2 De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning voor het aanleggen van een voedselbos en een poel. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
De vergunninghouder heeft op 27 augustus 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het aanplanten van een voedselbos met poel op het adres.
Het college heeft met zijn besluit van 23 september 2021 de omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een voedselbos met poel.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Het college heeft het bezwaar met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4 Wettelijk kader
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.
Op grond van artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo wordt voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is, of in strijd is met de regels die zin gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
Op het adres is het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ van toepassing. Op het perceel rust de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden’ en de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie’ en ‘Waterstaat – Attentiegebied ehs’.
De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen, behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, landschappelijke en hydrologische waarden in het algemeen, bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, faunapassages en extensief recreatief gebruik.1
Op grond van artikel 5.6.1. van planregels is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- -
Het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m2 per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een stielrand worden gewijzigd;
- -
het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,4 m onder maaiveld;
- -
het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
- -
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
- -
het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- -
het verwijderen van perceelindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand of het verwijderen van paden of onverharde wegen;
- -
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100 m2 per perceel;
- -
het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur.
Op grond van artikel 5.6.3 van de planregels wordt de vergunning slechts verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in en genoemde waarden en/of functies. Alvorens te beslissen op een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op gronden met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden-hydrologisch waardevol gebied” en bij het gemeentelijke Team Stedelijke Basis, voor zover de afweging mede betrekking heeft op cultuurhistorisch waardevol gebied.
Begrip agrarische bodemexploitatie
5.1
Eisers hebben betoogd dat het voedselbos met poel uitsluitend een hobbymatig karakter heeft. Het voedselbos is niet aan te merken als agrarisch gebruik zoals in het bestemmingsplan is omschreven. In het begrip ‘exploitatie’ ligt, volgens de [naam persoon] , winstoogmerk besloten. Het is onaannemelijk dat de vergunninghouder met het voedselbos enige wezenlijke omzet zal genereren.
5.2
Het college heeft betoogd dat het niet relevant is of met het voedselbos enige wezenlijke omzet zal worden gegenereerd, voor de vraag of het voedselbos met poel passen binnen het bestemmingsplan. Het toegestane gebruik binnen het bestemmingsplan is ruimer dan het gebruik ten behoeve van enkel agrarische doeleinden. Het voedselbos is een vorm van agrarische bodemexploitatie. Er is sprake van telen van gewassen en hiermee worden producten voortgebracht die zijn gericht op de verkoop.
5.3
Vergunninghouder heeft verklaard dat het voedselbos met de poel een redelijk nieuw initiatief is waarbij er een ecosysteem ontstaat dat, ten aanzien van planten, dieren en andere organismen, gaat samenwerken met de omgeving. Er wordt een gesloten kringloop gecreëerd, waarbij geen gebruik zal worden gemaakt van bestrijdingsmiddelen en kunst- of dierlijk mest. De aanleg van de poel en het voedselbos is een investering voor op de lange termijn. Vijf jaar na het aanplanten zal het break-even-point bereikt zijn. De eetbare gewassen zullen geleverd worden aan een plaatselijke streekwinkel.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het voedselbos met poel past binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. Dat er geen winsten met de omvang van een traditioneel agrarisch bedrijf zullen worden gegenereerd, maakt niet dat geen sprake is van agrarische bodemexploitatie. Dat sprake moet zijn van agrarisch gebruik in de specifieke vorm van agrarische bodemexploitatie duidt erop dat het moet gaan om agrarische producten die (direct) voortkomen uit het gebruik van de bodem. In het voedselbos met poel wordt voedsel verbouwd, dat na enkele jaren geoogst kan worden. Er worden agrarische producten gekweekt die voortkomen uit het gebruik van de bodem. Dat het enkele jaren zal duren voor de vergunninghouder winst zal behalen uit het voedselbos met poel en deze winst niet gelijk staat aan de winst uit een traditioneel agrarisch bedrijf, maakt naar het oordeel van de rechtbank dus niet dat geen sprake is van agrarische bodemexploitatie in de zin van artikel 5.1.1 van de planregels.
5.6
Omdat de aanleg van het voedselbos met poel past binnen het bestemmingsplan, heeft het college terecht geen belangenafweging gemaakt ten aanzien van de goede ruimtelijke ordening.
Strijd met artikel 2.21 van de Wabo
6.1
Eisers hebben betoogd dat het college handelt in strijd met artikel 2.21 van de Wabo door de omgevingsvergunning te verlenen voor zowel het voedselbos en de poel, maar de aanlegvergunning enkel te verlenen voor de poel. Er bestaat geen juridische grondslag om binnen één aanvraag het ene deel van de activiteit wel te vergunnen en het andere deel niet.
6.2
Het college heeft betoogd dat zich geen situatie voordoet zoals deze in artikel 2.21 van de Wabo is bedoeld. Er is geen sprake van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, waarbij verschillende activiteiten worden aangevraagd en waarbij bepaalde activiteiten moeten worden geweigerd en andere activiteiten wel kunnen worden vergund.
6.3
Op grond van artikel 2.21 van de Wabo kan het bevoegd gezag, indien een aanvraag betrekking heeft op een project ingevolge de artikelen 2.10 tot en met 2.20a moet worden geweigerd, op verzoek van de aanvrager de omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten waarvoor zij niet behoeft te worden geweigerd.
6.4
Artikel 2.21 van de Wabo is in het leven geroepen om te voorkomen dat een volledige vergunning moet worden geweigerd, als een vergunning wordt gevraagd voor een project dat uit een samenstel van omgevingsvergunningplichtige activiteiten bestaat en voor één van die activiteiten een weigeringsgrond van toepassing is. De vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo aangevraagd. Het college heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat voor het voedselbos geen aanlegvergunning nodig is, maar wel voor de poel. Artikel 2.21 van de Wabo staat er niet aan in de weg dat het college enkel een aanlegvergunning heeft verleend voor de poel, omdat het voedselbos niet aanlegvergunningplichtig blijkt te zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.