[eiser] vordert dat rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. primair voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek en dat deze op 14 januari 2022 door eiser buitengerechtelijk is vernietigd wegens bedrog, subsidiair dwaling, danwel deze overeenkomst alsnog vernietigt;
b. subsidiair voor recht verklaart dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de met eiser gesloten overeenkomst door geen deugdelijke boekhouding/administratie/belastingaangiftes te doen voor de vennootschappen van eiser en door onrechtmatige en onwettige banktransacties over de bankrekeningen van de vennootschappen van [eiser] uit te voeren en dat eiser mitsdien met recht de overeenkomsten tussen partijen op 14 januari 2022 buitengerechtelijk heeft ontbonden, althans voor recht te verklaren dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en de overeenkomst alsnog ontbindt;
c. zowel primair als subsidiair: gedaagde veroordeelt tot vergoeding van de schade die eiser door toedoen van gedaagde heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
d. gedaagde veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot afgifte, door feitelijke bezitsverschaffing, van de boekhouding/administratie – daarbij inbegrepen de fiscale jaaraangiftes – van de besloten vennootschappen Veterinary Enterprises Europe BV, HB Future BV en Animal Health Europe BV, op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag dat gedaagde na ommekomst van de genoemde termijn niet aan deze veroordeling heeft voldaan;
e. gedaagde veroordeelt in de kosten van dit geding, nakosten daarbij inbegrepen;
f. meer subsidiair: gedaagde veroordeelt tot hetgeen de rechtbank in goede justitie vermeent te moeten doen.