proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 augustus 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[namen verzoekers], uit [woonplaats verzoekers], verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek (het college).
Zitting
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker [naam verzoeker] en [namen vertegenwoordigers] namens het college.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van 5 juli 2022 (bestreden besluit) tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan verzoekers moet vergoeden.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. De voorzieningenrechter heeft beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het bestreden besluit waarbij aan de gemeente Hilvarenbeek een omgevingsvergunning is verleend voor het aanleggen van een tijdelijke bouwweg voor 12 maanden ten behoeve van de bouw van 84 woningen ([naam bouwproject]). Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Uit het memo van Anteagroup van 12 augustus 2022, dat na het bestreden besluit is opgesteld, volgt dat er voor de bouwweg meerdere alternatieven zijn met een gelijkwaardig resultaat en aanmerkelijk minder bezwaren1, waarbij het bouwverkeer niet door de woonwijk gaat.
3.2
De gemeente zelf acht een bouwweg die door de woonwijk gaat, zoals nu het geval is, eigenlijk niet wenselijk vanwege de verkeersveiligheid en veel jonge en schoolgaande kinderen in de wijk. Uit het memo van Anteagroup blijkt dat de huidige bouwweg grotendeels overeenkomt met variant 5, die ook door de woonwijk gaat en de laagste score heeft. Deze variant is dus vanwege diverse aspecten de slechtste optie van alle varianten.
3.3
De overige varianten betreffen bouwwegen aan de zuidkant van de woonwijk waarbij het bouwverkeer niet door de wijk hoeft. Voor de varianten 3 en 4 is inmiddels toestemming verleend van de grondeigenaren om op hun grond een tijdelijke bouwweg aan te leggen. Daarmee zijn de eerdere belemmeringen voor deze varianten weggenomen. Daarnaast heeft een gemachtigde van het college ter zitting laten weten dat het college erover nadenkt om ten behoeve van het uitzicht en om tegemoet te komen aan de bezwaren van omwonenden een groenstrook aan te leggen.
3.4
Voor wat betreft de mogelijke vertraging van de bouwwerkzaamheden en de daarmee samenhangende kosten overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Het college heeft al op 7 juni 2022 een omgevingsvergunning verleend voor een tijdelijke bouwweg ten zuiden van de woonwijk (variant 4), waarvoor inmiddels geen belemmeringen meer zijn. Bovendien heeft een gemachtigde van het college ter zitting laten weten dat het mogelijk is om voor een andere variant op korte termijn en met spoed een omgevingsvergunning aan te vragen en te verlenen. Hierdoor kan de vertraging beperkt worden.
3.5
Het voorgaande betekent dat het college vanwege betere alternatieven het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd, zodat het /de omgevingsvergunning voor een tijdelijke bouwweg op de huidige locatie niet op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo2 in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 11, van Bijlage II van het Bor3 heeft kunnen verlenen. Omdat de voorzieningenrechter ervan overtuigd is dat het motiveringsgebrek niet na heroverweging in de beslissing op bezwaar hersteld kan worden, ziet zij aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Conclusie en gevolgen
4.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft als voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
4.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht aan verzoekers vergoeden.
4.3
Verzoekers hebben geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2022 door mr. R.A. Karsten-Badal, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M.H.C. van Spreuwel, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
1 Zie bijvoorbeeld AbRS 13 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:787), AbRS 18 november 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2747) en AbRS 23 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:844).