De GI legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag.
[minderjarige] verblijft sinds 6 juni 2023 bij de gesloten jeugdhulp van [jeugdzorginstelling] . Sinds de zomer van 2023 heeft zij contact gezocht met haar vader en andere familieleden in [plaats 2] . Het afgelopen half jaar heeft [minderjarige] haar vrijheden bij [jeugdzorginstelling] opgebouwd. Sinds januari 2024 gaat zij elk weekend van vrijdag tot en met maandag naar haar halfzus en diens partner op verlof. Zij heeft dan ook contact met haar vader en haar oma (vaderszijde). [minderjarige] wil na de gesloten plaatsing bij haar halfzus in [plaats 2] gaan wonen. Zij wil graag contact houden met haar vader en oma. De moeder is hiervan op de hoogte.
De halfzus, vader en oma zijn Jehova getuigen. [minderjarige] heeft kennis gemaakt met het geloof en heeft zelf de keuze gemaakt om aan te sluiten bij deze geloofsovertuiging. [minderjarige] zegt dat zij door het geloof meer rust heeft gekregen. Zij ervaart ondersteuning van haar halfzus en haar vader wanneer het niet goed met haar gaat.
De moeder heeft na de zitting van 14 maart 2024, over erkenning van de vader en gezag beëindiging van de moeder, kenbaar gemaakt niet langer haar toestemming te verlenen voor het verlof van [minderjarige] bij haar halfzus. Dit zorg voor veel onrust bij [minderjarige] waardoor zij stress ervaart en zichzelf beschadigt.
Sinds de gesloten plaatsing is er geen contact meer geweest tussen [minderjarige] en de moeder. De reden hiervoor is dat [minderjarige] zich niet gesteund voelt door haar moeder. Tot op heden is het niet gelukt om overeenstemming met de moeder te bereiken. De moeder blijft bij haar standpunt en wenst niet langer dat [minderjarige] gedurende haar verlof naar haar halfzus in [plaats 2] gaat.
De GI acht het in het belang van [minderjarige] dat zij haar verlof bij haar halfzus kan doorbrengen. De GI ziet dat dit een positief effect heeft op het gedrag en de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] praat meer over haar emoties en de schoolresultaten zijn goed. Bovendien wordt door de pleegzorgorganisatie onderzoek verricht naar eventuele mogelijkheden van een netwerkpleeggezin.
Gelet op het vorenstaande stelt de GI dat er sprake is van een geschil in het kader van de ondertoezichtstelling waarvoor een oordeel van de rechtbank in het belang van de minderjarige wordt geacht.