RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummers: BRE 22/5180, 22/5415, 22/5720, 22/5826 en 22/5858 WABO
uitspraak van 22 juni 2023 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
1. [naam eiser 1]te [plaatsnaam] , eiser sub 1;
2. [naam eiser 2] , te [plaatsnaam] , eiser sub 2;
3. [naam eiser 3] en [naam eiser 4] ,te [plaatsnaam] , eisers sub 3,
gemachtigde mr. M. Godderij;
4. [naam eiser 5] , te [plaatsnaam] , eiser sub 4;
5. [naam eiser 6] en 31 anderenallen te [plaatsnaam] , eisers sub 5,
gemachtigde mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam] , verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghoudster]
, te [plaatsnaam] , vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. C.J.M. van Baerle.
Overwegingen
1. Het voormalige sanatorium [naam vergunninghoudster] is halverwege de vorige eeuw gebouwd en beschikte, voor zover hier van belang, over een hoofdgebouw met een mannenvleugel en vrouwenvleugel. Naast deze twee vleugels waren klassenpaviljoens voor mannen resp. vrouwen gebouwd (ook wel eindvleugels genoemd). De gebouwen op landgoed [naam vergunninghoudster] zijn aangewezen als rijksmonument.
Op 12 november 2021 heeft derde partij omgevingsvergunning gevraagd voor het bouwen van twee nieuwe paviljoens met elk 16 woningen en een parkeerkelder en voor het vellen van drie bomen op landgoed [naam vergunninghoudster] te [plaatsnaam] . Deze nieuwe paviljoens komen op de plaats van de voormalige klassenpaviljoens.
Het college heeft op 14 april 2022 kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, waarbij deze vergunning betrekking zal hebben op
1. het bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
2. het uitvoeren van een werk (artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo);
3. het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo);
4. het kappen van 3 bomen (artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wabo);
5. het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument (artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo).
Het college heeft de aanvraag voorbereid volgens de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Aan de zuidkant van de paviljoens geldt een maximale goothoogte van 3 meter,
aan de noordkant een maximale bouwhoogte van 6 meter en in het middengedeelte een maximale bouwhoogte van 9 meter. De goothoogte aan de zuidzijde wordt 4,06 meter vanwege de balustrades van de terrassen en door het plaatsen van privacyschermen wordt de bouwhoogte aan de noordzijde ongeveer 7,80 meter. Ook wordt er buiten het bouwvlak gebouwd en wordt de inrit naar de parkeergarage aangelegd in de bestemming “Groen”. Deze afwijkingen worden vergund met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2°, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, eerste lid en vierde lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Het ontwerpbesluit om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen heeft met ingang van 14 april 2022 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn hebben eisers hun zienswijze naar voren gebracht. Eisers zijn bewoners van de vrouwen- en mannenvleugel, die grenzen aan de nieuw te bouwen paviljoens.
Deze zienswijzen hebben het college tot het inzicht gebracht dat de ondergrondse parkeergarages alleen vergund kunnen worden met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3°, van de Wabo. Ten behoeve van deze afwijking is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Vervolgens is opnieuw een ontwerpbesluit om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen ter inzage gelegd, ditmaal van 11 augustus 2022 t/m 22 september 2022.
Eisers hebben wederom hun zienswijze naar voren gebracht.
Bij het bestreden besluit heeft het college, onder weerlegging van de zienswijzen, de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2. Eisers hebben betoogd dat de omgevingsvergunning leidt tot grote parkeerproblemen. De ondergrondse parkeerplaats onder het hoofdgebouw (met ongeveer 630 parkeerplaatsen) is niet gerealiseerd zodat eisers elk maar één parkeerplaats op eigen terrein hebben. Met het bestreden besluit zijn twee parkeergarages vergund onder de paviljoens, maar die zijn in strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast ontbreekt het vereiste advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voorts blijkt niet dat het waterschap op de hoogte was van de afwijking van het bestemmingsplan terwijl de laatste tijd steeds vaker sprake is van hoog water. Volgens eisers hanteert het college een salamitactiek omdat telkens afzonderlijk een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend en de cumulatieve effecten van deze nieuwe bouwplannen niet onderzocht zijn.
Eisers sub 3 hebben daarnaast aangevoerd dat adequaat akoestisch onderzoek ontbreekt omdat niet blijkt van onderzoek naar de toename van geluidsoverlast die ingevolge de afwijkingen ten behoeve van de parkeergarages te verwachten valt. Daarnaast voorzien zij ook problemen op het gebied van de hydrologie omdat de aanleg van de ondergrondse parkeergarages zonder meer zal leiden tot een plaatselijke verhoging van de grondwaterstand.
Eisers sub 1, sub 2 en sub 4 hebben daarnaast aangevoerd dat het nieuwe oostelijke paviljoen (op de bouwtekeningen aangeduid als gebouw C) hoger wordt dan het bestemmingsplan toelaat en dat de privacy van de bewoners van de mannenvleugel wordt aangetast (inkijk in de tuinen). Verder vrezen zij geluidsoverlast, trillingsoverlast en scheurvorming door de bouw van de ondergrondse parkeergarage omdat de woningen in de mannenvleugel daar gevoelig voor zijn. Eiser sub 4 heeft daarnaast aangevoerd dat de inrit naar de parkeergarages onveilig zijn en niet op de meest logische plaats zijn geprojecteerd.
Ten slotte hebben eisers sub 1, sub 2 en sub 4 aangevoerd dat het voorheen aanwezige oostelijke klassenpaviljoen illegaal is gesloopt, dat de drie bomen illegaal zijn gekapt en dat de verkeersveiligheid aangetast wordt.
3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘ [naam vergunninghoudster] ’ rust op de locaties waar de nieuwe paviljoens met ondergrondse parkeerkelders geprojecteerd zijn de bestemming ‘Gemengd – 2’ met de dubbelbestemming ‘Waarde – Attentiegebied ecologische hoofdstructuur’ en – alleen voor wat betreft de oostelijke locatie – de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’. Een deel van de entree naar de parkeerkelders ligt in de bestemming ‘Groen’.
Ingevolge artikel 4.1 van de planregels zijn de als ‘Gemengd – 2’ aangewezen gronden bestemd voor woningen en zorgeenheden.
Voor de afwijkingen van het bestemmingsplan is ingevolge artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo vereist dat het niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening en – voor wat betreft de parkeergarages – dat de motivering kan steunen op een goede ruimtelijke onderbouwing.