Beoordeling door de rechtbank
6. De vraag die de rechtbank in dit geval moet beantwoorden is of het UWV op goede gronden geweigerd heeft de loonsanctie, die aan eiseres is opgelegd, te bekorten.
6.1.
Het UWV heeft geweigerd de loonsanctie te bekorten en heeft de loonsanctie gehandhaafd/voortgezet, omdat eiseres – alhoewel zij inmiddels heeft voldaan aan haar administratieve verplichtingen – ook inhoudelijk gezien onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
6.2.
Volgens eiseres kan dat niet. Het UWV heeft geen inhoudelijke loonsanctie meer kunnen opleggen omdat toen de wachttijd al verstreken was.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt echter uit rechtspraak van de CRvB dat het UWV een loonsanctie, die in eerste instantie op administratieve gronden is opgelegd, kan voortzetten op inhoudelijke gronden als – nadat de administratieve tekortkomingen zijn hersteld – blijkt dat er inhoudelijk onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht, mits de loonsanctie terecht is opgelegd. Als de loonsanctie op administratieve gronden ten onrechte is opgelegd is voortzetting op inhoudelijke gronden/oplegging van een inhoudelijke loonsanctie na afloop van de wachttijd niet meer mogelijk.1
6.4.
Eiseres heeft tegen het besluit tot oplegging van de (administratieve) loonsanctie, genomen voor afloop van de wachttijd, geen bezwaar gemaakt. Dat besluit staat derhalve in rechte vast. Er dient derhalve van uit te worden gegaan dat de loonsanctie terecht is opgelegd. Het UWV heeft de aan eiseres opgelegde administratieve loonsanctie daarom op inhoudelijke gronden kunnen voortzetten.
6.5.
De rechtbank ziet in de door eiseres genoemde uitspraak van de CRvB van 10 april 2013 en de door haar ter zitting aangehaalde uitspraken van de CRvB van 28 januari 2015 (ECLI:NL:CRvB:2015:202) en 7 september 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3337) geen aanleiding om anders te oordelen. De omstandigheden in die uitspraken zijn namelijk niet vergelijkbaar met de omstandigheden in onderhavig beroep. In die uitspraken ging het om administratieve loonsancties die – anders dan in dit geval – ten onrechte waren opgelegd en pas na het einde van de wachttijd op inhoudelijke gronden waren voortgezet/opgelegd.
6.6.
Eiseres heeft voorts gesteld dat het rapport van de primaire arbeidsdeskundige niet zorgvuldig is.
6.7.
De rechtbank stelt vast dat hetgeen de arbeidsdeskundige onder paragraaf 4 heeft vermeld niet juist is. Uit de rest van zijn rapport en het besluit van 27 september 2021 blijkt echter afdoende dat de tekortkomingen nog niet zijn hersteld; dat de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende zijn omdat de re-integratieactiviteiten pas gestart zijn na het opleggen van de loonsanctie. Eiseres heeft dat niet betwist. Hierin ziet de rechtbank derhalve evenmin reden voor het oordeel dat het UWV de loonsanctie niet heeft kunnen handhaven.
6.8.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het besluit van het UWV, waarbij de loonsanctie op inhoudelijke gronden is voortgezet en geweigerd is deze te bekorten, standhoudt.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
1. Voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering op grond van deze wet geldt voor hem een wachttijd van 104 weken.
1. De werkgever jegens wie de verzekerde, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet houdt aantekening van het verloop van de ziekte en de reïntegratie van de verzekerde.
3. Uiterlijk dertien weken voor het verstrijken van de wachttijd stelt de werkgever, bedoeld in het eerste lid, in overleg met de verzekerde een reïntegratieverslag op en verstrekt hiervan een afschrift aan de verzekerde.
8. Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 blijkt dat de werkgever zijn verplichting om een reïntegratieverslag op te stellen niet of niet volledig is nagekomen, stelt het UWV aan de werkgever een termijn waarbinnen het reïntegratieverslag wordt verstrekt of aangevuld.
9. Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 en de beoordeling, bedoeld in artikel 65 blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel de krachtens het zevende lid gestelde regels niet of niet volledig nakomt of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het UWV het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen kan herstellen. De verlenging bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken. (…)
10. Het UWV geeft de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid uiterlijk zes weken voor de afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, of indien toepassing is gegeven aan artikel 24 voor de afloop van het verlengde tijdvak, indien de aanvraag, bedoeld in artikel 64, tijdig is gedaan. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 64, niet tijdig is gedaan, wordt de in de vorige zin bedoelde beschikking uiterlijk zes weken voor de afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 629 lid 11, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, gegeven dan wel van het tijdvak, bedoeld in artikel 76a, zesde lid, onderdeel a, van de Ziektewet.
11. Verlenging van het tijdvak als bedoeld in het negende lid vindt niet plaats indien het UWV de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid niet geeft voor de afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, of indien toepassing is gegeven aan artikel 24 van deze wet dan wel aan het artikel 629 lid 11, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of artikel 76a, zesde lid, onderdeel a, van de Ziektewet, voor afloop van het verlengde tijdvak.
12. Indien de werkgever na toepassing van het negende lid van mening is dat hij zijn tekortkoming ten aanzien van de in het negende lid bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen heeft hersteld, meldt hij dit aan het UWV, waarbij hij aantoont dat hij de tekortkoming heeft hersteld.
13. Het UWV geeft de beschikking waarin wordt vastgesteld of de tekortkoming, bedoeld in het negende lid, is hersteld binnen drie weken na de ontvangst van de melding, bedoeld in het twaalfde lid.
14. Het tijdvak, bedoeld in het negende lid, eindigt zes weken nadat het UWV heeft vastgesteld dat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de in het negende lid bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen heeft hersteld, maar niet later dan na 52 weken. Indien het UWV de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid, de beschikking waarin wordt vastgesteld dat een tekortkoming is hersteld of de beschikking waarin wordt vastgesteld dat een tekortkoming niet is hersteld, te laat geeft, eindigt het tijdvak zoveel eerder als de beschikking later is afgegeven.
Artikel 65
De aanvraag voor een uitkering op grond van deze wet gaat vergezeld van een reïntegratieverslag als bedoeld in artikel 25, derde lid. De eerste zin is niet van toepassing voorzover artikel 26, eerste lid, toepassing vindt. Het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde dan wel de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet en de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van die wet, die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden in redelijkheid hebben kunnen komen tot de reïntegratie-inspanningen, die zijn verricht.
Beleidsregels beoordelingskader poortwachter
Volledigheid re-integratieverslag
Het UWV controleert allereerst of de voorgeschreven stukken in het re-integratieverslag aanwezig zijn. Die stukken vormen de basis voor de beoordeling van de re-integratie-inspanningen. Is het verslag niet volledig dan, is sprake van een administratieve tekortkoming die de werkgever moet herstellen. Als de tekortkoming aan de werkgever ligt, stelt het UWV de werkgever eerst in staat de ontbrekende gegevens binnen één week aan te vullen. In veel gevallen zal het re-integratieverslag dan wel compleet zijn en kan de inhoudelijke beoordeling plaatsvinden. Het is echter ook mogelijk dat de werkgever de gevraagde gegevens niet levert. In dat geval legt het UWV de werkgever een loonsanctie op. In de loonsanctiebeslissing wordt duidelijk aangegeven welke stukken ontbreken.