uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres
en
het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente] .
Procesverloop
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
1.1.
Het college heeft op 20 december 2021 aan eiseres meegedeeld dat haar verzoek om handhavend op te treden tegen de permanente bewoning in de recreatiewoning [adres] te [plaats] en het daar bouwen zonder omgevingsvergunning niet inhoudelijk wordt behandeld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 2 juni 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Eiseres is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [naam] namens het college. Eiseres is -zonder bericht- niet verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
2. Volgens het college kan eiseres niet aangemerkt worden als belanghebbende bij het verzoek om handhaving. Dit heeft volgens het college tot gevolg dat tegen het schrijven van 20 december 2021 geen ontvankelijk bezwaar kan worden ingediend.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er te laat op de aanvraag beslist?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college te laat op haar verzoek om handhaving heeft beslist.
4.1.
Op het moment dat het college in gebreke was tijdig een besluit te nemen, had eiseres – met inachtneming van de vereisten zoals genoemd in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit in kunnen dienen bij de bestuursrechter. Nu eiseres dat heeft nagelaten, kan deze grond eiseres niet meer baten.
Is eiseres belanghebbende?
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij als belanghebbende aangemerkt dient te worden. Zeker nu de rechtbank nog geen uitspraak heeft gedaan op de vraag of aan eiseres de huur terecht is opgezegd. Eiseres voert verder aan dat zij op het moment dat dit speelde ingeschreven stond op het [adres] .
5.1.
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het desbetreffende besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft eerder overwogen dat belanghebbendheid bij besluiten krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in beginsel wordt aangenomen bij bewoners van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het betrokken besluit gaat. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn.1 Dit betekent dat zonder gevolgen van enige betekenis iemand geen persoonlijk belang heeft bij het besluit. Deze persoon onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van iemand zijn, moet er worden gekeken naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat. Deze factoren dienen te worden bekeken in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.2
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belanghebbende is bij het handhavingsverzoek. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen eigenaar of bewoner is van [adres] te [plaats] . Tevens woont eiseres ook niet in een zeer dichte nabijheid daarvan. Dat eiseres op het moment van het verzoek om handhaving nog inschreven stond op [adres] , maakt dit niet anders. De inschrijving in de Basisregistratie personen was gelet op de feitelijke situatie niet van doorslaggevend belang.
5.3.
Nu eiseres niet aangemerkt kan worden als belanghebbende bij het verzoek om handhaving, heeft het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 12 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.