Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2023:7694

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
05-07-2023
09-11-2023
C/02/408044 / KG ZA 23-146 (E)
Civiel recht
Bodemzaak,Kort geding

Kort geding, uitleg maatschapsovereenkomst, uitoefenen voorkeursrecht bij uittreden vennoot.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht

Zaaknummer: C/02/408044 / KG ZA 23-146

Vonnis in kort geding van 5 juli 2023

in de zaak van

[eiser in conventie] B.V.,

te [plaats 1] ,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

hierna te noemen: [eiser in conventie] ,

advocaat: mr. J.A. Platteeuw te Middelburg,

tegen

[gedaagde in conventie] B.V.,

te [plaats 2] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

hierna in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagde in conventie] ,

advocaat: mr. U.T. Hoekstra te Middelburg.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 14 april 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;

- de aanvullende producties 11 tot en met 20 van [eiser in conventie] ;
- de pleitnota, tevens incidentele conclusie van onbevoegdheid respectievelijk conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie van [eiser in conventie] ;

- de brief van 19 juni 2023 van [gedaagde in conventie] met aanvullende producties 21 en 22;

- de aanvullende productie 21 van [eiser in conventie] ;
- de mondelinge behandeling van 21 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [gedaagde in conventie] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde in conventie] was voor 29 december 2022 genaamd [B.V.]

2.2.

[eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] hebben samen een notarispraktijk gevoerd in [plaats 1] en vormden samen een [maatschap] .

2.3.

Partijen zijn daarnaast gezamenlijk, ieder voor de helft, eigenaar van het kantoorpand aan [adres] te [plaats 1] (hierna: het pand). De maatschap huurt van partijen het pand en in dit pand wordt de notarispraktijk uitgeoefend.

2.4.

Partijen zijn op 14 oktober 2011 als vennoten een maatschapsovereenkomst overeengekomen. De maatschapsovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“(…)

DUUR

Artikel 3

1. De maatschap zal aanvangen op 1 januari 2012 en is aangegaan voor onbepaalde tijd.

2. Ieder der vennoten heeft het recht de maatschap op te zeggen, mits met inachtneming van een termijn van 6 maanden en slechts tegen het einde van een boekjaar. De opzegging dient te geschieden per aangetekende brief aan de andere vennoten.

(…)

HUISVESTING EN VOORKEURSRECHT

Artikel 7 (…)

4. (…)

Voorts zijn partijen overeengekomen dat zij elkaar over en weer een voorkeursrecht van koop geven voor het geval een der partijen wil overgaan tot verkoop van zijn l/3e of 1/2 onverdeeld aandeel in voormelde onroerende zaak [adres] te [plaats 1] .

Een partij zal verplicht zijn gemeld aandeel in de onroerende zaak te koop aan te bieden aan de andere partije indien dit aandeel behoort tot een besloten vennootschap en de aandeelhouder(s) wens(t)(en) de aandelen in deze vennootschap te vervreemden.

Deze verplichting geldt niet voor het geval de rechtsopvolger(s) onder algemene titel overgaan tot verdeling van de aandelen aan één van hen.

Dit voorkeursrecht van koop is aangegaan onder de volgende bepalingen en bedingen:

  1. Indien een vennoot voornemens is zijn aandeel in de onroerende zaak te verkopen is hij verplicht de andere vennoot daarvan bij aangetekend schrijven op de hoogte brengen.

  2. Binnen één maand na ontvangst van dit schrijven is de andere vennoot verplicht - eveneens bij aangetekend schrijven - mee te delen of hij/zij van zijn/haar voorkeursrecht gebruik wenst te maken bij gebreke waarvan het hiervoor vermeld voorkeursrecht van koop is vervallen. Indien de andere vennoot van zijn/haar voorkeursrecht gebruik wenst te maken zal de koopsom in onderling overleg worden vastgesteld of zo partijen het - binnen drie weken na acceptatie van het recht - niet eens worden over de koopsom zal deze worden vastgesteld door drie deskundigen, waarvan elke partij (verkoper en koper) er één benoemt terwijl de aldus benoemde deskundigen tezamen de derde zullen benoemen.

De vaststelling van de koopsom door de deskundigen dient binnen drie weken te geschieden nadat zij zijn benoemd.

Nadat de koopsom aldus is vastgesteld zijn beide partijen gebonden en is er een koopovereenkomst ontstaan, en dient de levering binnen twee maanden te geschieden onder gelijktijdige betaling van de koopsom; de kosten van de akte alsmede de overdrachtsbelasting zijn voor rekening van de verkrijger.

Indien de vennoot aan wie het onverdeeld l/3e of 1/2 aandeel is aangeboden van hun voorkeursrecht geen gebruik maakt is de aanbieder vrij om de onroerende zaak aan (een) derde(n) te vervreemden.

Voor het geval een vennoot overgaat tot vervreemding van zijn aandeel in de onroerende zaak zonder de andere vennoot in de gelegenheid te hebben gesteld tot aankoop verbeurt de nalatige vennoot ten behoeve van de andere vennoot een direct opeisbare boete van honderdduizend euro (€100.000,00).

5. De vennoten sub 1 en 2. verplichten zich bovendien jegens elkaar hun onverdeeld aandeel in het voormelde pand aan het [adres] te [plaats 1] over te dragen indien een der genoemde gevallen van artikel 10 zich voordoen. Het in artikel 7 lid 4 genoemde voorkeursrecht van koop geldt in die gevallen.

(…)

BEËINDIGING

Artikel 10

De maatschap eindigt:

a. door ontbinding in onderling overleg;

b. door opzegging overeenkomstig het in artikel 3 bepaalde;

(…)

g. door aan een vennoot c.q. aan de directeur van één van de vennoten sub 1 en 2 verleend ontslag als notaris.

(…)

Artikel 12

Bij het beëindigen van de maatschap in onderling overleg worden tevens de gevolgen daarvan geregeld.

2. Bij het eindigen van de maatschap anders dan in onderling overleg heeft de vennoot die niet heeft opgezegd c.q. in wie niet de oorzaak van de beëindiging is gelegen, het recht de praktijk van de maatschap voort te zetten, alsmede, indien hij/zij zodanige voortzetting wenst, het recht op hetzij de verblijving hetzij de toescheiding aan haar/hem van de zaken der vennootschap, een en ander, indien zij/hij het verlangen daartoe binnen 6 maanden na het eindigen der maatschap per aangetekende brief gericht aan de uitgetreden vennoot of diens rechtsopvolger(s) te kennen geeft, derhalve onverminderd de plicht en bevoegdheid voor de uitgetreden vennoot c.q. haar directeur zijn/haar ambt te blijven uitoefenen.

(…)

Artikel 15

1. In alle gevallen waarin de voortzettende vennoot verplicht is tot een uitkering aan de uitgetreden vennoot of diens rechtsopvolger(s), zal hij/zij gehouden zijn deze schuld te voldoen binnen één jaar nadat de beëindiging van de maatschap plaatsvond. De schuld draagt rente naar het percentage alsdan verschuldigd voor de niet-opvraagbare kapitaalgedeelten vermeerderd met twee procentpunten, te rekenen vanaf het moment van uittreden van de betreffende vennoot.

(…)

GESCHILLEN

Artikel 16

Alle geschillen welke tussen de vennoten mochten ontstaan naar aanleiding van of in verband met de uitvoering van deze overeenkomst of van nadere overeenkomsten welke daarvan het gevolg mochten zijn, zullen door scheidsmannen worden beslecht.

Een geschil is aanwezig wanneer één van de vennoten verklaart dat dit het geval is. De vennoot die arbitrage verlangt, zal daarvan schriftelijk mededeling doen aan de andere vennoten en de benoeming van drie arbiters verzoeken aan de voorzitter van de Notariële Beroepsorganisatie. Indien bedoelde voorzitter die benoeming niet heeft gedaan binnen één maand na een desbetreffend tot hem gericht verzoek, zal de benoeming gevraagd kunnen worden aan de president van de rechtbank te Amsterdam.

Voorziening tegen de door de voorzitter c.q. de president op verzoek te geven beslissing is uitgesloten. De arbiters zullen uitspraak doen als goede mannen naar billijkheid en daarbij tevens beslissen wie de arbitragekosten zal dragen. Van de arbitragebeslissing zal geen beroep mogelijk zijn.

(…)”

2.5.

Bij aangetekende brief van 21 december 2021 heeft [gedaagde in conventie] de maatschap opgezegd per 1 januari 2023 wegens pensionering van [notaris] . Aan [notaris] is per 1 januari 2023 ontslag als notaris verleend. [eiser in conventie] heeft de notarispraktijk voortgezet onder de naam [bedrijf] .

2.6.

Bij brief van 9 juni 2022 heeft [eiser in conventie] aan [gedaagde in conventie] medegedeeld de huur van het kantoorpand op te zeggen tegen 1 juli 2023.

2.7.

In haar e-mail van 9 juni 2022 heeft [eiser in conventie] [gedaagde in conventie] onder andere bericht dat ze het pand per 31 december 2022 wil overnemen en vraagt zij wie [gedaagde in conventie] wil voorstellen als taxateur van het pand.

2.8.

[bedrijfsmakelaar 1] (hierna: [bedrijfsmakelaar 1] ) heeft in opdracht van [eiser in conventie] het pand getaxeerd. In het taxatierapport van 13 juli 2022 staat dat het pand per 6 juli 2022 is getaxeerd op € 670.000,00 marktwaarde kosten koper.

2.9.

Bij e-mail van 25 augustus 2022 geeft [gedaagde in conventie] onder meer aan dat voor het opzeggen van de huurovereenkomst door de maatschap twee handtekeningen zijn vereist en dat de opzegging enkel door [eiser in conventie] niet rechtsgeldig is.

2.10.

In opdracht van [gedaagde in conventie] heeft [bedrijfsmakelaar 2] B.V. (hierna: [bedrijfsmakelaar 2] ) het pand getaxeerd. In het taxatierapport van 22 september 2022 staat dat het pand per 25 juli 2022 is getaxeerd op € 830.000,00 marktwaarde kosten koper.

2.11.

Bij e-mail van 8 november 2022 heeft [eiser in conventie] aan [gedaagde in conventie] medegedeeld dat ze de voorgestelde verkoopopdracht van [bedrijfsmakelaar 2] voor het pand, welke nog niet is opgestuurd naar [bedrijfsmakelaar 2] , intrekt en dat ze de verkoopdracht definitief niet verstrekt.

2.12.

[eiser in conventie] heeft in haar brief van 30 januari 2023, die zowel per deurwaardersexploot, aangetekend als per e-mail is aangeboden aan [gedaagde in conventie] , een beroep gedaan op het verblijvingsbeding als voorzien in artikel 12 maatschapsovereenkomst. Ook doet ze een beroep op het voorkeursrecht tot koop van het onverdeelde aandeel van [gedaagde in conventie] van het pand overeenkomstig artikel 7 lid 5 maatschapsovereenkomst. Verder stelt zij voor dat de taxateurs [bedrijfsmakelaar 2] en [bedrijfsmakelaar 1] een derde taxateur benoemen met als opdracht de waarde van het pand binnen drie weken na benoeming vast te stellen, waarna zij het pand binnen twee maanden zal afnemen.

2.13.

Bij brief van 6 maart 2023 heeft [gedaagde in conventie] aan [eiser in conventie] bericht dat er een geschil is en vraagt hij of [eiser in conventie] het geschil wenst voor te leggen aan arbiters of aan de gewone rechter.

2.14.

[eiser in conventie] heeft € 203.697,00 aan voorschot op een uitkering van het maatschapsvermogen aan [gedaagde in conventie] voldaan.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

[eiser in conventie] vordert bij dagvaarding in kort geding - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:

  1. [gedaagde in conventie] te veroordelen om binnen 7 dagen na dagtekening (primair) dan wel betekening (subsidiair) van het vonnis aan [bedrijfsmakelaar 2] opdracht te geven om binnen één week na deze opdracht samen met [bedrijfsmakelaar 1] een derde taxateur van de lijst van Rabobank aan te wijzen om samen de koopsom te bepalen waartegen [eiser in conventie] het aandeel van [gedaagde in conventie] in het pand kan overnemen. Deze vordering op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde in conventie] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,00;

  2. [gedaagde in conventie] te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

[eiser in conventie] legt aan de vordering het volgende - samengevat - ten grondslag. Zij heeft jegens [gedaagde in conventie] een beroep gedaan op haar voorkeursrecht op grond van artikel 7 lid 5 jo. artikel 10 van de maatschapsovereenkomst dat haar het recht geeft het aandeel van [gedaagde in conventie] in het pand te kopen. [gedaagde in conventie] heeft de maatschap opgezegd en aan [notaris] is per 1 januari 2023 ontslag als notaris verleend, zodat er sprake is van een situatie zoals is opgenomen in artikel 10 van de maatschapsovereenkomst en [eiser in conventie] aldus een beroep kan doen op artikel 7 lid 5 van de maatschapsovereenkomst. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de koopsom van het aandeel van [gedaagde in conventie] in het pand en beiden hebben een taxatie van het pand laten uitvoeren, zodat overeenkomstig artikel 7 lid 4 van de maatschapsovereenkomst de twee taxateurs een derde taxateur dienen te benoemen. [gedaagde in conventie] werkt hieraan niet mee waardoor het eigendom van het pand en het door [eiser in conventie] uitgeoefend voorkeursrecht met betrekking tot het pand niet afgewikkeld kan worden. [eiser in conventie] vordert daarom nakoming van hetgeen partijen zijn overeengekomen over de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan het voorkeursrecht. [eiser in conventie] stelt verder dat de derde taxateur op de lijst met deskundigen die Rabobank hanteert dient te staan, omdat Rabobank voor de financiering vereist dat er een taxatie wordt uitgevoerd door een deskundige die op de lijst is vermeld. Tot slot voert [eiser in conventie] aan een spoedeisend belang te hebben, nu haar aanvraag bij Rabobank voor de financiering van het pand pas door kan gaan zodra de taxatiewaarde van het pand gereed is. Daarnaast heeft [eiser in conventie] in het kader van een stabiele voortzetting van de onderneming op korte termijn duidelijkheid en rust nodig met betrekking tot het eigendom van het pand waarin zij haar onderneming voert.

3.3.

[gedaagde in conventie] verzet zich tegen de toewijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] , met veroordeling van [eiser in conventie] in de kosten van deze procedure.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in voorwaardelijke reconventie

3.5.

[eiser in reconventie] vordert - samengevat - in voorwaardelijke reconventie, onder de voorwaarde dat geoordeeld wordt dat [verweerder in reconventie] voldoende spoedeisend belang bij haar vordering in conventie heeft, dat [verweerder in reconventie] wordt veroordeeld:

1. primair, om haar onverdeelde helft in het pand over te dragen aan [eiser in reconventie] , met bepaling:

  1. dat de condities voor de overdracht gelijk zijn aan hetgeen in de gebruikelijke NVM koopakte is opgenomen;

  2. dat de levering is voorzien op de 14e dag na het vonnis;

  3. dat de verwervingssom zal worden bepaald op € 430.000,00;

  4. at de verwervingssom door [eiser in reconventie] tot een bedrag van € 340.900,00 zal worden voldaan door verrekening met diens vordering op [verweerder in reconventie] tot uitbetaling van zijn maatschapskapitaal;

  5. dat [verweerder in reconventie] een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, dat zij na betekening van het vonnis met de overdracht in gebreke blijft;

  6. dat [verweerder in reconventie] vanaf de overdracht de volledige huur dient te voldoen aan [eiser in reconventie] ;

  7. dat [verweerder in reconventie] gehouden is om met [notaris] in overleg te treden over de hoogte van de huur;

2. subsidiair, tot betaling van € 340.900,00 aan voorschot op de uitkering van het maatschapskapitaal;

3. veroordeling in de proceskosten.

3.6.

[eiser in reconventie] legt aan de vorderingen het volgende - samengevat - ten grondslag. Hij voert aan dat het overnamerecht met betrekking tot het pand over en weer geldt en hij jegens [verweerder in reconventie] een beroep heeft gedaan tot overdracht van haar onverdeelde aandeel in het pand aan hem. [eiser in reconventie] stelt dat hij als meest gerede partij in aanmerking komt voor de eigendomsverwerving. Verder voert hij aan dat [verweerder in reconventie] zijn aandeel in het vermogen van de maatschap dient uit te keren. Hij stelt dat artikel 15 van de maatschapsovereenkomst zo dient te worden uitgelegd dat het maatschapskapitaal binnen één jaar nadat de beëindiging van de maatschap plaatsvond uitgekeerd dient te worden, zodat uitkering van het maatschapskapitaal thans opeisbaar is en [verweerder in reconventie] dit niet kan vasthouden. Tot slot stelt [eiser in reconventie] een spoedeisend belang te hebben bij zijn vorderingen omdat hij daarmee inkomsten kan verwerven.

3.7.

[verweerder in reconventie] voert verweer. [verweerder in reconventie] concludeert dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd dient te verklaren. Voor zover de voorzieningenrechter wel bevoegd is, concludeert [verweerder in reconventie] tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie] , met veroordeling van [eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

in conventie

4.1.

Allereerst ligt ter beoordeling voor of de voorzieningenrechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen of dat arbiters bevoegd zijn tot geschilbeslechting. [gedaagde in conventie] heeft immers voor alle weren zich beroepen op het bestaan van een arbitragebeding. In artikel 16 van de maatschapsovereenkomst is bepaald dat alle geschillen welke tussen de vennoten ontstaan naar aanleiding van of in verband met de uitvoering van deze overeenkomst door arbitrage zal worden beslecht. In dit geval bestaat tussen partijen discussie over de nakoming van het voorkeursrecht met betrekking tot het pand, zoals dat is opgenomen in artikel 7 van de maatschapsovereenkomst. Dit betekent dat onderhavig geschil betrekking heeft op de uitvoering van de maatschapsovereenkomst en aldus in beginsel aan arbiters dient te worden voorgelegd. Dat het pand geen onderdeel is van het maatschapskapitaal maakt voorgaande niet anders.

4.2.

Op grond van artikel 1022a Rv belet een arbitragebeding een partij niet zich tot de voorzieningenrechter te wenden voor een voorlopige voorziening in kort geding. De voorzieningenrechter is conform artikel 1022c Rv uitsluitend bevoegd als de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen. Ter zitting hebben partijen verklaard dat zij nog geen stappen hebben ondernomen in het kader van een arbitrageprocedure. Zo zijn er nog geen arbiters benoemd en is ook niet gebleken dat dit op korte termijn is te verwachten. Er is dan ook geen zicht op de termijn waarbinnen een beslissing in arbitrage kan worden verkregen. Daarnaast geldt dat [eiser in conventie] heeft gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. [eiser in conventie] heeft ter zitting verder toegelicht dat de taxatie van het pand door een derde taxateur de thans gestagneerde onderhandelingen over de (ver)koop van het pand tussen partijen kan doorbreken. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser in conventie] aanwezig gelet op de omstandigheid dat van [eiser in conventie] in het kader van voortzetting van de onderneming niet kan worden verlangd dat zij nog langer in onzekerheid blijft over het eigendom van het pand waarin zij haar onderneming drijft. Het voortgezette huurrecht van [eiser in conventie] doet daaraan niets af.

Nu er sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser in conventie] bij de gevraagde voorziening en niet gebleken is dat de gevraagde beslissing tijdig in arbitrage kan worden verkregen, is de voorzieningenrechter, mede gelet op de omstandigheid dat partijen geen arbitraal kort geding zijn overeengekomen, bevoegd van het geschil in kort geding kennis te nemen.

4.3.

[gedaagde in conventie] heeft bezwaar gemaakt tegen het late indienen van de producties 11 tot en met 20 door [eiser in conventie] . Deze stukken zijn op 16 juni 2023 ingediend. Dat is tijdig gelet op het bepaalde in artikel 6.2 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie inhoudende dat processtukken die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de mondelinge behandeling worden ingediend, in beginsel buiten beschouwing worden gelaten. Er is geen reden om te oordelen dat de stukken die ruim twee werkdagen voor de zitting zijn ingediend eveneens buiten beschouwing zouden moeten worden gelaten. Dat de advocaat van [gedaagde in conventie] deze stukken later dan 16 juni 2023 heeft ontvangen omdat de brievenbus van zijn kantoor ’s middags niet wordt geleegd en er sprake was van een computerstoring, dient voor zijn rekening en risico te blijven. De producties 11 tot en met 20 van [eiser in conventie] worden dan ook meegenomen in de beoordeling van de zaak.

4.4.

Het primaire verweer van [gedaagde in conventie] dat partijen de gezamenlijke verkoop van het pand aan de meest biedende zijn overeengekomen en dat door [eiser in conventie] is afgezien van het voorkeursrecht, wordt gepasseerd. Ook als partijen zouden zijn overeengekomen dat zij het pand aan een hoogst biedende zouden verkopen, staat dat het beroep op het voorkeursrecht niet in de weg. [eiser in conventie] heeft toegelicht dat zij onder voorwaarden bereid was om akkoord te gaan met verkoop van het pand aan een derde, maar dat partijen het niet eens konden worden over de voorwaarden waaronder dit zou moeten gebeuren en zij daarom heeft afgezien om mee te werken aan een gezamenlijke verkoop van het pand. Niet is gebleken dat [eiser in conventie] haar beroep op het voorkeursrecht expliciet heeft prijsgegeven. Daarbij komt dat [gedaagde in conventie] in deze procedure geen nakoming vordert van de door hem gestelde overeenkomst tussen partijen en hij daaraan evenmin conclusies verbindt. Bovendien maakt [gedaagde in conventie] thans aanspraak op het onverdeelde aandeel van [eiser in conventie] in het pand.

4.5.

Partijen verschillen van mening over de wijze waarop het onder overweging 2.4 geciteerde artikel 7 lid 4 en 5 van de maatschapsovereenkomst moet worden uitgelegd. [gedaagde in conventie] heeft aangevoerd dat beide partijen het voorkeursrecht tegenover elkaar kunnen uitoefenen, omdat er staat dat de vennoten zich verplichten jegens elkaar hun onverdeeld aandeel in het pand over te dragen. [eiser in conventie] stelt zich op het standpunt dat die bepaling juist geschreven is ten gunste van de voortzettende vennoot.

4.6.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De vraag hoe de desbetreffende bepaling moet worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepaling van de overeenkomst. Artikel 7 lid 5 en artikel 10 van de maatschapsovereenkomst hangen samen. Tussen partijen staat vast dat er een geval van artikel 10 van de maatschapsovereenkomst zich heeft voorgedaan nu [gedaagde in conventie] de maatschap heeft opgezegd en aan [notaris] ontslag als notaris is verleend. Dit betekent dat artikel 7 lid 5 van de maatschapsovereenkomst werking heeft. In de maatschapsovereenkomst is bepaald dat de maatschap als doel heeft de notariële praktijkuitoefening en al hetgeen daarmee verband houdt. Gelet op dit doel ligt het voor de hand dat de bedoeling van artikel 7 lid 5 van de maatschapsovereenkomst is dat de vennoot die de notarispraktijk voortzet het voorkeursrecht kan uitoefenen en de uittredende vennoot verplicht is zijn onverdeeld aandeel aan de voorzettende vennoot over te dragen. Uit de maatschapsovereenkomst kan niet worden afgeleid dat het de bedoeling is te voorzien in een belegging, dan wel in een pensioenvoorziening van een uittredende vennoot. Voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat een redelijke uitleg van artikel 7 lid 5 van de maatschapsovereenkomst met zich meebrengt dat alleen [eiser in conventie] een beroep kan doen op het voorkeursrecht.

4.7.

[gedaagde in conventie] heeft ter zitting nog betoogd dat artikel 7 lid 4 sub b van de maatschaps-overeenkomst bepaalt dat benoeming van een deskundige, zoals door [eiser in conventie] in deze procedure is gevorderd, pas aan de orde is indien partijen het in onderling overleg niet eens zijn geworden over de koopsom en nadat de uitoefening van het voorkeursrecht is geaccepteerd. Aangezien [gedaagde in conventie] de uitoefening van het voorkeursrecht door [eiser in conventie] niet heeft geaccepteerd, kan de vordering tot benoeming van een deskundige volgens [gedaagde in conventie] niet worden toegewezen. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde in conventie] hierin niet. In artikel 7 lid 4 sub b van de maatschapsovereenkomst is de procedure vastgelegd met betrekking tot het voorkeursrecht van koop. Zoals hiervoor is overwogen gaat het in dit geval om de verplichting op grond van artikel 7 lid 5 van de maatschapsovereenkomst van de uittredende vennoot om zijn/haar onverdeeld aandeel in het pand over te dragen aan de voorzettende vennoot. In dat licht bezien is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat acceptatie van [gedaagde in conventie] van het uitoefenen van het voorkeursrecht door [eiser in conventie] niet aan de orde is en dit ook niet zo kan worden uitgelegd. Bovendien, als uitoefening van het voorkeursrecht geaccepteerd zou moeten worden door de andere partij voordat van dit recht gebruik kan worden gemaakt, mist het voorkeursrecht zijn werking en is het zinledig.

4.8.

Uit het voorgaande volgt dat [eiser in conventie] conform de maatschapsovereenkomst een geldig beroep heeft gedaan op het voorkeursrecht van koop. Zij heeft dus belang bij haar vordering tot benoeming van een derde deskundige conform de regeling van artikel 7 lid 4 sub b van de maatschapsovereenkomst. [gedaagde in conventie] heeft er - subsidiair - mee ingestemd om de taxateurs [bedrijfsmakelaar 1] en [bedrijfsmakelaar 2] samen een derde deskundige aan te laten wijzen om de koopsom te bepalen, met dien verstande dat daarbij niet de beperking geldt dat de derde deskundige op de lijst staat die Rabobank hanteert. Dit deel van de vordering is niet toewijsbaar nu daarvoor inderdaad geen grondslag bestaat. Dat het wellicht voor [eiser in conventie] praktisch is voor haar in het kader van de financiering van het pand, maakt voorgaande niet anders. Evenwel zijn beide partijen het erover eens dat de deskundigen de koopsom van het pand dienen te bepalen aan de hand van de vrije onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur. Hetgeen partijen hebben aangevoerd over de taxaties van [bedrijfsmakelaar 2] en [bedrijfsmakelaar 1] is dan ook niet van belang. De vordering van [eiser in conventie] zal met inachtneming van het voorgaande worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

4.9.

Al hetgeen partijen hebben aangevoerd over het al dan niet opzeggen van de huurovereenkomst en een eerdere arbitrageprocedure die heeft plaatsgevonden, is in onderhavige procedure niet relevant. Het al dan niet opzeggen van de huurovereenkomst ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor; er is geen beroep gedaan op eventuele rechtsgevolgen daarvan. De eerder gevoerde arbitrageprocedure betrof een geschil tussen partijen enerzijds en een voormalige derde vennoot anderzijds en is geëindigd in een schikking tussen toenmalige partijen. De stellingname van partijen toentertijd, dan wel de vermeende wijze van beslechting door de arbiters, kan de voorzieningenrechter in deze zaak niet binden.

4.10.

[gedaagde in conventie] is de partij die in conventie grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie] als volgt vastgesteld:

- kosten van de dagvaarding

109,44

- griffierecht

676,00

- salaris advocaat

1.079,00

Totaal

1.864,44

4.11.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslising.

in voorwaardelijke reconventie

4.12.

Aangezien in conventie is geoordeeld dat [verweerder in reconventie] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, is de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld, vervuld. Nu ook [verweerder in reconventie] in voorwaardelijke reconventie voor alle weren een beroep heeft gedaan op het arbitragebeding, dient allereerst te worden beoordeeld of de voorzieningenrechter bevoegd is om van het geschil in voorwaardelijke reconventie kennis te nemen. Als volgt wordt overwogen.

4.13.

De gewone regels van verdeling van een gemeenschap gelden in dit geval niet vanwege het overeengekomen voorkeursrecht in de maatschapsovereenkomst. Zoals ook onder 4.1 is overwogen zijn partijen voor wat betreft geschillen over het voorkeursrecht met betrekking tot het pand, arbitrage overeengekomen. De vordering tot een voorschot op de uitkering van het maatschapskapitaal is gebaseerd op de maatschapsovereenkomst, zodat ook dit een geschil betreft dat valt onder de werking van het arbitragebeding. Dit betekent dat de voorzieningenrechter alleen bevoegd is als de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen. Hoewel er nog geen arbitrageprocedure is gestart, is niet gebleken dat er sprake is van een dusdanig spoedeisend belang aan de zijde van [eiser in reconventie] bij de door hem gevraagde voorzieningen dat een arbitrageprocedure niet afgewacht kan worden. [eiser in reconventie] heeft zijn spoedeisend belang onvoldoende onderbouwd. Dat [eiser in reconventie] bij overdracht van het pand aan hem volledige huurinkomsten heeft, dan wel bij verkoop van het pand kan beschikken over contanten en hij op andere wijze kan beleggen om inkomsten te verwerven, maakt voorgaande niet anders. Vast staat dat [eiser in reconventie] maandelijks huuropbrengsten van het pand ontvangt op basis van zijn mede-eigenaarschap van het pand en dat hij een voorschot van € 203.697,00 op een uitkering van het maatschapsvermogen heeft ontvangen. Voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in reconventie.

4.14.

[eiser in reconventie] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in reconventie aan de zijde van [verweerder in reconventie] vastgesteld op € 697,00 conform de Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken per 1 februari 2021, voor het salaris van haar advocaat.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

in conventie

5.1.

veroordeelt [gedaagde in conventie] om binnen 7 dagen na dagtekening van dit vonnis, aan [bedrijfsmakelaar 2] , dhr. [naam 1] , opdracht te geven om binnen één week na deze opdracht samen met dhr. [naam 2] een derde taxateur aan te wijzen om vervolgens samen, aan de hand van de vrije onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur, de koopsom van het pand te bepalen waartegen [eiser in conventie] het aandeel van [gedaagde in conventie] in het pand kan overnemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde in conventie] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,00,

5.2.

veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.864,44, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,

in reconventie

5.3.

verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen,

5.4.

veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 697,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,

in conventie en in reconventie

5.5.

veroordeelt [eiser in reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 271,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser in reconventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 en de kosten van betekening, deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van de uitspraak tot de dag van volledige betaling,

5.6.

verklaart dit vonnis in conventie en in reconventie, wat betreft de kostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad,

5.7.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.