Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoeken om handhaving. Zij hebben verzocht om handhaving omdat zij van mening zijn dat [B.V.] aan de [adres] te [plaats] te veel geluidsoverlast veroorzaakt en in strijd met het bestemmingsplan op die locatie is gevestigd.
1.1.
Het college heeft de verzoeken om handhaving met het besluit van 8 april 2021 gedeeltelijk afgewezen. Eisers hebben hier bezwaar tegen gemaakt. Op 2 december 2021 hebben eisers beroep ingediend wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaarschrift. Op 26 januari 2022 beslist het college alsnog op de bezwaren van eisers en laat het college de gedeeltelijke afwijzing van de handhavingsverzoeken in stand.
1.2.
Op 3 maart 2022 dienen eisers inhoudelijke gronden tegen deze afwijzing in. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college, mr. D. Dingemanse en [naam 2] namens het college en [B.V.] . Deze zaken zijn gelijktijdig behandeld met het beroep met het nummer 22/4033, waarbij het college eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar tegen het opleggen van een maatwerkvoorschrift.
1.4
Op 7 juni 2023 heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en aan het college verzocht om nadere stukken met betrekking tot een aan [B.V.] verleende vergunning. Het college heeft nadere stukken toegezonden, waarop de overige partijen hebben kunnen reageren.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden heeft afgezien van handhavend optreden. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Het beroep is in eerste instantie ingediend tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Ter zitting hebben eisers het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken. De rechtbank zal daarom inhoudelijk de beslissing op bezwaar beoordelen en niet meer ingaan op het overschrijden van de beslistermijn.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. [B.V.] exploiteert een onderneming waarin zij betonwapening ontwerpt, vervaardigt en verwerkt. Bij haar werkzaamheden maakt zij onder meer gebruik van een in de buitenlucht geplaatste stavencarrousel. Daarin liggen op maat gesorteerde staven, waarbij door het draaien van de carrousel de gewenste staven bereikbaar zijn om uit de carrousel te kunnen halen. Ook wordt gebruik gemaakt van een hydraulische knipper voor het op maat maken van stalen staven.
5.1
Eisers wonen in de directe nabijheid van [B.V.] en ervaren geluidsoverlast van onder meer het gebruiken van de stavencarrousel.
Is er sprake van een overtreding van de geluidsnormen?
6. Eisers stellen met verwijzing naar een akoestisch onderzoek van [naam 3] (uit november 2018) dat er sprake is van overschrijding van de geluidsnormen. Het college mocht zich niet baseren op het akoestisch onderzoek van [naam 4] dat in opdracht van [B.V.] in 2021 is opgesteld. Eisers hebben daartoe een tegenadvies overgelegd dat is opgesteld door [naam 5] .
6.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank constateert dat het college geen overtreding heeft vastgesteld. De opgestelde rapporten wijzen niet eenduidig op een overtreding. Ook eisers onderkennen dat de rapporten mogelijk niet zorgvuldig zijn. Bovendien heeft [B.V.] na het onderzoek van [naam 3] een geluidsscherm laten plaatsen voor de stavencarrousel. [naam 4] heeft dit geluidsscherm meegenomen in zijn onderzoek. Het is niet onaannemelijk dat een dergelijk geluidsscherm het geluid richting de woningen beïnvloedt. Nu de rapportages op basis van berekeningen niet eenduidig op overschrijding van de geluidsnormen wijzen, is een overtreding niet vastgesteld. De enige manier om in deze situatie objectief vast te stellen of aan de geluidsnormen wordt voldaan, is meten. Een objectieve en correct uitgevoerde meting is immers nauwkeuriger dan een berekening. In beginsel is het na een verzoek om handhaving aan het college om gedegen onderzoek te doen om vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van een overtreding. Het gaat bij een dergelijk onderzoek om het meten van de geluidsbelasting op de gevels van eisers. Het college heeft de intentie gehad een dergelijke onderzoek te doen en heeft eisers verzocht mee te werken aan een geluidsmeting op de gevel. Zij hebben hun medewerking echter na herhaald verzoek van het college geweigerd. In dat geval is het voor hun eigen risico dat het college niet heeft kunnen meten en daarom geen overtreding vast heeft kunnen stellen. Het kan het college in dit geval niet verweten worden dat hij geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Het college heeft het verzoek om handhaving met betrekking tot de geluidsnormen terecht afgewezen.
Is er sprake van een overtreding met betrekking tot het bestemmingsplan?
7. Eisers stellen dat [B.V.] een bedrijf is dat past in categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij het bestemmingsplan. Ter plaatse zijn bedrijven tot categorie 3.2 toegestaan. [B.V.] hoort dus niet op die locatie thuis. De subbestemming machinefabriek/constructiewerkplaats staat alleen dergelijke bedrijven toe als ze onder de al toegestane categorie, dus 3.2, vallen. Bovendien vindt een deel van de bedrijfsactiviteiten plaats op de bestemming ‘Agrarische doeleinden’, waar door middel van een vergunning om af te wijken van het bestemmingsplan alleen opslag ten behoeve van het bedrijf is toegestaan.
7.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Op de gronden waarop [B.V.] is gevestigd is, ten tijde van het bestreden besluit, het bestemmingsplan ‘Bebouwde kom [plaats] 2008’ van toepassing. De gronden hebben in hoofdzaak de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ met de subbestemming ‘machinefabriek/constructiewerkplaats’. Op een gedeelte van het perceel is de bestemming ‘Agrarische doeleinden’ van toepassing. Voor dit deel heeft het college een omgevingsvergunning verleend waarmee in afwijking van deze bestemming opslag ten behoeve van [B.V.] wordt toegestaan. Ter zitting is vastgesteld dat op deze gronden met agrarische doeleinden de stavencarrousel en de hydraulische knipper staan.
7.2
Voor zover de gronden de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ hebben passen de bedrijfsactiviteiten van [B.V.] in het bestemmingsplan. De doeleindenomschrijving in artikel 14 van de planvoorschriften geeft uitdrukkelijk aan dat de met de subbestemming ‘machinefabriek/constructiewerkplaats’ aangewezen gronden, alsmede bestemd zijn voor een machinefabriek of constructiewerkplaats. Eisers’ uitleg dat het dan alleen bestemd is voor een machinefabriek of constructiewerkplaats die al onder de hoofdbestemming valt, volgt de rechtbank niet. Het woord ‘alsmede’ impliceert een uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden. De toegestane subbestemming zou ook zinledig zijn als het gebruik al onder de hoofdbestemming past. Behalve een bedrijf tot categorie 3.2 is dus ook een machinefabriek of constructiewerkplaats, zoals geëxploiteerd door [B.V.] , toegestaan.
Het in dit kader door eisers aangehaalde artikel 5 van de planvoorschriften is hier niet van toepassing. Het gaat hier immers alleen om de uitleg van de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’ en niet om een combinatie van meerdere doeleinden.
7.3
Voor zover de gronden de bestemming ‘Agrarische doeleinden’ hebben, beroept het college zich op de omgevingsvergunning die hij op 25 juni 2019 heeft verleend aan [B.V.] . Met deze vergunning heeft [B.V.] toestemming gekregen om het perceel waarop de stavencarrousel en knipper staan, in afwijking van de gebruiksregels van het bestemmingsplan te gebruiken voor opslag, niet zijnde voor een agrarisch bedrijf. Het college heeft ter zitting verklaard dat met die vergunning ook de stavencarrousel en het knippen van de staven vergund zijn. Dit valt volgens het college onder opslag. Eisers hebben dat weersproken.
7.4
De rechtbank is van oordeel dat een stavencarrousel in combinatie met de hydraulische knipper, mede gezien de omvang van de installatie, niet onder de normale betekenis van opslag valt. Het college heeft ter zitting weliswaar gesteld dat dit geheel vergund is in de vergunning van 25 juni 2019, maar uit de tot aan de zitting overgelegde stukken kon dat niet worden afgeleid. Uit de na de heropening overgelegde stukken blijkt dat de vergunning is aangevraagd voor het gebruik van het bedrijfsterrein ten behoeve van betonbewapening zoals dat ten tijde van de aanvraag al was gerealiseerd. Uit het rapport van [naam 3] blijkt dat ten tijde van de aanvraag de stavencarrousel en knipper al op hun plaats stonden en in gebruik waren. Ook bij het college was dat bekend. Het college heeft, gezien de tekst van de omgevingsvergunning, vergund conform de aanvraag. Dat betekent dat het college met het verlenen van de vergunning op 25 juni 2019 de situatie zoals die was ten tijde van de aanvraag heeft vergund en gelegaliseerd, inclusief de stavencarrousel en de hydraulische knipper. Daarbij merkt de rechtbank op dat de woordkeuze dat afwijkend gebruik is toegestaan voor ‘opslag’ mogelijk wat onzorgvuldig is geweest, maar de zorgvuldigheid bij die besluitvorming uit 2019 is geen onderdeel van het geschil dat nu moet worden beoordeeld.
7.5
Het college heeft hiermee aangetoond dat de werkzaamheden van [B.V.] op de gronden met de bestemming ‘Agrarische doeleinden’ in overeenstemming zijn met de vergunde situatie. Deze werkzaamheden zijn ter plaatse dus toegestaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen sprake is van een overtreding ten opzichte van de gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan, zodat het college op goede gronden niet is overgegaan tot handhavend optreden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 8 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Artikel 14 Bedrijfsdoeleinden (B)
1. Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor "Bedrijfsdoeleinden" (B) aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. lokale bedrijven, met dien verstande dat: [. . .]
- ter plaatse van de nadere aanwijzing “(3.2)” bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan
in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze voorschriften behorende Staat
van Bedrijfsactiviteiten;
alsmede voor:
b. ter plaatse van de subbestemming: [. . .]
- Bmf: machinefabriek/constructiewerkplaats; [. . .]
Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 2.17
1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
|
|
07:00–19:00 uur
|
19:00–23:00 uur
|
23:00–07:00 uur
|
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
|
50 dB(A)
|
45 dB(A)
|
40 dB(A)
|
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
|
35 dB(A)
|
30 dB(A)
|
25 dB(A)
|
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
|
70 dB(A)
|
65 dB(A)
|
60 dB(A)
|
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
|
55 dB(A)
|
50 dB(A)
|
45 dB(A)
|
b. de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
[. . .]