zaaknummer / rolnummer: C/02/392090 / HA ZA 21-683
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ING BANK NV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. H. van Lingen te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NAMABELU HOLDING BV,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. J.G.A. Linssen te Tilburg.
Partijen zullen hierna ING en Namabelu genoemd worden.
1 De procedure
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenvonnis van 16 maart 2022;
-
de akte houdende vermindering/wijziging eis en akte overlegging producties met producties 10 tot en met 14 zijdens ING van 14 september 2022;
-
de mondelinge behandeling van 14 september 2022, waarvan zittingsaantekeningen zijn gemaakt;
-
de spreekaantekeningen van mr. Van Lingen.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1
Op 25 april 2012 is een vonnis gewezen tussen ING en de heer [naam] . [naam] is veroordeeld om € 55.074,48 te betalen aan ING.
2.2
ING heeft executoriaal derdenbeslag gelegd onder Namabelu voor een bedrag van € 72.843,81 (het oorspronkelijke bedrag van € 55.074,48 vermeerderd met rente, kosten en beslag). Namabelu is de besloten vennootschap waar [naam] enig aandeelhouder en directeur van is. Op 11 mei 2021 is het beslag overbetekend aan [naam] .
2.3
Op 3 juni 2021 heeft de deurwaarder Namabelu gewezen op het in gebreke blijven met het afgeven van een verklaring. Op 6 augustus 2021 is Namabelu nogmaals herinnerd aan het verstrekken van een verklaring.
2.4
Op 9 september 2021 heeft ING een verklaring ontvangen van Namabelu vergezeld met een e-mail van [naam] . Uit deze verklaring volgt dat [naam] een schuld heeft inzake een strafrechtelijke boete uit 2008 waarvan de inning via het Centraal Justitieel Incassobureau loopt en die moet worden afgelost in maandelijkse termijnen van € 1.093,84. [naam] heeft ook voorschotten van zijn salaris opgenomen uit Namabelu die in rekening-courant zijn geboekt waardoor Namabelu ook zelf een vordering heeft op [naam] .
2.5
Op 5 november 2021 heeft ING Namabelu gedagvaard in onderhavige procedure om op 17 november 2021 te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant in het gerechtsgebouw aan het Piusplein 50 te Tilburg omdat zij de verklaring van Namabelu betwist. Op 18 november 2021 heeft ING een herstelexploot uitgebracht met als nieuwe roldatum 15 december 2021 en met een wijziging van locatie van de rechtbank van Tilburg naar Breda. In het herstelexploot wordt ook onderdeel 17 van het lichaam van de dagvaarding (‘bevoegdheid rechtbank’) gewijzigd.
3 Het geschil
3.1.
ING vordert samengevat – na akte vermindering eis dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad:
I. Namabelu veroordeelt tot het afleggen van een gerechtelijke verklaring dan wel het aanvullen van de reeds gegeven verklaring en tot betaling van hetgeen volgens de vaststelling door U.E.A. aan ING zal blijken toe te komen dan wel een andere beslissing die U.E.A. geraden acht;
II. Namabelu veroordeelt in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2.
Namabelu voert – naast inhoudelijke verweren – primair het verweer dat de rechtbank ING niet-ontvankelijk dient te verklaren in haar vorderingen. ING heeft verzuimd binnen de vervaltermijn van 2 maanden, te rekenen vanaf de dag van de verklaring van de derde-beslagene, een procedure aanhangig te maken (art. 477a lid 2 Rv).
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1
De rechtbank gaat eerst in op het primaire verweer van Namabelu dat ING niet-ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.2
Namabelu verweert zich tegen de vorderingen van ING door aan te voeren dat een verklaringsprocedure moet worden ingeleid met een dagvaarding binnen een vervaltermijn van 2 maanden, te rekenen vanaf de dag van de verklaring van de derde-beslagene. Namabelu heeft haar verklaring op 9 september 2021 gedaan, waardoor de vervaltermijn op 9 november 2021 is verstreken. Weliswaar is Namabelu op 5 november 2021 gedagvaard, maar niet is gebleken dat ING de zaak tijdig heeft aangebracht. De zaak was ook niet vindbaar op de digitale rol voor handelszaken. Het exploot dat ING heeft uitgebracht op 18 november 2021 is geen exploot zoals bedoeld in artikel 120 lid 2 Rv en het herstelexploot is niet uitgebracht voor de eerste roldatum. Het is evenmin een herstelexploot zoals bedoeld in artikel 121 of 122 Rv, aangezien de rechter geen herstel heeft bevolen. Een herstelexploot zoals bedoeld in artikel 125 lid 5 Rv - dat uitgebracht kan worden na de eerste roldatum - mag niet gebruikt worden om andere fouten te herstellen waardoor daar evenmin sprake van is. Dit maak dat ING Namabelu niet tijdig heeft gedagvaard en ING niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.3
ING brengt daar tegenin dat zij op 5 november 2021 aan Namabelu de dagvaarding heeft betekend, binnen de termijn van twee maanden van artikel 477a lid 2 Rv. Op 11 november 2021 heeft ING de dagvaarding ter griffie ingediend, maar de griffie van de rechtbank heeft de dagvaarding niet verwerkt en niet op de rol gezet omdat een onjuist adres was opgenomen. Vervolgens is een herstelexploot uitgebracht op 18 november 2021 waarmee is voldaan aan artikel 125 lid 5 Rv. In het herstel is eveneens de foute vermelding van de locatie/het adres hersteld. Met het herstelexploot is Namabelu alsnog opgeroepen tegen een juiste roldatum en een juiste locatie. Namabelu is in geen enkel belang geschaad en heeft geen enkel nadeel ondervonden.
4.4
De rechtbank overweegt als volgt. ING heeft op 5 november 2021 Namabelu gedagvaard om te verschijnen tegen 17 november 2021. Niet is gebleken dat op die dag de zaak ter rolle is ingeschreven. Dat betekent dat op grond van artikel 125 lid 5 Rv, de aanhangigheid van het geding in beginsel vervalt, tenzij ING binnen twee weken na 17 november 2021 alsnog een geldig herstelexploot zou hebben uitgebracht. Een herstelexploot zoals bedoeld in artikel 125 lid 5 Rv moet worden onderscheiden van een herstelexploot in de zin van art. 120 en 121 Rv, of die waarbij niet met nietigheid bedreigde verzuimen worden hersteld. Als geldig herstelexploot in de zin van art. 125 lid 5 Rv moet worden aangemerkt een exploot waarbij gedaagde (1) onder handhaving van het oorspronkelijke exploot en (2) met inachtneming van de termijn van dagvaarding wordt opgeroepen tegen een nieuwe verschijndag (vgl. ECLI:NL:HR:2015:927). Op 18 november 2021 heeft ING een exploot uitgebracht. Dit exploot vermeldt niet dat verzuimd is de dagvaarding van 5 november 2021 in te schrijven en dat beoogd wordt dit verzuim te herstellen. Daarbij komt dat het oorspronkelijk exploot van dagvaarding, afgezien van de roldatum, niet is gehandhaafd maar is gewijzigd. Het adres van de rechtbank is namelijk gewijzigd en hetzelfde geldt voor het onderdeel ‘bevoegdheid van de rechtbank’ in het lichaam van de dagvaarding. Hieruit volgt, dat het exploot niet kan worden aangemerkt als herstelexploot in de zin van artikel 125 lid 5 Rv. Er is sprake van een nieuwe dagvaarding, samengesteld uit de oorspronkelijke dagvaarding en het exploot van 18 november 2021. De zaak is daarom niet aanhangig vanaf 5 november 2021, maar pas vanaf 18 november 2021. Dit heeft tot gevolg dat ING niet tijdig een dagvaardingsprocedure aanhangig heeft gemaakt zodat zij niet-ontvankelijk is in haar vordering. Het verweer van Namabelu slaagt.
4.5
ING zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Namabelu worden begroot op:
verklaart ING niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2.
veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van Namabelu tot op heden begroot op € 3.202,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt ING in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: