2.5.
[neuroloog] rapporteert op 26 november 2021 voor zover relevant als volgt:
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal-diagnostische overweging geven?
f. De diagnose op mijn vakgebied luidt: een whiplash associated disorder graad I (wel nekpijn, geen bewegingsbeperkingen en geen objectiveerbare neurologische uitvalsverschijnselen). Er zijn geen differentiaal-diagnostische overwegingen. (…)
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? (…)
Antwoord:
g. Op grond van de neurologische diagnose whiplash associated disorder graad I (geen objectiveerbare neurologische afwijkingen bij neurologisch onderzoek) kunnen volgens de meest recente richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie bij een dergelijk chronisch pijnsyndroom geen beperkingen worden vastgesteld, omdat een neurologisch substraat voor de pijnklachten ontbreekt. Met andere woorden een neurologische verklaring voor de klachten ontbreekt.”
2.6.
[verzekeringsarts 1] vermeldt in zijn verzekeringsgeneeskundig expertiserapport van 23 februari 2022 voor zover van belang het volgende:
“De neurologische deskundige geeft in zijn expertiserapport aan dat er op grond van de
diagnose WAD graad 1 geen beperkingen kunnen worden vastgesteld omdat een
neurologisch substraat voor de pijnklachten ontbreekt.
Dit betekent dat de rapportage van de neuroloog dus geen aanknopingspunten biedt voor het
aannemen van beperkingen en daarmee het opstellen van een beperkingenprofiel.
Dit betekent echter niet automatisch dat ik als verzekeringsarts ook geheel geen beperkingen
kan aannemen.
Het gaat er nu dus om of er verzekeringsgeneeskundige gronden zijn om beperkingen aan te
nemen, nadat duidelijk is geworden uit het deskundigenbericht van de neuroloog dat er geen
neurologische gronden zijn om beperkingen aan te nemen.
Zoals eerder aangegeven gaat het bij betrokkene om aanhoudende pijnklachten in met name
de nek en schouderregio zonder dat er aanwijzingen zijn voor het bestaan van structurele
traumatische schade.
De aanwezigheid van pijn alleen is nog geen verzekeringsgeneeskundige reden om
beperkingen aan te nemen. Als duidelijk is dat er medisch gezien schade ontstaat of kan
ontstaan als gevolg van de pijnklachten dan kan dat eventueel een argument zijn om op basis
van de door betrokkene ervaren pijnklachten beperkingen aan te nemen.
Concrete aanwijzingen dat de pijnklachten bij betrokkene tot schade kunnen leiden heb ik
vooralsnog niet.
Ook zijn er geen aanwijzingen dat actief bewegen, wat bij betrokkene pijnklachten geeft, tot
schade kan leiden.
Het tegendeel is lijkt eerder aan de orde te zijn, bewegen is voor betrokkene juist van groot
belang om de spieren in beweging en zo soepel mogelijk te houden.
Wat een mogelijke verklaring kan zijn voor de langdurig aanhoudende pijnklachten van
betrokkene is een relevante mate van negatieve conditionering en gewoontevorming, waarbij
betrokkene op basis van de pijnklachten zijn belasting omlaag heeft gebracht om te zorgen
dat er geen of minder pijnklachten zijn. Doordat de belasting structureel verlaagd wordt gaan
de spieren daaraan wennen en wordt de belastbaarheid van de spieren uiteindelijk ook
minder, waarmee er een vicieuze cirkel ontstaat omdat de spieren dan bij een mindere
belasting al pijn geven en dat voor betrokkene weer een reden is om de belasting verder te
verlagen.
Betrokkene gaf tijdens het spreekuurcontact ook aan dat hij stopt met een activiteit als hij
voelt dat de pijnklachten op komen zetten. Door dit pijncontingente en klachtcontingente
gedrag kan de belastbaarheid niet meer toenemen en hooguit verder afnemen of stabiel
blijven.
De enige manier om dat om te draaien is door actiever te bewegen en dat te blijven doen
ondanks de pijnklachten.
Bij lichamelijk onderzoek worden ook geen afwijkingen gevonden die het aannemen van
beperkingen rechtvaardigen. De beweeglijkheid van de nekwervelkolom is normaal en ook de
neurologisch deskundige heeft bij uitgebreider lichamelijk onderzoek geen afwijkingen
gevonden en neemt dan ook geen beperkingen aan. (…)
Hoewel betrokkene vanwege de pijnklachten relevante beperkingen ervaart in het dagelijks
leven heb ik in deze specifieke casus onvoldoende verzekeringsgeneeskundige gronden om
beperkingen aan te nemen.
Ik wil daarmee niks afdoen aan de pijn zoals betrokkene die voelt, maar alleen op basis
daarvan beperkingen aannemen is medisch gezien mijns inziens niet reëel en zal uiteindelijk
antirevaliderend werken. (…)
De inhoud van het verzekeringsgeneeskundig protocol Whiplash associated disorder I/II is mij
bekend en het is inderdaad correct dat daarin aangegeven wordt dat er bij dit ziektebeeld
beperkingen aangenomen
kunnen
worden.
Dit betekent echter niet dat er altijd ook beperkingen aangenomen
moeten
worden, dat blijft
iedere keer een individuele beoordeling waarbij allerlei factoren meespelen en uiteindelijk
besloten wordt of er op verzekeringsgeneeskundige gronden al dan niet een reden is om
beperkingen aan te nemen en zo ja welke beperkingen dan.
In dit geval heb ik in de beschouwing hierboven beargumenteerd weergegeven waarom ik
uiteindelijk tot de conclusie ben gekomen dat ik onvoldoende verzekeringsgeneeskundige
argumenten heb om beperkingen aan te nemen en dat is onveranderd van toepassing.”
2.7.
Dr. [medisch adviseur] van [verzoeker] , bericht op 22 maart 2022 als volgt in reactie op de verzekeringsgeneeskundige expertise van [verzekeringsarts 1] :
“De verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] neemt dus geen beperkingen als gevolg van het ongeval aan. Het is uiteraard zo dat volgens het verzekeringsgeneeskundig protocol Whiplash beperkingen kunnen maar niet moeten aangenomen worden. Gezien het huidige klachtenpatroon dat overduidelijk bij een ‘Whiplash Associated Disorder’ past, begrijp ik dan ook niet dat deze verzekeringsarts geen beperkingen aanneemt. Voor mij is het overduidelijk dat hier sprake is van (in het algemeen gesteld) een beperkte nek/schouder/arm/handbelastbaarheid. (…)
U vraagt zich af of er nog een deskundigenbericht moet worden aangevraagd i.v.m. het chronisch pijnsyndroom. Wellicht denkt u dan aan een pijnspecialist/anesthesioloog of revalidatiearts?
Op zich ben ik daar wel voorstander van, maar het probleem daarbij is het gebrek aan deskundigen op die vakgebieden. Ik kan u dan ook geen namen van goed rapporterende anesthesiologen voorstellen. (…)”
2.8.
De [verzekeringsarts van TVM] , reageert op 13 juni 2022 als volgt op de reactie van [medisch adviseur] :
“Het gaat hier dus om een whiplashtrauma. Gebruikelijk is een neurologische expertise en soms wensen rechtbanken ook een verzekeringsgeneeskundige expertise te laten uitvoeren.
De expertiserend neuroloog heeft op zijn vakgebied geen beperkingen vastgesteld.
[verzekeringsarts 1] heeft verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht en kon op verzekeringsgeneeskundige gronden geen beperkingen vaststellen, hetgeen hij deugdelijk heeft onderbouwd. Zijn conclusies zijn derhalve navolgbaar. (…)
Mijns inziens is er geen enkele indicatie voor deze voorgestelde expertises.
Expertises in letselschadezaken zijn in essentie diagnostisch. Een revalidatiearts komt in de curatieve sector in beeld wanneer de diagnostiek door bijvoorbeeld neuroloog, orthopeed of cardioloog is afgerond. Met andere woorden, revalidatiegeneeskunde is een behandelend specialisme.
De revalidatiearts is ook niet specifiek opgeleid in causaal denken in de vorm van incident en gevolg, maar probeert een oplossing te vinden voor ervaren beperkingen. Idem voor een pijnspecialist.”