Uitspraken

Rabobank legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij een vordering heeft op [verweerders] . Ter uitwinning van haar hypotheekrecht wenst zij het onderpand te executeren. Voor de veilingdatum heeft [belanghebbende / aspirant-koper sub 13] B.V. het hoogste bod uitgebracht bij de notaris. Rabobank wenst het onderpand onderhands aan [belanghebbende / aspirant-koper sub 13] B.V. te verkopen. Het bod van [belanghebbende / aspirant-koper sub 13] B.V. overstijgt de getaxeerde executiewaarde van het onderpand. Rabobank acht het onwaarschijnlijk dat de executieveiling tot een hogere opbrengst zal leiden en wenst daarom goedkeuring van de voorzieningenrechter op de ondertekende koopovereenkomst als bedoeld in art. 3:268 lid 2 BW.

De curator heeft zich gemeld als belanghebbende. Hij voert daartoe aan dat bij verstekvonnis van 19 januari 2022 de verkoop en levering van de genoemde onroerende zaak aan het adres [adres 2] is vernietigd. De curator stelt dat de boedel op grond van voornoemd verstekvonnis weer eigenaar is geworden van de onroerende zaak. De curator heeft daarom ook eerder een executoriaal beslag tot levering gelegd. De curator verzoek hem daarom aan te merken als belanghebbende in de onderhavige procedure.

[verweerders] maakt bezwaar tegen het verzoek van de curator om hem als belanghebbende aan te merken op de grond van het door hem gestelde feit dat hij rechthebbende van de onroerende zaak gelegen aan de [adres 2] zou zijn. Daar is volgens [verweerders] namelijk geen sprake van. Op die grondslag kan de curator dus in ieder geval niet als belanghebbende worden aangemerkt stelt [verweerders] . Hij voert daartoe aan dat hij in verzet is gegaan tegen het verstekvonnis van 19 februari 2022. In het verstekvonnis zijn volgens [verweerders] enkel de beslag- en proceskosten uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waardoor [verweerster sub 3] B.V. nog steeds eigenaar is van de onroerende zaak.

Ter zitting heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat de curator niet is verschenen. De voorzieningenrecht gaat er dan ook van uit dat de curator zijn bezwaar niet langer handhaaft. In het midden kan blijven of hij als belanghebbende kan worden aangemerkt.

[belanghebbende / beslaglegger sub 11] B.V. heeft aangevoerd dat zij vermoedt dat een veiling tot een hogere opbrengst zal leiden, aangezien er ook bij de curator een bod zou zijn gedaan van bijna € 3.000.000,-. Het huidige bod is daardoor volgens [belanghebbende / beslaglegger sub 11] B.V. te laag. [belanghebbende / beslaglegger sub 11] B.V. stelt belang te hebben bij een hogere opbrengst aangezien zij conservatoir beslag heeft gelegd op de onroerende zaken.

Ter zitting heeft de heer [belangstellende / bieder] bevestigd dat hij destijds bereid was om een bod te doen van € 2.900.000,00. Dat bod heeft hij echter niet bij de notaris uitgebracht. De heer [belangstellende / bieder] wenst nu een bod uit te brengen van
€ 2.500.000,00 onder de voorwaarde dat de onroerende zaken vrij van huur en hypotheek worden geleverd en de lopende rechtszaak tussen [verweerders] en de curator wordt ingetrokken. [verweerders] heeft daarop gereageerd en laten weten dat hij de rechtszaak niet zal intrekken. De heer [belangstellende / bieder] heeft te kennen gegeven dan geen bod te kunnen uit brengen.

[belanghebbende / aspirant-koper sub 13] B.V. heeft ter zitting nog aangevoerd dat de opzet van de koopovereenkomst is dat de manege, gevestigd aan de [adres 2] , zal worden voortgezet en dat het de bedoeling is dat [verweerder sub 1] met zijn gezin in de bedrijfswoning aan de [adres 1] kan blijven wonen en bij de manege kan blijven werken onder bepaalde voorwaarden.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat niet in geschil is dat Rabobank het recht van parate executie heeft en gerechtigd is tot uitwinning van haar hypotheekrecht over te gaan. Uitgangspunt is dat het recht van hypotheek in beginsel wordt uitgewonnen door middel van een openbare verkoop ten overstaan van een notaris als bedoeld in artikel 3:268 lid 1 BW. Op verzoek van de hypotheekhouder of hypotheekgever kan de voorzieningenrechter evenwel bepalen dat de verkoop onderhands zal geschieden bij een overeenkomst die ter goedkeuring wordt voorgelegd. Thans is deze eerste variant aan de orde, waarbij Rabobank de voorzieningenrechter heeft verzocht om het onderpand onderhands te mogen verkopen aan [belanghebbende / aspirant-koper sub 13] B.V. voor een bedrag van € 2.110.769,00.

Alleen [belanghebbende / beslaglegger sub 11] B.V. heeft bezwaar tegen het door de bank geaccepteerde bod. De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van [belanghebbende / beslaglegger sub 11] B.V. dat er een hogere verkoopprijs op een veiling te verwachten is. Ter zitting is immers gebleken dat de heer [belangstellende / bieder] niet langer een hoger bod wenst uit te brengen. Er is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat er op de veiling nog een hoger bod dan het thans voorliggende bod zal worden uitgebracht. Daarnaast is het niet aannemelijk dat [belanghebbende / beslaglegger sub 11] B.V. haar vordering op de executieopbrengst kan verhalen, aangezien er naast het eerste recht van hypotheek van Rabobank nog een recht van tweede hypotheek op de onroerende zaken rust. Nu de overige in artikel 544 Rv bedoelde belanghebbenden geen bezwaar hebben gemaakt, het door de bank geaccepteerde bod het hoogste bod van zeven biedingen betreft en er overigens geen omstandigheden zijn gebleken die aan toewijzing van het verzoek in de weg staan, zal het verzoek worden toegewezen.