RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
zaaknummer: BRE 23/2961 GEMWT VV
uitspraak van 3 juli 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
Celibo B.V., te Oosterhout, verzoekster,
gemachtigde: [naam gemachtigde 1]
de burgemeester van de gemeente Oosterhout, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Holland Housing Vastgoedgroep B.V. , te Alphen,
gemachtigde: [naam gemachtigde 2] .
Procesverloop
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 8 mei 2023 (bestreden besluit) inzake de last onder dwangsom tot het terugbrengen van het aantal bewoners van het pand [straatnaam] 8 te [plaatsnaam] tot maximaal zes personen.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 19 juni 2023. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam gemachtigde 1] en [naam vertegenwoordiger 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.M.J. Soeters, [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] . Derde partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde [naam gemachtigde 2] .
Overwegingen
1. Bij besluit van 18 augustus 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam] aan Holland Housing Vastgoedgroep B.V. omgevingsvergunning verleend voor de kamergewijze verhuur van het pand [straatnaam] 8 aan maximaal zes personen.
Verzoekster huurt het pand [straatnaam] 8 van Holland Housing Vastgoedgroep B.V..
Op 15 oktober 2022 is tijdens een controle van de politie geconstateerd dat het pand [straatnaam] 8 was doorgeschakeld met het pand [straatnaam] 10 en dat in het pand zestien personen woonachtig waren. Dit heeft geleid tot het voornemen van de burgemeester om een last onder dwangsom op te leggen met de strekking dat het aantal bewoners wordt teruggebracht tot zes.
Hiertegen heeft verzoekster op 3 maart 2023 haar zienswijze naar voren gebracht. Ook de eigenaar van het pand was tijdens dit vertegenwoordigd.
Op 18 april 2023 heeft wederom een controle in de woning [straatnaam] 8 plaatsgevonden. Daarbij is vastgesteld dat in de woning twaalf slaapplaatsen in gebruik waren.
Dit heeft geleid tot het bestreden besluit waarbij verzoekster is gelast om het aantal bewoners van het pand [straatnaam] 8 terug te brengen tot maximaal zes personen. Daarbij is aangegeven dat verzoekster een dwangsom van € 25.000,-- ineens verbeurt indien zij de overtreding niet binnen twee weken na de dag van verzending van het besluit heeft beëindigd.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Op 24 mei 2023 hebben twee gemeentelijke toezichthouders geconstateerd dat in de woning [straatnaam] 8 tien personen aanwezig waren. De begunstigingstermijn eindigde op 22 mei 2023. Dit betekent dat verzoekster door de controle op 24 mei 2023 de eenmalige dwangsom van € 25.000,-- heeft verbeurd. Het verzoek om schorsing van het bestreden besluit is op 26 mei 2023 bij de griffie van de rechtbank ingekomen. Omdat dit verzoek pas na de verbeuring van de dwangsom is ingediend kan schorsing van het bestreden besluit de verbeuring niet meer ongedaan maken.
4. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat geen sprake is van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Voor een oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit is verzoekster aangewezen op het volgen van de bodemprocedure.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 3 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: