Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2022:5316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
15-09-2022
15-09-2022
02-066322-21
Strafrecht
Op tegenspraak

Verdachte is vrijgesproken van (medeplegen van) (gewoonte)witwassen van geldbedragen (tot in totaal 117.000 euro) en van een auto. Verdachte ontkent en uit het dossier blijkt niet dat verdachte wetenschap had of moest hebben dat genoemde bedragen en auto (deels) van misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft een verklaring afgelegd die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is, maar die door het O.M. bewust niet nader is onderzocht, waardoor de rechtbank de juistheid van die verklaring niet kan controleren.

Gelet op integrale vrijspraak en het feit dat de ovj niet kenbaar heeft gemaakt dat zij voornemens is een ontnemingsvordering aanhangig te maken, heft de rechtbank het conservatoir beslag op een andere auto op.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02/066322-21

vonnis van de meervoudige kamer van 15 september 2022

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]

wonende te [adres]

raadsman mr. S.J. van Galen, advocaat te Hoorn

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander in de periode van januari 2018 tot en met juni 2020 geldbedragen en een auto heeft witgewassen en van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van de tenlastegelegde geldbedragen en auto’s. Zij verwijst voor het bewijs daarvan naar de bewijsmiddelen en de overwegingen van de rechtbank in het vonnis van de partner van verdachte, [naam] , hierna [naam] .

Door [naam] is een aantal contante (omvangrijke) stortingen gedaan op zijn bankrekening, volgens [naam] afkomstig van geldbedragen die hij van zijn vader als gift zou hebben gekregen dan wel van gokwinsten, behaald met de inzet van die giften van zijn vader.

Uit tapgesprekken is gebleken dat die geldbedragen van zijn vader een criminele herkomst hadden, namelijk afkomstig van Opiumwet-feiten, en dat niet alleen [naam] , maar ook verdachte daar wetenschap van hadden. Dat het geld van de vader van [naam] verdiend is met drugsfeiten vindt bevestiging in de afgeluisterde gesprekken tussen verdachte en [naam] , zoals neergelegd in een proces-verbaal van bevindingen van de politie eenheid Rotterdam.

Ook ten aanzien van de storting van € 5.000,= op haar rekening is sprake van het medeplegen van witwassen. Verdachte heeft dit gedaan op verzoek van [naam] . Hij gaf haar 10 biljetten van € 500,= die zij, nadat zij die op haar rekening heeft gestort diezelfde dag nog heeft doorgestort naar de rekening van [naam] . Verdachte wist dat het gebruiken van biljetten van € 500,= een witwastypologie was, zo heeft zij bij de politie verklaard, maar zij heeft verder niet aan [naam] gevraagd hoe hij daaraan kwam.

Gelet hierop is volgens de officier van justitie de enige aanvaardbare verklaring dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn.

Gelet op de lange duur kan het gewoontewitwassen bewezen worden verklaard en kan daarnaast bewezen worden dat sprake is van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam] en verdachte dat sprake is van medeplegen.

Ten aanzien van de Volkswagen Tiguan (hierna Tiguan) met kenteken [kenteken 1] concludeert de officier van justitie dat [naam] en verdachte verhuld hebben wie de rechthebbende van die Tiguan was, terwijl zij wisten dat die Tiguan van misdrijf afkomstig was. Deze auto is gekocht voor een bedrag van € 17.000,= en stond op naam van [naam] . Drie dagen later is de auto op naam van de moeder van [naam] gezet. Uit onderzoek blijkt dat voor deze auto een bedrag van € 9.000,= contant (180 briefjes van € 50,=) door de vader van [naam] is betaald en € 8.000,= via een girale betaling vanaf de bankrekening van verdachte . Verdachte en [naam] wisten dat de vader van [naam] zijn geld verdiende met drugsfeiten. Door de auto vervolgens op een andere naam te zetten dan op naam van de vader van [naam] is de tenaamstelling op naam van een ander dan de werkelijke eigenaar verhuld en hebben [naam] en verdachte daaraan meegewerkt, terwijl zij wisten dat het contante geld van misdrijf afkomstig was. Volgens de officier van justitie hebben zij zich dan ook aan het medeplegen van het witwassen van die auto schuldig gemaakt.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde.

Het medeplegen van het witwassen van het geldbedrag van ruim € 112.000,= baseert de officier van justitie op een paar telefoongesprekken uit juni 2020, kort voor de aanhouding van [naam] . In die gesprekken wordt gesproken over “drugsgelden” en over het profiteren door verdachte en [naam] van dat geld. Uit het dossier blijkt niet op welke wijze verdachte dan geprofiteerd zou hebben van dat geld. Ook al wist verdachte op een gegeven moment van de herkomst van het geld, dat wil nog niet zeggen dat zij iets met die geldbedragen heeft gedaan. Het dossier bevat immers geen bewijs dat zij dat geld voorhanden heeft gehad of daar iets mee gedaan heeft in de periode kort voorafgaand, tijdens of na de gesprekken over het drugsgeld.

Het “profiteren” kan namelijk ook zien op schenkingen van en het betalen van boodschappen door haar schoonouders, welke bedragen los staan van de tenlastegelegde contante geldbedragen die zijn gestort op de bankrekening van [naam] . In dat geval is verdachte geen pleger van het witwassen van de tenlastegelegde geldbedragen en is zij ook geen medepleger, nu uit het dossier niet blijkt op welke wijze een nauwe en bewuste samenwerking zou hebben plaatsgevonden tussen haar en [naam] . Niet blijkt dat zij het op de rekening van [naam] gestorte geld, zoals ten laste gelegd, voorhanden heeft gehad en wat zij met die bedragen heeft gedaan. Daarom dient verdachte van het witwassen van € 112.000 (of enig bedrag dat gestort is op de rekening van [naam] ) te worden vrijgesproken.

Voor het storten van het bedrag van € 5.000,= (in coupures van € 500,=) zijn er contra-indicaties dat dit bedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Dit bedrag is op 3 september 2018 gestort en zij heeft het daarna gelijk overgemaakt op de rekening van [naam] . [naam] heeft aantoonbaar op 31 augustus 2018, dus drie dagen voor de storting, een geldbedrag van

€ 21.116,= gewonnen bij [casino] en [casino] heeft zelf aangegeven dat de 10 coupures van € 500,= die [naam] op 5 september 2018 aan verdachte gaf, afkomstig zouden kunnen zijn van de winst op 31 augustus 2018, nu het destijds niet ongebruikelijk was bij het Casino om winst in coupures van €500,- uit te keren. Het geldbedrag dat verdachte op 3 september 2018 heeft gestort kan dus heel goed afkomstig zijn van de casinowinst van [naam] drie dagen eerder en is dan dus niet onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig. Ook kan niet vastgesteld worden dat het geld middellijk afkomstig is uit enig misdrijf, maar zelfs als dat wel het geval zou zijn kan niet gezegd worden dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op het witwassen van dat geldbedrag. Niet blijkt dat zij toentertijd wist dan wel had moeten weten dat de winst van het casino door inleg van crimineel geld tot stand is gekomen en dat zij door dat geld te storten zich schuldig maakte aan witwassen. Zij kende [naam] op dat moment nog niet zo lang en zij hadden nog maar kort een relatie. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte toen wist dat het geld mogelijk (middellijk dan wel onmiddellijk) crimineel geld was.

Met betrekking tot het vermeende witwassen van de Tiguan, kan volgens de raadsman alleen vastgesteld worden dat verdachte aan deze auto heeft meebetaald door een bankoverschrijving van € 8.000,=. Dat geld is betaald nadat zij kort daarvoor de overwaarde van haar verkochte woning uitbetaald had gekregen. Verdachte is verder niet betrokken geweest bij de aankoop van de Tiguan. Zij was ook niet bij de aankoop aanwezig. Bovendien wist zij niet dat die auto kort na de aankoop op naam van de moeder van [naam] is gezet. Uit het dossier blijkt ook niet dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij de Tiguan zou witwassen door gebruik te maken van deze auto. De raadsman pleit dan ook voor vrijspraak van (het medeplegen van) het witwassen van de Tiguan.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

Verdachte wordt verweten - al dan niet samen en in vereniging met een ander - geldbedragen van € 112.220,= (zijnde het totaal van contante stortingen op rekening(en) van verdachtes partner [naam] ) en van € 5000,= (zijnde een contante storting van 3 september 2018 op de rekening van verdachte van gelden afkomstig van [naam] ) en een Volkswagen Tiguan (kenteken [kenteken 1] ) te hebben witgewassen en van dat witwassen een gewoonte te hebben gemaakt.

Genoemde geldbedragen en auto zouden - onmiddellijk of middellijk - afkomstig zijn uit enig misdrijf en verdachte zou dat geweten hebben, aldus de tenlastelegging.

De Volkswagen Tiguan (kenteken [kenteken 1] )

Verdachte wordt verweten van de Tiguan verhuld te hebben wie rechthebbende op dat voorwerp was en/of dat voorwerp voorhanden te hebben gehad, terwijl zij (en/of haar mededader) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Verdachte heeft over deze auto verklaard dat zij wist dat die auto gekocht ging worden en dat zij aan die auto heeft meebetaald (door € 8.000,= per bank over te maken) omdat zij er ook gebruik van mocht maken. Volgens verdachte zou die auto op naam van haar vriend [naam] komen. Die € 8.000,= waren afkomstig van de uitbetaling door de notaris van de overwaarde van haar verkochte woning. Zij wist verder niet dat er nog € 9.000,= contant was betaald voor deze auto. Zij was ook verder niet betrokken bij de aankoop van die auto en was ook niet aanwezig bij de aankoop bij de autodealer. Ook wist zij niet dat die auto een paar dagen later op naam van de moeder van [naam] is komen te staan.

De rechtbank acht de verklaring van verdachte plausibel. Het strafdossier geeft geen aanleiding om aan die verklaring te twijfelen. Dit impliceert dat de door haar betaalde

€ 8.000,= een legale herkomst had en dat niet gebleken is dat zij enige wetenschap had van de restbetaling, bestaande uit een contante betaling van € 9.000,= door de vader van [naam] . Daardoor kan niet bewezen worden dat verdachte wist (of moest weten) dat de auto deels met geld dat uit misdrijf afkomstig was is aangeschaft.

Evenmin is uit het dossier op te maken dat zij wist dat die auto een paar dagen later op naam van de moeder van [naam] is komen te staan. Voor zover het op een andere naam zetten als een verhullingshandeling zou kunnen worden beschouwd in het licht van het aanschaffen van die auto met deels door misdrijf verkregen geld, kan niet bewezen worden verdachte daar wetenschap van had. Dat haar vriend [naam] die wetenschap wellicht wel had, doet hier niet aan af.

De conclusie van de rechtbank is dan ook dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de Tiguan heeft witgewassen op de wijze zoals is ten laste gelegd.

Het geldbedrag van € 5.000,=

Verdachte wordt verweten bovengenoemd geldbedrag van € 5.000,= te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad, te hebben overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven geldbedragen gebruik te hebben gemaakt, terwijl zij (en/of haar mededader) wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Uit het dossier valt op te maken dat verdachte op 3 september 2018 een bedrag van

€ 5.000.= heeft gestort op haar [banknaam] bankrekening en datzelfde bedrag op dezelfde dag weer heeft overgemaakt naar de [banknaam] bankrekening van haar vriend [naam] .

Verdachte heeft hierover op 12 augustus 2020 schriftelijk verklaard naar aanleiding van een eerdere brief van de [banknaam] dat zij eind april 2018 [naam] had leren kennen en dat [naam] haar op een gegeven moment vroeg of zij € 5.000,=, bestaande uit 10 bankbiljetten van € 500,=, op haar rekening wilde storten en dat hij, toen zij dat gedaan had, had gevraagd of zij dat direct naar zijn rekening wilde overmaken. Dat heeft zij toen gedaan zonder het idee te hebben dat daar iets mis mee was.

Op 22 december 2020 heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat [naam] daar een goede uitleg voor had toen hij dat aan haar vroeg.

Uit het dossier valt daarnaast ook op te maken dat [naam] op 31 augustus 2018, dus 3 dagen vóór de storting van genoemde 10 bankbiljetten van € 500,=, een bedrag van ruim

€ 21.000 ,= had gewonnen bij [casino] en dat hij toen bij de uitbetaling in elk geval 10 bankbiljetten van € 500,= had ontvangen (pagina 251). Op 2 september 2018 cashte verdachte bij [casino] een bedrag van € 21.446,= en kreeg hij aan de kassa bij zijn uitbetaling 30 bankbiljetten van € 500,= (pagina 258).

Verdachte heeft op zitting nog aan haar eerdere verklaring toegevoegd dat zij ten tijde van die storting van de 10 bankbiljetten wist dat verdachte gokte in casino’s en dat het casino in die tijd nog uitbetaalde in biljetten van € 500,=. Door het Casino is verklaard dat zij tot in 2019 betaalden met coupures van € 500,--

Dat het geldbedrag dat verdachte op 3 september 2018 heeft gestort afkomstig kan zijn van de casinowinst van [naam] van enkele dagen eerder, en dan dus niet onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is, acht de rechtbank niet onaannemelijk.

Daarnaast valt niet vast te stellen of het geld dat verdachte stortte dan middellijk uit enig misdrijf afkomstig was, namelijk door de inleg van geld dat uit misdrijf afkomstig was, maar zelfs als dat zo zou zijn, blijkt niet uit het dossier dat verdachte daar ten tijde van de storting in 2018 wetenschap van moet hebben gehad. Die mogelijke wetenschap bij verdachte over geld dat uit misdrijf afkomstig was, kan namelijk pas worden vastgesteld ten tijde van de telefoongesprekken die verdachte eind mei en juni van 2020 met [naam] had, met name in de gesprekken van 23 juni 2020 waarin over drugsgeld van de vader van [naam] wordt gesproken.

De rechtbank zal verdachte dan ook van het witwassen van het geldbedrag van € 5.000,= vrijspreken.

Het geldbedrag van Є 112.220,=

Verdachte wordt tot slot verweten geldbedragen van in totaal € 112.220,= te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad, te hebben overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven geldbedragen gebruik te hebben gemaakt, terwijl zij (en/of haar mededader) wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) geheel — onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

De rechtbank stelt voorop dat het genoemde geldbedrag van € 112.220,= het totaal van contante stortingen op rekening(en) van verdachtes partner [naam] betreft. Die stortingen begonnen volgens het dossier op 27 januari 2018. Ervan uitgaande dat verdachte [naam] pas eind april 2018 heeft leren kennen, zouden bedragen die zijn gestort vóór eind april 2018 (volgens de rechtbank betreft dat een totaalbedrag van € 9.650,=) niet betrokken mogen worden bij een eventueel witgewassen bedrag, omdat verdachte [naam] toen nog niet kende en dus sowieso geen wetenschap kan hebben gehad van de stortingen die worden gedaan op de rekeningen van [naam] .

Nu niet bewezen kan worden dat een bedrag van in totaal € 112.220,= is witgewassen, dient de rechtbank te beoordelen of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om bewezen te verklaren dat “een of meer geldbedragen”, zoals in de tenlastelegging is opgenomen, zijn witgewassen.

Zoals hiervoor al is overwogen, heeft voor de overige stortingen (van na eind april 2018) te gelden dat de mogelijke wetenschap bij verdachte over geld dat uit misdrijf afkomstig was, pas kan worden vastgesteld ten tijde van de telefoongesprekken die verdachte eind mei en juni van 2020 met [naam] had, met name in de gesprekken van 23 juni 2020 waarin over drugsgeld van de vader van [naam] wordt gesproken. Wanneer die mogelijke wetenschap dan is ontstaan, wordt uit het dossier niet duidelijk.

Verdachte heeft over haar bankrekening verklaard dat [naam] vaak zijn salaris en vakantiegeld daarop stortte, zodat zij daarmee zijn huur kon betalen en voor hem kon sparen. Als zij ruzie met hem had, stortte zij vaak bedragen terug op de rekening van [naam] . Dit heeft zij al verklaard in augustus 2020 in een brief aan de [banknaam] .

Die verklaring van verdachte is concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Het Openbaar Ministerie heeft die verklaring niet nader onderzocht. De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie (c.q. de politie) er bewust voor heeft gekozen om de inkomsten van verdachte (vanuit haar werkzaamheden bij [casino] ) en ook de bankrekeningen van verdachte niet op te nemen in het dossier.

De rechtbank kan de juistheid van de verklaring van verdachte daarom niet controleren, nu het dossier – los van wat de eerdere raadsman heeft overgelegd met betrekking tot de stukken van de [banknaam] – door het ontbreken van de bankgegevens van verdachte, geen gegevens bevat over die bankrekening. Daardoor kan de rechtbank ook niet vaststellen of verdachte wetenschap heeft gehad van de bedragen die op de rekening van [naam] werden gestort, en zo ja, van welke bedragen die contant op de rekening van [naam] zijn gestort zij wist of had moeten weten dat die van misdrijf afkomstig waren. Dan kan ook niet vastgesteld worden welke geldbedragen (van die stortingen op de rekening van [naam] ) verdachte heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, waarbij bij verdachte dan ook nog de wetenschap zou hebben moeten bestaan dat/die geldbedragen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Onder die omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een of meer geldbedragen uit de stortingen van in totaal € 112.220,=, zoals ten laste is gelegd.

De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit zoals ten laste is gelegd heeft begaan en zal haar dan ook integraal van dit feit vrijspreken.

5 De overwegingen omtrent het beslag.

De rechtbank stelt vast dat op 15 maart 2021 ten laste van verdachte conservatoir beslag is gelegd op een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kenteken 2] (met een waarde van € 15.000,=) en dat dit beslag dient tot bewaring van het recht op verhaal van een op te leggen geldboete.

Gelet op de integrale vrijspraak van verdachte en het feit dat de officier van justitie in haar requisitoir niet kenbaar heeft gemaakt dat zij voornemens is een vordering als bedoeld in artikel 36e Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken, komt de grond voor het conservatoir beslag te vervallen. De rechtbank zal daarom het conservatoir beslag op deze auto opheffen.

6 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit;

Beslag

- heft op het conservatoir beslag van de Volkwagen Golf met kenteken [kenteken 2] .

Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. J. van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 september 2022.

Mr. Van Riet is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.