onder a, van de Awb van horen kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. De adviescommissie kon naar oordeel van de rechtbank van horen afzien, nu er geen twijfel bestaat over de vraag of het bezwaar niet-ontvankelijk is. Het bezwaarschrift was te laat ingediend en de gronden van bezwaar hebben niet tot een andere conclusie kunnen leiden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 3 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bijlage
Algemene wet bestuursrecht:
Op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Op grond van artikel 3:41, eerste lid van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Op grond van artikel 6:6, onder aanhef en sub a, van de Awb kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht of aan enig ander bij wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep.
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring achterewege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Op grond van artikel 7:3, onder aanhef en sub a, van de Awb kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is.