RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummer: BRE 22/4858 WABOA VV
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 november 2022 in de zaak tussen
[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,
gemachtigde: J. Elzinga,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, verweerder.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam vergunninghouder]
, uit [woonplaats vergunninghouder] (vergunninghouder).
Procesverloop
In het besluit van 30 september 2022 (bestreden besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een woning en het realiseren van een uitrit aan het adres [adres woning] in [plaats woning].
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting. Hierdoor kan de, op 27 oktober 2022 verzonden, uitnodiging voor de zitting als niet-verzonden worden beschouwd.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Dat betekent dat er sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering) het besluit te herstellen.
2. Bij brief van 4 november 2022 heeft het college een verklaring van vergunninghouder overgelegd. In deze verklaring schrijft vergunninghouder dat hij geen start zal maken met de bouwwerkzaamheden voor het bouwen van een woning aan [adres woning] te [plaats woning] voordat er door het college een besluit is genomen op het bezwaar.
Verzoeker heeft op deze verklaring gereageerd en gesteld dat het besluit geschorst dient te worden totdat er een nieuw, onherroepelijk, bestemmingsplan is vastgesteld. Daarnaast beoogt verzoeker met het verzoek om een voorlopige voorziening tijd te krijgen voor, wat hij noemt, een zinvolle rechtsgang.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang meer heeft bij zijn verzoek. Nu vergunninghouder heeft bevestigd de bezwaarprocedure af te zullen wachten, is er geen sprake van onverwijlde spoed. Er zal immers tijdens de lopende bezwaarprocedure niet worden begonnen met het bouwen van de woning aan [adres woning] te [plaats woning]. Dit maakt dat er sprake is van een situatie waarin de beslissing op bezwaar afgewacht kan worden, zonder dat het besluit geschorst hoeft te worden door de voorzieningenrechter.
Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het schorsen van het bestreden besluit totdat er een nieuw, onherroepelijk bestemmingsplan is vastgesteld, een te vergaande maatregel is. Deze past niet binnen het karakter van de voorlopige voorziening. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker onvoldoende spoedeisend belang heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier op 16 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
|
voorzieningenrechter
|
De griffier is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: