uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2023 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [plaats 1] , eiseres
(gemachtigde: mr. M.P. Peters),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge, het college
(gemachtigde: mr. R. Timmermans).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college op haar verzoek1 om openbaarmaking van documenten vervaardigd vanaf 1990 die betrekking hebben op werkzaamheden die zijn uitgevoerd op en rondom [straatnaam] in [plaats 2] .
1.1.
Het college heeft het verzoek met de beslissing van 18 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 februari 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college de afwijzing gehandhaafd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres haar gemachtigde met [naam 1] en namens het college de [gemachtigde] en [naam 2] .
Beoordeling door de rechtbank
Is de beslissing van het college een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht?2
2. De rechtbank is van oordeel dat de brief van het college van 18 juli 2022 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)3.
2.1
Op 14 januari 2022 heeft eiseres een verzoek op grond van Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingediend bij het college. In dit verzoek heeft eiseres verzocht om openbaarmaking van alle documenten die een volledig beeld geven over de werkzaamheden die zijn uitgevoerd op en rondom [straatnaam] in [plaats 2] vanaf 1990. Met het besluit van 10 maart 2022 heeft het college op dit verzoek beslist en alle bij het college bekende stukken aan eiseres verstrekt. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.
2.3
Vervolgens heeft eiseres bij brief van 3 juni 2022 het college – wederom – verzocht om openbaarmaking van documenten vervaardigd vanaf 1990 die betrekking hebben op de werkzaamheden die zijn uitgevoerd op en om [straatnaam] in [plaats 2] .
2.4
De rechtbank is – kijkend naar de inhoud van de verzoeken – van oordeel dat de documenten waarvan eiseres op 14 januari 2022 en op 3 juni 2022 openbaarmaking heeft verzocht, dezelfde zijn.
Ten tijde van de Wob4 was het vaste rechtspraak5 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State – de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken – dat de plicht tot openbaarmaking op grond van de Wob geen betrekking heeft op informatie die al openbaar is. Een reactie op een verzoek om stukken openbaar te maken die al openbaar zijn, is niet op rechtsgevolg gericht en daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank is dit ook van toepassing op verzoeken op grond van de Woo.
3. Met het verzoek van 3 juni 2022 heeft eiseres verzocht om openbaarmaking van stukken die al openbaar zijn. Het college heeft deze brief ten onrechte als een aanvraag aangemerkt en de reactie van 18 juli 2022 daarop als een appellabel besluit.
Conclusie en gevolgen.
4. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Tevens zal zij zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
5. Nu de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, dient het college het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.674,- ( 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837 en wegingsfactor 1) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit;
-
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
-
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
-
draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
-
veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 8 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1 Eiseres heeft een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) ingediend.
2Dit is een vraag die rechtbank ambtshalve dient te beantwoorden.
3 In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaalt dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
4 De Woo – de wet open overheid – is op 1 mei 2022 in werking getreden. Daarmee is de Wob – de wet openbaarheid van bestuur – komen te vervallen.
5 Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:2869 en ECLI:NL:2022:2055.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: