Dit geldt eveneens voor de onder II. gevorderde machtiging om zelf de onroerende
zaken te ontruimen. Uit artikel 556 lid 1 Rv volgt dat eiser de ontruiming niet zelf
ter hand mag nemen en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de
deurwaarder. Op grond van de parlementaire geschiedenis van artikel 3:297 BW
heeft eiser voldoende aan een ontruimingsvonnis om de deurwaarder te mogen
inschakelen indien gedaagden niet vrijwillig tot ontruiming overgaan. Voorwaarde is
dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan gedaagden wordt betekend en
dat aan gedaagden overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv bevel wordt
gedaan om te ontruimen. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging
om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen
indien de deuren gesloten zijn, of de opening geweigerd wordt. Die bevoegdheid
ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van
overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen
bij de ontruiming, dan kan hij op grond van artikel 3 Politiewet - zonder dat daartoe
een machtiging van de rechter nodig is - bijstand van de politie inroepen. De
vordering om eiser te machtigen om de onroerende zaken (zelf) te ontruimen wordt
dan ook afgewezen.