Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2023:3854

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
05-06-2023
09-06-2023
AWB- 23_2685 VV
Bestuursprocesrecht
Voorlopige voorziening

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder inzake de invordering van verbeurde dwangsommen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 23/2685 GEMWT VV

uitspraak van 5 juni 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] B.V., te [vestigingsplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. P.J.M. Boomaars

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 5 april 2023 (bestreden besluit) inzake de invordering van verbeurde dwangsommen tot een bedrag van € 10.000,--.

Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2. Op 14 april 2022 heeft het college verzoekster een last onder dwangsom opgelegd wegens overtredingen op een nader aangeduid perceel op camping [naam camping] aan de [adres] te [plaatsnaam] . Omdat volgens het college niet tijdig en volledig aan de last is voldaan zijn er dwangsommen tot een bedrag van € 10.000,-- verbeurd. Verzoekster heeft betoogd dat zij voor het verstrijken van de begunstigingstermijn aan de last heeft voldaan.

3. In een zaak als deze, waar het gaat om een financieel belang, is voor het treffen van een voorlopige voorziening slechts plaats indien ook zonder diepgaand onderzoek met betrekking tot de feiten en/of het recht ernstig betwijfeld moet worden of de opgelegde betalingsverplichting in rechte stand zal houden en bovendien feiten en omstandigheden worden aangevoerd die meebrengen dat het belang van verzoekster een onverwijlde voorziening vordert.

3.1

De voorzieningenrechter overweegt dat de last onder dwangsom onherroepelijk is. Na het verstrijken van de begunstigingstermijn is door gemeentelijke toezichthouders zesmaal geconstateerd dat afrasteringen, de paardenbak en de mestopslag niet tijdig zijn verwijderd. Het college heeft daarbij verwezen naar het controlerapport met bijbehorende waarnemingen en vastgesteld dat zesmaal een dwangsom is verbeurd van € 2.500,00. Verzoekster heeft betoogd dat de last onder dwangsom niet ziet op het verwijderen van de afrasteringen en dat het college het houden van paarden op de paardenwei op de camping toelaat. Volgens verzoekster is het verder in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel om haar te verwijten dat er op de paardenwei mest aanwezig is omdat dit inherent is aan het houden van paarden op de paardenwei. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster niet heeft betwist dat de last onder dwangsom ziet op het verwijderen van de paardenbak en de mestopslag. De stelling van verzoekster dat het college het houden van paarden op de paardenwei op de camping toelaat, betekent niet dat het college ook gehouden is om daartoe een paardenbak en de opslag van mest te gedogen. Gelet hierop is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet evident dat de invordering in rechte geen stand zal houden.

3.2

Vervolgens resteert de vraag of sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan aangenomen moet worden dat verzoekster de beslissing op haar bezwaarschrift niet kan afwachten. Die vraag wordt door de voorzieningenrechter negatief beantwoord. Verzoekster heeft, desgevraagd door de griffier, telefonisch verklaard dat sprake is van onverwijlde spoed omdat € 10.000,-- heel veel geld is, maar de voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat verzoekster voorlopig (hangende bezwaar) de verbeurde dwangsommen niet kan betalen. Daarbij is in aanmerking genomen dat verzoekster om een betalingsregeling kan vragen.

4. Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Nu het verzoek wordt afgewezen, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 5 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

P.H.M. Verdonschot, griffier R.P. Broeders, voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.