RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummer: BRE 22/1957 GEMWT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2022 in de zaak tussen
[naam eiser 1] en [naam eiser 2], uit [plaatsnaam] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (het college).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam derde-partij] uit [plaatsnaam] (de derde-partij).
Procesverloop
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van het college om handhavend op te treden ten aanzien van de activiteiten van [naam eiser 2] (bouw en gebruik van een obstacle run) aan de [adres] .
[naam eiser 2] exploiteerde een obstacle run aan de [adres] : een perceel dat door de gemeente Breda wordt verhuurd aan [naam eiser 1] .
Op 6 februari 2021 heeft de derde-partij het college verzocht om handhavend op te treden ten aanzien van de obstacle run op het perceel.
Naar aanleiding van dit handhavingsverzoek heeft het college op 25 maart 2021 een controle uitgevoerd. Het college heeft geconstateerd dat over de gehele rechterzijde van het perceel klimtoestellen aanwezig waren.
Met het besluit van 7 juni 2021 heeft het college het handhavingsverzoek van de derde-partij afgewezen. Op [adres] rust de bestemming ‘maatschappelijk’. Het college is van mening dat de obstacle run binnen die bestemming past omdat [naam eiser 2] een maatschappelijk doel voor ogen heeft en vergelijkbaar is met een vereniging. De klimtoestellen zijn sport- en speeltoestellen die passen in het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] (bestemmingsplan) en mogen daarom vergunningsvrij worden opgericht en gebruikt.
De derde-partij heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Het college heeft zich laten adviseren door de Adviescommissie bezwaarschriften (de commissie). Op 21 september 2021 heeft een digitale hoorzitting plaatsgevonden. De commissie heeft geadviseerd tot gegrondverklaring van het bezwaar en het alsnog toewijzen van het handhavingsverzoek. Volgens de commissie valt de obstacle run niet onder de bestemming ‘maatschappelijk’. De bestemmingen ‘sport’ en ‘dagrecreatie’ zijn wel passend.
Met het bestreden besluit van 23 februari 2022 heeft het college het bezwaar van de derde-partij gegrond verklaard en het handhavingsverzoek alsnog toegewezen, in die zin dat er een last onder dwangsom is opgelegd tot het beëindigen van de obstacle run en het verwijderen van de sport- en speeltoestellen op het perceel. De activiteiten van [naam eiser 2] vallen onder de bestemming ‘sport’ of ‘dagrecreatie’ en zijn daarmee in strijd met het bestemmingsplan.
Het college heeft [naam eiser 2] gelast om binnen drie maanden na verzending van het besluit de obstaclerun van het perceel te verwijderen en verwijderd te houden en heeft daar een dwangsom aan verbonden van € 1.500,- ineens.
Op 4 april 2022 hebben eisers beroep ingesteld en een voorlopige voorziening gevraagd in de vorm van schorsing van de last onder dwangsom. Naar aanleiding van dat verzoek heeft het college de begunstigingstermijn opgeschort tot zes weken na de uitspraak van de rechter in beroep, met als toelichting dat een traject wordt ingezet om te onderzoeken of een alternatieve oplossing kan worden gevonden die op tevredenheid van alle betrokkenen kan rekenen.
Eisers hebben het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken. De derde-partij heeft daarop om een voorlopige voorziening verzocht ten aanzien van de opschorting van de begunstigingstermijn, die door de voorzieningenrechter is toegewezen.1
De derde-partij heeft schriftelijk gereageerd op het beroepschrift. Hij verwijst naar zijn bezwaarschrift en wijst verder op de financiële component van de exploitatie van de obstacle run als voornaamste reden waarom deze activiteit niet onder de bestemming ‘maatschappelijk’ valt.
Op 22 juni 2022 heeft het college aan [naam eiser 2] een last onder dwangsom opgelegd voor het gebruik van de obstacle run.
Op 13 oktober 2022 heeft het college de rechtbank bericht dat inmiddels aan de last is voldaan: de obstacle run is afgebroken.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] en [naam vertegenwoordiger 2] , als gemachtigde van het college mr. S. Gangabisoensingh, en de derde-partij, bijgestaan door zijn zoon [naam gemachtigde] als gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt de beslissing tot het toewijzen van het handhavingsverzoek en het opleggen van een last onder dwangsom ter beëindiging van de activiteiten van [naam eiser 2] op [adres] . Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
1. Voor het bouwen van een bouwwerk en voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, is een omgevingsvergunning vereist.2 Voor een sport- of speeltoestel, zoals hier aan de orde, gelden uitzonderingen op deze regel. Geen vergunning is vereist voor het bouwen van een sport- of speeltoestel én het gebruiken van een sport- of speeltoestel in strijd met het bestemmingsplan, als deze alleen voor particulier gebruik is, deze niet hoger is dan 2,5 meter en alleen functioneert met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens.3 Ook is geen vergunning vereist voor het bouwen van een sport- of speeltoestel als deze niet alleen voor particulier gebruik is maar niet hoger is van 4 meter en alleen functioneert met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens. Voor gebruik van een dergelijk sport- en speeltoestel dat in strijd is met het bestemmingsplan is wel een omgevingsvergunning vereist.4
2. Het geschil behelst thans alleen nog de vraag of de activiteiten van [naam eiser 2] in strijd zijn met de voor het perceel geldende bestemming ‘maatschappelijk’. Is dat niet het geval, dan mag alleen vergunningsvrij gebouwd worden tot een hoogte van 4 meter. De obstacle run is inmiddels opgebroken. Eisers hebben ter zitting toegelicht dat zij de obstacle run terug willen plaatsen als het beroep gegrond wordt verklaard. In een proces-verbaal van 1 april 2021 staat dat één van de toestellen 4,5 meter hoog is. Eisers hebben op de zitting verklaard dat zij, wanneer zij naar aanleiding van deze uitspraak de obstacle run weer terug kunnen plaatsen en mogen gebruiken, geen toestel zullen plaatsen dat hoger is dan 4 meter.
3. Eisers betogen dat de obstacle run aan [adres] in maatschappelijk verband plaatsvindt, met name vanuit het verenigingsleven. Het betreft hier een informele mogelijkheid voor een obstacle run. Daarmee valt de obstacle run onder de activiteiten zoals het bestemmingsplan beschrijft onder de noemer ‘maatschappelijk’. Bij een obstacle run moet men elkaar helpen om hindernissen over te gaan. Het is geen wedstrijd. Het is een activiteit die ervoor zorgt dat mensen weer naar buiten gaan en samenwerken. Daarnaast heeft [naam eiser 2] samen met een basisschool in de buurt een sponsorloop georganiseerd voor ALS. [naam eiser 2] heeft geen winstoogmerk. De contributie die wordt gevraagd dekt enkel de kosten.
3.1.
Het college volgt de commissie in haar advies en het bezwaar van de derde-partij, dat de activiteiten die [naam eiser 2] op het perceel exploiteert niet onder de bestemming ‘maatschappelijk’ vallen. Daarmee zijn de sport- en speeltoestellen in strijd met het bestemmingsplan en kunnen alleen met een vergunning worden uitgevoerd. Omdat geen vergunning is aangevraagd of verleend, wordt het bestemmingsplan overtreden bij gebruik van de obstacle run. Het college is in beginsel gehouden daar tegen op te treden, te meer nu er geen zicht is op legalisering.
4. In bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan) is bepaald dat [adres] de bestemming ‘maatschappelijk’ heeft. Dergelijke grond is bestemd voor maatschappelijke voorzieningen.5 Dat zijn voorzieningen inzake openbaar bestuur, welzijn, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen.6
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank valt de bouw en het gebruik van de obstacle run niet onder de bestemming ‘maatschappelijk’. De derde-partij heeft screenshots overgelegd van de website van [naam eiser 2] , waarop te zien is dat zij dagelijks bootcamptraining en obstacletraining aanbiedt aan kinderen en volwassenen voor 12 euro per les, 30 euro per maand of een 12-rittenkaart voor 100 euro. Daarnaast biedt zij arrangementen aan voor teambuilding en kinderfeestjes. Dat deze activiteiten, gezien de vereiste sportiviteit, het welzijn van mensen en de volksgezondheid ten goede komen en dus ook een maatschappelijk nut hebben, betekent niet dat deze activiteiten daarmee onder de bestemming ‘maatschappelijk’ vallen. Maatschappelijke voorzieningen in de zin van het bestemmingsplan zijn publieke voorzieningen. De obstacle run is dat niet. Het is een commerciële activiteit van een bedrijf dat sportabonnementen en arrangementen aanbiedt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.A.A van Hooijdonk, griffier, op 1 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. (…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Bijlage II. Behorende bij de artikelen 2.3, 2.5a en 2.7 Besluit omgevingsrecht
Artikel 2
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
11. een sport- of speeltoestel voor uitsluitend particulier gebruik, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 2,5 m, en
b. uitsluitend functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
(…)
4. een sport- of speeltoestel anders dan voor uitsluitend particulier gebruik, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 4 m, en
b. uitsluitend functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
(…)
Bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’
1.53
maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake openbaar bestuur, welzijn, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen;
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
(…)
Met de daarbij behorende:
wegen en paden;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water.