RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2022 in de zaak tussen
1. [naam eiser 1] .te [plaatsnaam 1] ,
2. [naam eiser 2] , te [plaatsnaam 1] ,
gemachtigde: mr. V. Wösten,
Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, verweerder.
Als derde partij heeft aan dit geding deelgenomen:
[naam derde-partij] , te [plaatsnaam 2] .
Overwegingen
1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Op verzoek van de derde partij heeft verweerder de natuurvergunning bij besluit van 23 augustus 2022 ingetrokken. De derde partij wil de focus en energie houden op kringlooplandbouw, het houden van stieren conform het Beter Leven keurmerk en zijn familie. Hij wil geen lange procedures.
3. Gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft dit beroep van rechtswege mede betrekking op het besluit tot intrekking van de natuurvergunning.
3. Bij brief van 6 oktober 2022 heeft de rechtbank eisers verzocht om aan te geven of zij het eens zijn met het besluit van 23 augustus 2022 en of dat besluit voor eisers aanleiding vormt om het beroep in te trekken. De rechtbank heeft daar geen reactie op ontvangen.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eisers kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van (voldoende) procesbelang. Als gevolg van de intrekking van de natuurvergunning hebben eisers geen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de (ingetrokken) natuurvergunning. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1 heeft de omstandigheid dat een verleende vergunning is ingetrokken, in beginsel tot gevolg dat het belang van eisers bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is komen te vervallen. Met het vervallen van de vergunning is immers bereikt wat eisers met het instellen van hun beroep hebben beoogd. Dit kan anders zijn wanneer de vergunning betrekking heeft op terugkerende of toekomstige gelijksoortige activiteiten, waarbij het inhoudelijke oordeel van de rechtbank kan worden betrokken bij deze toekomstige besluiten. Van een dergelijke situatie is de rechtbank niet gebleken, omdat het bouwen van een vleesveestal en het uitbreiden van het dieraantal niet als een zodanige activiteit kan worden gekwalificeerd.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 10 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.