Beoordeling door de rechtbank
2 De rechtbank beoordeelt de invordering van de dwangsommen en de opnieuw opgelegde last onder dwangsom. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3 De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1
Eiser is eigenaar van de woning op het adres [adres 1] 184 te [plaatsnaam] en verhuurt de woning via onder andere Airbnb.
4.2
Het college heeft op 26 april 2021 een last onder dwangsom opgelegd aan eiser wegens het exploiteren van een seksinrichting zonder exploitatievergunning van de burgemeester en het (laten) gebruiken van het pand in strijd met het bestemmingsplan zonder omgevingsvergunning van het college. Eiser moet de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en artikel 97 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) direct beëindigen en beëindigd houden. Voldoet eiser niet of niet volledig aan de lastgeving dan verbeurt eiser voor elke constatering dat de overtreding niet is beëindigd een dwangsom van € 5.000 met een maximum van € 5.000 per dag en tot een maximum van € 15.000.
4.3
Op 27 januari 2022 hebben toezichthouders van de afdeling Veiligheid & Wijken, team Toezicht en Handhaving in samenwerking met de politie een controle uitgevoerd op het adres. Door telefonisch contact met een adverteerder op [naam website] is een afspraak gemaakt voor seks tegen betaling. De sekswerker heeft de toezichthouder verzocht naar het adres te komen. De toezichthouder is naar het adres gegaan en heeft zich aan de sekswerker gelegitimeerd als medewerker van de gemeente [plaatsnaam] . In de woning is één andere man aangetroffen. De sekswerker heeft verklaard de woning te huren via Airbnb. In de woonruimte is bij de bedbank een condoom aangetroffen. Op het keukenblad lag een pak vochtige doekjes. In de koffer van de sekswerker zaten ook twee pakken vochtige doekjes.
4.4
Op 7 februari 2022 heeft een toezichthouder in samenwerking met de politie een controle uitgevoerd op het adres. De toezichthouder heeft een afspraak gemaakt met een adverteerder op [naam website] . De sekswerker gaf het adres [adres 2] 20 te [plaatsnaam] op. De toezichthouder is naar de woning gegaan en is vervolgens vanaf de overkant van de straat binnen geroepen. Dit betrof de woning op het adres. De toezichthouder heeft zich gelegitimeerd als medewerker van de gemeente [plaatsnaam] . In de woning waren twee sekswerkers aanwezig. De sekswerkers hadden de woning gehuurd via Airbnb. Op de eerste verdieping is naast het bed een flesje glijmiddel en een flesje poppers aangetroffen.
4.5
Naar aanleiding van de controles heeft het college op 9 februari 2022 het voornemen bekend gemaakt om over te gaan tot invordering van de twee eerste dwangsommen.
4.6
Op 24 februari 2022 heeft een toezichthouder een controle uitgevoerd op het adres. De toezichthouder heeft een afspraak gemaakt via [naam website] . De sekswerker gaf het adres [adres 2] 19-20 door. De toezichthouder is naar de woning gegaan en is vervolgens vanaf de overkant van de straat binnen geroepen. Dit betrof de woning op het adres. De toezichthouder heeft zich gelegitimeerd als medewerker van de gemeente [plaatsnaam] . Naast het bed is een flesje poppers, diverse condooms, een dildo en diverse zakjes glijmiddel aangetroffen. Naast het bed stond een prullenbak met meerdere gebruikte condooms en gebruikt vochtig toiletpapier.
4.7
Naar aanleiding van deze controle heeft het college op 3 maart 2022 het voornemen kenbaar gemaakt om over te gaan tot invordering van de laatste dwangsom.
4.8
Het college en de burgemeester hebben bovendien op 9 maart 2022 het voornemen kenbaar gemaakt om nogmaals een last onder dwangsom op te leggen, omdat de maximum van de eerder opgelegde last onder dwangsom is verbeurd en die last onder dwangsom niet tot het gewenste effect heeft geleid.
4.9
Het college is met het besluit van 15 maart 2022 overgegaan tot invordering van de eerste twee verbeurde dwangsommen.
4.10
Het college is met het besluit van 21 maart 2022 overgegaan tot invordering van de laatst verbeurde dwangsom.
4.11
Het college en de burgemeester hebben met het besluit van 30 maart 2022 nogmaals een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en artikel 97 van de APV. Eiser moet de overtreding direct beëindigen en beëindigd houden. Voldoet eiser niet of niet volledig aan de lastgeving dan verbeurt eiser voor elke constatering dat de overtreding niet is beëindigd een dwangsom van € 10.000 met een maximum van € 10.000 per dag en tot een maximum van € 30.000.
Eiser heeft op 23 maart 2022 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 maart 2022.
Op 4 april 2022 heeft hij bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 maart 2022 en tegen het besluit van 30 maart 2022.
4.12
Het college en de burgemeester hebben de bezwaren van eiser ongegrond verklaard bij twee besluiten van 22 augustus 2022.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen beide besluiten van 22 augustus 2022 (de bestreden besluiten). Het beroep, gericht tegen de invordering van de dwangsommen is geregistreerd onder zaaknummer 22/4589 en het beroep tegen de nieuwe last onder dwangsom onder zaaknummer 22/4591.
5.1
Eiser heeft geen bezwaar ingediend tegen het besluit van 26 april 2021. Deze last onder dwangsom staat dus in rechte vast.
5.2
Ter zitting is besproken dat het college niet bevoegd is handhavend op te treden bij een overtreding van de APV. Die bevoegdheid ligt bij de burgemeester. Ondanks dat het college in het besluit van 26 april 2021 dus een evident onjuiste wettelijke grondslag heeft genoemd voor het handhavend optreden, zal de rechtbank hier verder geen consequenties aan verbinden, omdat het college sowieso bevoegd is om op te treden tegen het gebruik van de woning voor illegale prostitutie op grond van het bestemmingsplan en de Wabo.
5.3
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de woning aan de [adres 1] 184 te [plaatsnaam] op 27 januari 2022, 7 en 21 februari 2022 is gebruikt voor (illegale) prostitutie.
6.1
Dit betekent dat op deze drie dagen de last uit het besluit van 26 april 2021 om de overtreding van artikel 2.1 van de Wabo te beëindigen en beëindigd te houden, is overtreden.
6.2
De drie dwangsommen van elk € 5.000 zijn dus van rechtswege verbeurd en eiser is op grond van artikel 5:33, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verplicht de dwangsommen te betalen.
6.3
Het college was daarom bevoegd om tot invordering over te gaan.
6.4
Eiser is het daar niet mee eens en heeft betoogd dat hij niet op de hoogte was van de prostitutieactiviteiten. Hij heeft verschillende preventiemaatregelen getroffen en voert toezicht uit. Eiser heeft bijvoorbeeld huisregels opgesteld, waarin is vastgelegd dat illegale activiteiten in de woning niet zijn toegestaan. Het college en de burgemeester hebben geen maatregelen genoemd die eiser kan treffen om overtredingen te voorkomen.
6.5
Het college heeft gesteld dat eiser onvoldoende maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat de woning werd gebruikt voor prostitutiemaatregelen. Het is aan eiser om ervoor te zorgen dat hij er alles aan doet wat redelijkerwijs mogelijk is om de overtredingen te beëindigen en te voorkomen dat deze nogmaals plaatsvinden.
Is de invordering van de dwangsommen evenredig?
6.6
De rechtbank stelt voorop dat het daadwerkelijk invorderen van verbeurde dwangsommen geschikt en noodzakelijk is voor een adequate handhaving. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.
Het is vaste rechtspraak dat een belanghebbende in de procedure tegen de invorderingsbeschikking in beginsel niet met succes gronden naar voren kan brengen die hij tegen de last onder dwangsom naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan slechts in uitzonderlijke gevallen.1
Het bestuursorgaan hoeft bij een invorderingsbesluit in beginsel geen rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder. De draagkracht van de overtreder kan immers in de executiefase ten volle worden gewogen.2
6.7
De rechtbank is van oordeel dat eiser er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om de illegale prostitutie in de woning te voorkomen. Eiser stelt preventiemaatregelen te hebben getroffen, maar heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe deze maatregelen bijdragen aan het toezicht op het gebruik van de woning. Eiser stelt bijvoorbeeld dat hij camera’s heeft geplaatst voor controledoeleinden, maar desondanks heeft hij niet gemerkt dat zijn huurders (prostituees) op 27 januari 2022,
7 en 21 februari 2021 klanten hebben ontvangen en dat daarna de controleurs van de gemeente langs zijn geweest. Eiser maakte bovendien ten tijde van de overtredingen gebruik van een zogenoemd smartlock-systeem. Hierdoor vindt er weinig tot geen direct contact plaats met de huurders van de woning.
6.8
Eiser verwijt het college dat het college hem niet zou hebben verteld op welke wijze hij een einde kon maken aan het illegale gebruik van zijn woning als seksinrichting. Dat is echter niet de taak van het college. De rechtbank is het met het college eens dat het aan eiser is om ervoor te zorgen dat hij alles doet wat redelijkerwijs mogelijk is om de overtredingen van het bestemmingsplan met betrekking tot zijn woning te beëindigen en te voorkomen dat deze nogmaals plaatsvinden.
6.9
Ondanks dat is de rechtbank toch van oordeel dat het besluit van het college om tot invordering van alle drie de dwangsommen over te gaan niet evenwichtig is en onredelijk bezwarend voor eiser.
De rechtbank stelt immers vast dat het college eiser niet voor de controle van 7 februari 2022 op de hoogte heeft gesteld van de overtreding die was geconstateerd op 27 januari 2022. Het college heeft eiser immers pas op 9 februari 2022 bericht dat er twee controles waren geweest en dat tweemaal een overtreding van de last is vastgesteld. Hierdoor is eiser na de eerste overtreding niet de mogelijkheid geboden om extra maatregelen te treffen en zo toekomstige overtredingen te voorkomen. Eiser had tot de brief van 9 februari 2022 de indruk dat de maatregelen die hij genomen had effectief waren. Mede ook gelet op het feit dat na de oplegging van de last onder dwangsom op 26 april 2021 en de controle van
27 januari 2022, gedurende 9 maanden geen overtreding is geconstateerd, acht de rechtbank het besluit van het college om tot invordering van de tweede verbeurde dwangsom over te gaan onredelijk.
6.10
Het beroep van eiser is in zoverre gegrond. Het besluit van het college om de op
7 februari 2022 verbeurde dwangsom in te vorderen, kan niet in stand blijven. Dit betekent dat de opgelegde last onder dwangsom van 26 april 2021 nog niet is uitgewerkt. Het college kan, als in de toekomst opnieuw een overtreding wordt geconstateerd, de dwangsom die dan wordt verbeurd, invorderen.
Last onder dwangsom van 30 maart 2022
7.1
Hiervoor heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgelegde last onder dwangsom van 26 april 2021 nog niet volledig is uitgewerkt. Het college kan, als in de toekomst weer een overtreding van de last wordt vastgesteld, nog éénmaal een dwangsom van € 5.000 invorderen.
7.2
Op grond van artikel 5:6 van de Awb kan een bestuursorgaan geen nieuwe herstelsanctie opleggen zolang een andere wegens dezelfde overtreding opgelegde herstelsanctie nog van kracht is. Nu de last onder dwangsom van 26 april 2021 nog niet is uitgewerkt, is de last onder dwangsom van 30 maart 2022 naar het oordeel van de rechtbank dus onbevoegd opgelegd.