Totstandkoming van het besluit
1. Op 18 mei 2020 heeft het college in de woning van eiser vier overtredingen van het Bouwbesluit 2012 geconstateerd, die zien op de sterkte van de constructie, vocht, het toilet, en gas en elektra. Op 15 januari 2021 heeft het college aan eiser een last onder dwangsom opgelegd. Eiser moet de overtredingen binnen twee maanden beëindigen, anders verbeurt hij een dwangsom van € 1.000,- per overtreding per week, met een maximum van € 6.000,- per overtreding. Om de overtredingen te beëindigen, moet eiser er zorg voor dragen dat de vloer wordt vervangen op onderdelen die niet meer voldoen, dat de aangetaste constructiedelen van het dak worden vervangen, dat het glas en de kozijnen waar nodig worden vervangen/geplaatst, dat er minimaal een functioneel en hygiënisch toilet aanwezig is, en dat de gas- en elektra-installaties door een erkend installateur worden onderzocht en waar nodig aangepast.
1.1.
Op 18 februari 2021 heeft eiser bezwaar gemaakt. Eiser heeft, met ondersteuning van onder andere [naam mede-gemachtigde] , een voorstel gedaan om noodvoorzieningen te treffen die ervoor zorgen dat in ieder geval voorlopig geen sprake meer is van de door het college gesignaleerde gevaren. Daarop hebben twee gesprekken tussen partijen plaatsgevonden, waarin is besproken dat eiser de woning wilde verkopen en dat het om die reden niet te doen was om het pand structureel te renoveren. Volstaan kon worden met een tijdelijke oplossing. Op 3 maart 2021 heeft eiser daartoe een plan van aanpak ingediend en dit plan is naar tevredenheid van alle partijen uitgevoerd.
1.2.
Vanwege de getroffen noodvoorzieningen heeft het college bij besluit van
24 maart 2021 de begunstigingstermijn verlengd tot 1 oktober 2021. In dit besluit staat dat eiser na 1 oktober 2021 het gebruik zal moeten staken of aanvullende maatregelen zal moeten nemen.
1.3.
Bij brief van 27 september 2021 heeft eiser het college verzocht de begunstigingstermijn verder te verlengen tot 31 december 2021, omdat de woning dan is verkocht en na de levering waarschijnlijk zal worden afgebroken.
1.4.
Het college heeft dit verzoek afgewezen bij besluit van 27 oktober 2021. De inspecteurs handhaving hebben geoordeeld dat de weersomstandigheden in het herfstseizoen het niet toelaten dat de woning in de huidige staat blijft.
1.5.
Het college heeft de bezwaren van eiser, na advisering door de bezwaarcommissie, met het bestreden besluit van 31 maart 2022 ongegrond verklaard en haar besluiten in stand gelaten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt het besluit van het college om de begunstigingstermijn niet verder te verlengen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Eiser betoogt dat het onredelijk is om van hem te verwachten dat hij structurele en kostbare renovaties aan zou brengen in een woning die op het punt stond verkocht en afgebroken te worden. De inspecteurs hebben de bouwkundige staat niet gecontroleerd na het treffen van de noodvoorzieningen. Zij hebben enkel geconstateerd dat eiser tot 16 december 2021 nog in het pand woonde. Op de zitting heeft [naam mede-gemachtigde] verklaard dat hij, in tegenstelling tot het college, wel boven in de nok van de woning is geweest en met de balken heeft gewerkt waarvan het college de zorg had dat deze vanwege vocht en mogelijke rotting niet stevig genoeg waren. [naam mede-gemachtigde] heeft geconstateerd dat in de bestaande constructie geen sprake was van rotting. Daarna zijn de noodvoorzieningen aangebracht volgens plan, waarmee de constructie stevig was en ook de weersomstandigheden na
1 oktober 2021 kon doorstaan.
2.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het plan van aanpak dat in maart 2021 tot stand is gekomen, een verlenging van de begunstigingstermijn tot 1 oktober 2021 kon rechtvaardigen, maar niet verder. Het college heeft foto’s van de aangebrachte noodvoorzieningen ontvangen. Samen met de technische tekeningen en de correspondentie die bij het plan van aanpak zijn overgelegd, kon het college de bouwkundige staat van de woning beoordelen. Zij is op basis daarvan akkoord gegaan met de noodvoorzieningen tot
1 oktober 2021, en heeft op basis daarvan ook besloten de begunstigingstermijn niet verder te verlengen. Op geen enkele wijze is gebleken dat eiser aanvullende maatregelen heeft getroffen. Het college heeft eiser ook nog een andere optie naast het renoveren van zijn woning gegeven: hij kon de bewoning ook staken.
3. Wanneer de bewoning van een pand in strijd is met een of meer bepalingen van het Bouwbesluit 2012, is het college bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen. 1 Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding wordt een begunstigingstermijn gesteld waarin nog geen dwangsom wordt verbeurd.2 Op verzoek van de overtreder kan het college de begunstigingstermijn verlengen, als het voor de overtreder tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk onmogelijk is om aan zijn verplichtingen te voldoen.3 Het college moet daarbij de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen tegen elkaar afwegen. De voor eiser nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.4
4. De rechtbank is met eiser van oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de begunstigingstermijn niet verder te verlengen. Het standpunt van het college, dat eiser ook aan de last kon voldoen door de bewoning van het pand te staken, volgt de rechtbank niet. De last is zo geformuleerd dat eiser de woning moest renoveren. Als hij de bewoning zou staken, zouden nog steeds dwangsommen kunnen worden verbeurd. Als het college bedoeld heeft aan eiser de keuze te laten om ofwel te renoveren, ofwel de bewoning te staken volgt die bedoeling niet zonder meer uit de last. Het staken van de bewoning maakt thans geen onderdeel uit van de last.
De last betreft vier onderdelen: de dakconstructie, vocht (ten aanzien van het dak en de ramen), het toilet en gas en elektra. Met de noodvoorzieningen zijn de ramen waar nodig dichtgemaakt, is er een mobiel toilet geplaatst en het bestaande toilet is afgesloten, is de gasvoorziening vervangen en is de elektravoorziening gecontroleerd. Kamers met een instabiele constructie zijn afgesloten. Ten aanzien van de dakconstructie en het vocht heeft [naam mede-gemachtigde] geconstateerd dat de dakconstructie niet rot was. Hij heeft verklaard dat deze stevig genoeg was om de weersomstandigheden na 1 oktober 2021 te doorstaan. Het standpunt van het college, dat het gezien de weersomstandigheden niet verantwoord was om de situatie nog drie maanden te laten voortduren, volgt de rechtbank dan ook niet. Daarbij heeft de college ook geen nieuw onderzoek gevoerd naar de veronderstelde gebreken, zodat het college niet weet of de constructie ook na het uitvoeren van de noodvoorzieningen gebrekkig was.
Eiser heeft er groot belang bij dat de begunstigingstermijn verlengd wordt, omdat een renovatie hem veel geld en moeite zou kosten, terwijl hij de woning reeds verkocht had en de woning op 16 december 2021 (twee en een halve maand na het eindigen van de begunstigingstermijn) zou overdragen. De rechtbank ziet dit belang van eiser niet terug in de afweging van het college. Dit alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het college het evenredigheidsbeginsel onvoldoende in acht heeft genomen en dat het beroep van eiser daarom gegrond is.
5. Omdat hetgeen onder 4 is overwogen reeds leidt tot een gegrondverklaring van het beroep, komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de andere beroepsgronden van eiser.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
(…)
Algemene wet bestuursrecht
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 5:32
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
1. De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
Artikel 5:34
1. Het bestuursorgaan dat een last onder dwangsom heeft opgelegd, kan op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijk onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.
(…)
Besluit proceskosten bestuursrecht
Artikel 1
Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
(…)
d. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende,
1. Het bedrag van de kosten wordt bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:
(…)
d. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel d: overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003;
(…)
Besluit tarieven in strafzaken
1. Het tarief voor vergoedingen wegens reis- en verblijfkosten als bedoeld in artikel 6 van de wet bedraagt, indien deze vergoedingen worden verstrekt aan:
(…)
d. personen aan wie werkzaamheden zijn opgedragen die niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, aan getuigen, aan voogden die wegens een strafzaak tegen een onder hun gezag staande minderjarige ingevolge het Wetboek van Strafvordering moeten worden opgeroepen, aan curatoren, bij toepassing van artikel 509d van dat Wetboek, en aan noodzakelijke geleiders van personen als hiervoor bedoeld, van personen aan wie werkzaamheden zijn opgedragen, van verdachten en van gerekwestreerden, een tarief waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse dan wel een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is, alsmede verblijfkosten tot ten hoogste € 37,85 per dag, met inbegrip van overnachting; het tarief voor de vergoeding van het gebruik van een eigen auto bedraagt ten hoogste € 0,28 per kilometer.
(…)