uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 april 2023 in de zaak tussen
[namen verzoekers], uit [woonplaats verzoekers], verzoekers,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda
Inleiding
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 februari 2023 (bestreden besluit) van het college over het opleggen van een last onder dwangsom. Op 13 februari 2023 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
2. De gemeente Breda heeft de voorzieningenrechter in een e-mailbericht van 24 maart 2023 medegedeeld dat de begunstigingstermijn wordt verlengd tot zes weken na de beslissing op het bezwaar tegen de last onder dwangsom. Bij brief heeft de voorzieningenrechter verzoekers gevraagd of zij hun verzoek – gelet op dat e-mailbericht – willen intrekken of willen doorzetten. Verzoekers hebben daar niet op gereageerd.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers thans onvoldoende spoedeisend belang hebben bij hun verzoek. De voorlopige voorziening procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van – in dit geval – de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Omdat de gemeente Breda schriftelijk heeft bevestigd dat de begunstigingstermijn wordt uitgesteld tot na de beslissing op het bezwaar van verzoekers, hebben verzoekers thans geen belang bij de gevraagde voorziening.
4. Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Gelet hierop is geen grond voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 18 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: