Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2023:104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
06-01-2023
13-01-2023
AWB- 21_2757 EN 21_2770
Omgevingsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

VEROR

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 21/2757 en 21/2770 VEROR


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2023 in de zaken tussen


[naam eiseres 1] , uit [plaatsnaam 1] , ( [naam eiseres 1] )

(gemachtigde: mr. M.G. Hop)

en

[naam eiseres 2] , uit [plaatsnaam 2] , ( [naam eiseres 2] ),

gezamenlijk aan te duiden als eiseressen,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, (college)

(gemachtigde: mr. A. Schreijenberg).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam derde-partij] uit [plaatsnaam 3] ( [naam derde-partij] )

(gemachtigde: mr. W.J. Haeser).

Inleiding

1.1

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen het afgewezen verzoek om de zogeheten [naam woning] in de wijk [naam wijk] als gemeentelijk monument aan te wijzen.

1.2

Het college heeft de aanvraag van het [naam eiseres 2] van 30 juli 2019 bij besluit van 19 mei 2021 (bestreden besluit) afgewezen. Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. [naam derde-partij] heeft ook schriftelijk gereageerd op de beroepen.

1.3

De rechtbank heeft de beroepen op 14 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseressen, de gemachtigde van de [naam eiseres 1] , [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] als mede-gemachtigden van de [naam eiseres 1] , het college, de gemachtigde van het college, [naam derde-partij] en de gemachtigde van [naam derde-partij] .

Beoordeling door de rechtbank

Is [naam eiseres 1] ontvankelijk in de beroepsprocedure?

2.1

[naam derde-partij] voert in de zienswijze van procedure BRE 21/2157 aan dat de Afdeling Zeeland van de [naam eiseres 1] geen beroep heeft ingesteld namens de [naam eiseres 1] . De Afdeling Zeeland is geen rechtspersoon en kan dus geen belanghebbende zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als het beroep wel namens de [naam eiseres 1] is ingesteld, is de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet onderbouwd en is niet gebleken dat [naam persoon 1] bevoegd is om namens de [naam eiseres 1] beroep in te stellen.

2.2

De rechtbank leidt uit het dossier en de behandeling ter zitting af dat [naam derde-partij] op de hoogte was van de interventie (middels een zienswijze) van de [naam eiseres 1] in de procedure die heeft geleid tot het bestreden besluit. Het beroepschrift in de onder overweging 2.1 genoemde procedure is door [naam persoon 1] ondertekend en ingediend. Dat bij de ondertekening, na de aanduiding van de rechtspersoon ook de aanduiding “afdeling Zeeland” is toegevoegd is onvoldoende om aan te nemen dat niet de [naam eiseres 1] maar een andere rechtspersoon of natuurlijk persoon het beroep wenste in te dienen. Voorts heeft de [naam eiseres 1] in de procedure een aan [naam persoon 1] verleende machtiging overgelegd die is getekend door de vertegenwoordigingsbevoegde directeur van de [naam eiseres 1] . Die leidt tot het oordeel dat het beroep is ingediend door de [naam eiseres 1] en dat dat beroep bevoegd is ingesteld. De [naam eiseres 1] is dan ook ontvankelijk in het beroep.

Omvang van het geschil

3. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid heeft besloten om de [naam woning] niet als gemeentelijk monument aan te wijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen.

De beroepen

4. De beroepen zijn ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

5. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

6. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden. In 1940 is de binnenstad van [plaatsnaam 3] getroffen door een bombardement en een stadsbrand. De bouw van eerste zogeheten [naam woning] in de wijk [naam wijk]1 betreft de realisatie van nieuwe huisvesting, waarmee gedurende de Tweede Wereldoorlog is begonnen. De wijk is in de periode van 1941 tot 1949 in drie fasen gerealiseerd. De eerste fase is aangelegd tussen 1941 en 1943 (complex 201) bestaat uit 150 woningen en twee winkelpanden aan de [adres 1] , de [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] en het noordelijk deel van de [adres 5] . De inundatie van [plaatsnaam 4] in 1944 zorgde ervoor dat deze woningen onder zeewater kwamen te staan. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog is complex 201 gerenoveerd. Gelijktijdig is de tweede fase van de bouw opgestart. Het betrof complex 206, namelijk 63 woningen en een reeks duplexwoningen aan het [adres 6] en [adres 7] . De derde fase (complex 202) betreft de huidige westzijde van [adres 3] en de zuidzijde van de [adres 5] en omvat 26 woningen.

Het [naam eiseres 2] heeft het college op 30 juli 2019 verzocht om de [naam woning] in

de wijk [naam wijk] als gemeentelijk monument aan te wijzen. Deze woningen zijn eigendom van [naam derde-partij] , dat de woningen verhuurt. [naam derde-partij] heeft medio 2019 het plan opgevat om de woningen van complex 201 te slopen en vervangende nieuwbouw te realiseren. De woningen van de complexen 202 en 206 worden gerenoveerd, zodat deze woningen een energielabel A krijgen.

Het college heeft de aanvraag van het [naam eiseres 2] voor advisering voorgelegd aan het [plaatsnaam 4] Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit (Wark). Het Wark heeft, afhankelijk van de uitkomst van een bouwhistorische verkenning, positief geadviseerd ten aanzien van de aanwijzing als gemeentelijk monument. De bouwhistorische verkenning is uitgevoerd door [naam bedrijf 1] ( [naam bedrijf 1] ). Het Wark adviseert op 12 november 2020 om een compacte en adequate redengevende omschrijving op te stellen, waarin wordt aangegeven wat wel en wat niet monumentaal is.

In het ontwerpbesluit van 3 februari 2021 heeft het college overwogen om de aanvraag van het [naam eiseres 2] af te wijzen. Het ontwerpbesluit heeft van 3 februari 2021 tot en met 17 maart 2021 ter inzage gelegen. Het [naam eiseres 2] en de [naam eiseres 1] hebben op respectievelijk 2 maart 2021 en 5 maart 2021 zienswijzen tegen het ontwerpbesluit ingediend.

In het bestreden besluit heeft het college de hoge monumentale waardestelling van de [naam woning] bevestigd, maar op grond van een belangenafweging besloten om het verzoek tot het aanwijzen als gemeentelijk monument af te wijzen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de woningen van complex 201 funderings-, vocht- en asbestproblemen hebben. [naam derde-partij] heeft – op basis van meerdere scenario’s – inzichtelijk gemaakt dat de sloop en nieuwbouw van deze woningen de meest voor de hand liggende optie is. De woningen van complex 202 en 206 kunnen wel gerenoveerd worden. Toewijzing van het verzoek heeft als gevolg dat [naam derde-partij] de woningen zal uitponden en het is niet zeker dat de nieuwe eigenaren over voldoende financiële middelen beschikken om de woningen voldoende te renoveren. Het college wenst daarom de woningen bij [naam derde-partij] te houden. De woningen zijn niet geschikt voor herbestemming. Ondanks de monumentale waarde zijn er niet eerder initiatieven tot bescherming ondernomen. Het college laat de belangen van de bewoners zwaarder wegen dan het algemeen belang bij het behoud van de woningen.

Heeft het college in redelijkheid besloten om de [naam woning] niet als gemeentelijk monument aan te wijzen?

7. De [naam eiseres 1] voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is, omdat onderzoek naar partiële oplossingen of varianten achterwege is gebleven. Er is onvoldoende rekening gehouden met subsidiemogelijkheden om hiermee de sloop te voorkomen. De wijk met de woningen is uniek en dient behouden te blijven.

Het [naam eiseres 2] voert aan dat de woningen een evidente architecturale en cultuurhistorische waarde hebben. De woningen vertellen het verhaal van het bombardement in 1940, de wederopbouw gedurende en na de Tweede Wereldoorlog en zijn een gaaf behouden voorbeeld van volkshuisvesting in de stijl van de Delftse School. Het rapport van [naam derde-partij] is niet onafhankelijk en het is goed mogelijk om – ook als sociale verhuurder – monumenten te beheren. De huidige staat van de woningen is vooral terug te voeren op gemaakte keuzes bij renovaties in de jaren ’80 en onvoldoende onderhoud door [naam derde-partij] . Ten onrechte is niets gedaan met het door het [naam eiseres 2] voorgestelde compromis dat bestaat uit een combinatie van behoud en sloop-/nieuwbouw.

7.1

Het college stelt dat het in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de [naam woning] niet als gemeentelijk monument aan te wijzen. Bij de belangenafweging dient rekening te worden gehouden met de door [naam derde-partij] aangevoerde negatieve gevolgen van de aanwijzing als gemeentelijk monument. Om de woningen van complex 201 duurzaam en bewoonbaar te krijgen, zal een renovatie met funderingsherstel plaats moeten vinden en dat leidt tot een verlieslijdende exploitatie. Dat kan ook gevolgen hebben voor de realisatie van sociale huurwoningen elders. Er is niet ingegaan op het compromis van het [naam eiseres 2] , omdat het college moet beslissen op de grondslag van de aanvraag en alleen de wijk als geheel vertegenwoordigt een hoge monumentale waarde. Onderzoek naar subsidies is geen taak van het college en bovendien vormen subsidies maar een tegemoetkoming in de kosten.

7.2

[naam derde-partij] geeft in de zienswijze aan zich in het bestreden besluit te kunnen vinden. De woningen zijn zwaar aangetast door het zeewater. Door vocht en schimmel is sprake van een ongezond binnenklimaat en er vinden verzakkingen plaats, met als gevolg scheurvorming in de gevels. Renovatie zonder funderingsherstel zorgt er niet voor dat de woningen voldoen aan de geldende normen voor constructieve veiligheid en funderingsherstel heeft geen invloed op de bestaande scheefstand. Renovatie van complex 201 is duurder dan sloop en nieuwbouw. De complexen 202 en 206 worden gerenoveerd. Het achterstallig onderhoud wordt betwist, de jaarlijkse onderhoudskosten aan de [naam woning] zijn bovengemiddeld.

7.3

Volgens vaste jurisprudentie2 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft het college beoordelingsruimte bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak. Bij het beantwoorden van de vraag, of een als monumentwaardig beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen, heeft het college beleidsruimte. De bestuursrechter toetst of het college zich na afweging van alle bij de aanwijzing tot monument betrokken belangen in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hij in dit geval het belang van de monumentale waarde van de [naam woning] minder zwaar laat wegen dan de belangen die zich tegen deze aanwijzing verzetten.

7.4

Tussen partijen is niet in geschil dat de [naam woning] een monumentale waarde vertegenwoordigen. De rechtbank verwijst naar het onderzoek dat het college heeft laten doen naar de monumentale waarde van zowel de wijk als de woningen (het advies van het Wark, inclusief de bouwhistorische verkenning van [naam bedrijf 1] ). Bij de besluitvorming is ook het contrarapport, namens [naam derde-partij] , van [naam bedrijf 2] ( [naam bedrijf 2] ) van

16 maart 2021 betrokken. Uit alle rapporten volgt dat er in ieder geval sprake is van monumentale waarde, maar de aangenomen waardestelling verschilt in de verschillende rapporten. Zo zijn, volgens het rapport van [naam bedrijf 2] , de door [naam bedrijf 1] aan de beschrijving verbonden waardestellingen niet terecht, omdat een te groot belang wordt gehecht aan het ontwerp door [naam woning] , waardoor de panden specifieker, unieker en bijzonderder worden gemaakt dan wat zij uiteindelijk zijn. Gelet op het voorstaande en op basis van hetgeen ter zitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat de cultuurhistorische waarde vooral gegrond is op de bouwperiode en de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog. Dit ziet op complex 201, omdat de complexen 202 en 206 pas na de Tweede Wereldoorlog zijn gebouwd. De [naam woning] zijn niet als rijksmonument aangewezen. Namens eiseressen is ter zitting desgevraagd aangegeven dat zij weinig waarde hechten aan de benoeming van de complexen 202 en 206 als monument. Deze complexen illustreren de bouwperiode en de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog niet zoals complex 201.

7.5

Uit de rechtspraak van de AbRS3 volgt dat – indien in het kader van de bij de aanwijzing te verrichten belangenafweging door de eigenaar van het monument concreet wordt gesteld dat de monumentenstatus negatieve gevolgen heeft voor bijvoorbeeld herontwikkeling of verkoop en dit genoegzaam wordt gemotiveerd – deze aspecten reeds bij de aanwijzing van belang zijn. [naam derde-partij] heeft in haar zienswijze op de voorgenomen aanwijzing gesteld en onderbouwd dat zij concrete plannen heeft voor sloop en nieuwbouw van complex 201 die door de aanwijzing van de [naam woning] als gemeentelijk monument worden bemoeilijkt of niet uitgevoerd kunnen worden. De bescherming als gemeentelijk monument hoeft niet zonder meer in de weg te staan aan vergaande ingrepen, maar daarvoor is dan wel een omgevingsvergunning vereist. Verder geldt naar vaste rechtspraak4 dat enkel een financieel belang onvoldoende is om van aanwijzing af te zien.

7.6

Tussen partijen is niet in geschil dat de woningen van complex 201 ernstig aangetast zijn. De woningen in de complexen 202 en 206 zijn inmiddels gerenoveerd.

Ter zitting is besproken dat de fundering van complex 201 slecht is en dat de binnenwanden opgebouwd zijn uit kalkzandsteen. Vocht trekt gemakkelijk in dit type stenen en door de in overweging 6 genoemde inundatie is er ook sprake van zoutproblematiek. Complex 201 is kort na de Tweede Wereldoorlog al gerenoveerd. Een volgende renovatie heeft in de jaren ’60 plaatsgevonden, waarbij onder meer een stuclaag van een mengsel van cement en asbestvezels is aangebracht om de werking van het zout in de stenen tegen te gaan. Er zijn dringend ingrijpende bouwkundige aanpassingen nodig om de woningen wat betreft wooncomfort bij de tijd te brengen, energiezuiniger te maken en om een beter woon- en leefklimaat te bewerkstelligen uit oogpunt van vochtoverlast en risico’s van asbest in de woningen.

De rechtbank ziet in wat eiseressen hebben aangevoerd geen aanleiding om het standpunt van het college in twijfel te trekken. Bij renovatie kan gekozen worden voor een renovatie in- of exclusief een renovatie van de fundering. [naam derde-partij] heeft vanaf het begin aangegeven alleen een renovatie inclusief de fundering te overwegen, omdat anders de verzakking, scheefstand en scheurvorming zich voortzetten, bewoners hierdoor in het woongenot worden gehinderd en dit voor [naam derde-partij] tot structureel hogere onderhoudskosten leidt. Renovatie inclusief renovatie van de fundering is volgens zowel [naam derde-partij] als de rapporten van Hulshof architecten en de second opinion van Lievense adviseurs duurder dan de sloop en nieuwbouw van complex 201. Eiseressen hebben met hun beroep geen gronden ingediend die tot een andere conclusie leiden.

Renovatie zorgt er bovendien niet voor dat het zout en de asbest uit de woning verdwijnt. Zelfs al zou het zout geneutraliseerd of geïsoleerd worden, dan geldt dat niet voor het asbest en renovatie heeft als gevolg dat de ruimte in de woningen nog kleiner wordt (waarmee de woningen niet voldoen aan de eisen van de huidige tijd) en het vochtprobleem is daarmee evenmin opgelost.

Samengevat is renovatie niet alleen duurder dan nieuwbouw, maar renovatie zorgt ook niet voor een met nieuwbouw vergelijkbaar resultaat.

7.7

Namens [naam eiseres 1] is ter zitting gesteld dat de meerkosten bij renovatie enkele tienduizenden euro’s per woning zouden zijn en dat er subsidiemogelijkheden zijn en dat eventueel meerdere woningen tot één woning omgebouwd kunnen worden als individuele woningen door een renovatie te klein zouden worden. Deze grond gaat echter aan voorbij dat niet bekend is hoeveel subsidie er voor 148 woningen nodig is om de hogere meerkosten te compenseren. Uit de kostenraming van [naam derde-partij] volgt dat renovatie niet alleen duurder is dan nieuwbouw, maar ook dat het verschil in exploitatieresultaat meer dan 4,5 miljoen euro bedraagt. Het college heeft mede van belang mogen achten dat [naam derde-partij] heeft aangegeven dat zij de substantiële meerkosten van renovatie niet kan verantwoorden noch financieel vindt passen binnen haar maatschappelijke doelstellingen. Eiseressen hebben dit niet inhoudelijk betwist of uitgewerkt. Onder deze omstandigheden mocht het college een minder grote waarde aan de subsidiemogelijkheden hechten.

7.8

Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college het belang dat is gediend met aanwijzing van de [naam woning] als gemeentelijk monument minder zwaar heeft mogen laten wegen dan het belang van anderen, zoals [naam derde-partij] en het door haar vertegenwoordigde belang van de volkshuisvesting, bij het achterwege laten daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college dan ook in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen om de [naam woning] in de wijk [naam wijk] niet als gemeentelijk monument aan te wijzen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de [naam woning] in de wijk [naam wijk] niet als gemeentelijk monument worden aangewezen. Eiseressen krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 6 januari 2023 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Gemeentewet (Gmw)

Artikel 149:

De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

Erfgoedverordening Gemeente Middelburg 2011 (erfgoedverordening)

Artikel 2:

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3, eerste en tweede lid:

1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraag het college advies aan het Walchers Adviesteam Ruimtelijke kwaliteit.

1 Vernoemd naar architect ir. P.H.N. Briët (1894-1978).

2 Bijvoorbeeld AbRS 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4062 en AbRS 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2387.

3 Bijvoorbeeld AbRS 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVSL2018:2643.

4 AbRS 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1358.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.