Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2024:2592

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
18-04-2024
22-04-2024
10961880 \ VV EXPL 24-13 (D)
Arbeidsrecht
Kort geding

Eiser is langere tijd arbeidsongeschikt geweest. Eiser stelt dat zij per 8 juli 2023 weer geschikt was voor de bedongen arbeid en dat om die reden, nadat zij weer ziek was geworden, Gedaagde haar loon dient door te betalen. Ook stelt eiser dat gedagde enkele maanden te weinig loon heeft betaald. Daarnaast wil eiser, nadat ze weer arbeidsgeschikt is, op bepaalde dagen toegelaten worden om arbeid te kunnen verrichten. De kantonrechter wijst de vorderingen af. Niet is gebleken dat eiser op enig moment weer geschikt was voor haar bedongen arbeid. Ook is niet gebleken dat de werkzaamheden die eiser verrichtte de nieuwe bedongen arbeid is geworden. Evenmin is gebleken dat partijen mondeling de arbeidsduur hebben verminderd.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2024-0579
VAAN-AR-Updates.nl 2024-0579
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2024/186

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Bergen op Zoom

Zaaknummer: 10961880 \ VV EXPL 24-13

Vonnis in kort geding van 18 april 2024

in de zaak van

[eiseres] ,

te [plaats 1] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiseres] ,

gemachtigde: mr. C.G.A. Mattheussens,

tegen

[gedaagde] B.V.,

te [plaats 2] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. M. van der Chijs en mr. M. Nijkamp (DAS).

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 19 maart 2024 met producties,

- het e-mailbericht van 28 maart 2024 met overlegging van producties 1 tot en met 14 van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 4 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [gedaagde] .

1.2.

Na het sluiten van de mondelinge behandeling is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

Volgens haar loonstrook is [eiseres] sinds 1 februari 2007 in dienst bij [gedaagde] . Op de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiseres] eerder, waarschijnlijk omstreeks 2005, haar werkzaamheden bij [gedaagde] is begonnen. [eiseres] verricht haar werkzaamheden in de functie van Haarstylist allround. De arbeidsovereenkomst is thans voor onbepaalde tijd en het uurloon bedroeg laatstelijk € 14,64 bruto.

2.2.

[eiseres] is op 27 mei 2021 arbeidsongeschikt geworden.

2.3.

[eiseres] heeft zich op 29 november 2023 ziek gemeld.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:

  1. tot betaling van € 4.982,44 bruto wegens loon over de periode juli 2023 tot en met februari 2024, te vermeerderen met € 2.491,22 bruto wegens wettelijke verhoging en te vermeerderen met de wettelijke rente over het achterstallige loon en de wettelijke verhoging vanaf de vervaldata tot de dag van algehele voldoening;

  2. tot betaling per maart 2024 van € 1.266,20 bruto per maand wegens loon totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;

  3. om [eiseres] , zodra zij door de bedrijfsarts hersteld is verklaard, althans de bedrijfsarts haar daartoe in staat acht, haar werkzaamheden te laten verrichten op dinsdag, woensdag en vrijdag van 09.00 uur tot 14.00 uur en op donderdag van 13.00 uur tot 17.30 uur op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere keer dat [gedaagde] hiermee in strijd handelt.

Verder vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[eiseres] heeft – samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Op 8 juli 2023 is zij arbeidsgeschikt verklaard. In onderling overleg is vanaf 28 juli 2023 de arbeidsduur van 22 uur verminderd naar 20 uur per week, verdeeld over drie dagen. [gedaagde] heeft over de periode juli tot en met november 2023 € 1.183,84 bruto te weinig loon betaald. [gedaagde] heeft slechts loon betaald gelijk aan 16 uur arbeid per week, terwijl [eiseres] 20 uur per week arbeid heeft verricht.

Per december 2023 heeft [gedaagde] helemaal geen loon meer betaald, zodat zij over de maanden december 2023, januari en februari 2024 € 3.798,60 bruto wegens loon is verschuldigd. [eiseres] maakt ook aanspraak op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het achterstallige loon.

[eiseres] heeft er verder belang bij dat [gedaagde] wordt veroordeeld om, zodra de bedrijfsarts [eiseres] daartoe in staat acht, [eiseres] toe te laten tot het verrichten van de bedongen arbeid, op straffe van een dwangsom.

3.3.

[gedaagde] heeft op de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende verweer gevoerd. [eiseres] is op 27 mei 2021 arbeidsongeschikt geworden en nimmer volledig hersteld geweest van haar klachten. [gedaagde] betwist dat [eiseres] na de periode van 104 weken ziekte haar werkzaamheden conform de overeengekomen arbeidsduur van 22,5 uur per week heeft hervat. [eiseres] heeft vanwege gezondheidsklachten per 29 november 2023 geen werkzaamheden meer verricht. Vanwege het verstrijken van de 104 weken ziekte is [gedaagde] niet meer verplicht het loon door te betalen tijdens ziekte. Verder betwist [gedaagde] dat partijen in onderling overleg zijn overeengekomen dat de arbeidsduur zou zijn verminderd naar 20 uur per week.

[eiseres] heeft gedurende de periode juli 2023 tot november 2023 vanwege gezondheidsklachten slechts 16,5 uur per week gewerkt. Deze werkzaamheden moeten worden aangemerkt als passende werkzaamheden in het kader van re-integratie. Tussen partijen is afgesproken dat [eiseres] extra (onbetaald) pauze gedurende haar werkdag kon nemen. Zij was 20 uur per week aanwezig maar werkte door het nemen van de extra pauzes maar 16,5 uur. Dit volgt ook uit het productiviteitspercentage van het automatiseringssysteem. Voor [eiseres] was dit 51% en dat dient normaal gesproken 70 à 80% te zijn. De passende werkzaamheden zijn niet de nieuw bedongen arbeid geworden. Partijen zijn geen nieuwe functie of arbeidsduur overeengekomen. [gedaagde] heeft bij [eiseres] ook niet gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de verrichte passende arbeid de nieuw bedongen arbeid is geworden. Enkel tijdsverloop leidt daar ook niet toe. Bovendien was het tijdsverloop daarvoor ook te kort.

Verder betwist [gedaagde] dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.

4 De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.

Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen tot betaling van loon ligt in de aard van die vordering besloten. Een loonvordering kan in kort geding worden toegewezen indien zeer waarschijnlijk wordt geoordeeld dat een vergelijkbare vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en een belangenafweging uitvalt in het voordeel van [eiseres] .

Vordering tot betaling achterstallig loon en toekomstig loon (vordering a. en b.)

4.2.

Tussen partijen is onder andere in geschil of [eiseres] per 8 juli 2023 weer arbeidsgeschikt was voor de bedongen arbeid. [eiseres] heeft gesteld dat zij per 8 juli 2023 weer arbeidsgeschikt is verklaard, maar zij onderbouwt haar stelling op dit punt niet. Haar stelling vindt in de stukken ook geen steun. In het Arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 22 augustus 2023 wordt namelijk vermeld dat [eiseres] zich op 16 november 2020 ziek meldde en dat de verwachting is dat de medische situatie en de daaraan gelieerde functionele mogelijkheden binnen één tot twee jaar kunnen verbeteren. Hieruit volgt niet dat [eiseres] arbeidsgeschikt (geweest) is per 8 juli 2023. Op 28 juli 2023 heeft een telefonisch consult plaatsgevonden tussen [eiseres] en de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft daarna in zijn advies vermeld dat de eerste verzuimdag 27 mei 2021 betreft. Verder heeft de bedrijfsarts op basis van informatie van [eiseres] vermeld dat [eiseres] dan 21 uur per week werkzaam is. [gedaagde] heeft dit op de mondelinge behandeling betwist en gesteld dat [eiseres] 16,5 uur per week werkzaam was en extra pauzes nam, omdat haar gezondheid dat eiste. De kantonrechter volgt het verweer van [gedaagde] , want [eiseres] heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zij in de zomer van 2023 nog uren aan het opbouwen was. Ook heeft [eiseres] erkend dat zij extra pauzes nam. Daarnaast heeft [eiseres] verklaard dat zij pas in augustus 2023 20 uur per week is gaan werken en in de periode daarvoor 16 à 17 uur per week werkte. Ook hieruit maakt de kantonrechter op dat [eiseres] per 8 juli 2023 nog niet geschikt was voor de bedongen arbeid.

4.3.

[eiseres] heeft haar stelling dat zij en [gedaagde] mondeling zijn overeengekomen dat per 28 juli 2023 de arbeidsduur is verminderd van 22 naar 20 uur per week onvoldoende onderbouwd. Dit blijkt ook niet uit de stukken. Uit de overgelegde loonstroken blijkt dat [eiseres] voor 16,5 uur per week loon kreeg uitbetaald over de periode juli tot en met november 2023. Dit wordt pas voor het eerst door de gemachtigde van [eiseres] aangekaart in zijn e-mailbericht aan [gedaagde] van 25 november 2023. De stelling dat [eiseres] hiervan pas later vanwege een mededeling van [gedaagde] op de hoogte kwam, volgt de kantonrechter niet. Een vermindering van 3,5 uur loon per week is fors en zal om die reden niet onopgemerkt blijven bij het uitbetalen van het loon. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en gewezen op de extra pauzes en het productiviteitspercentage van [eiseres] gedurende die periode. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling dat een nieuwe arbeidsduur is overeengekomen.

4.4.

[eiseres] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, waaruit zij zou mogen afleiden dat – stilzwijgend – een nieuwe arbeidsduur is overeengekomen. Zij heeft ter zitting erkend dat zij nog uren aan het opbouwen was in het kader van haar re-integratie. Van nieuwe bedongen arbeid is dan geen sprake. De arbeid die zij verrichtte was passende arbeid gericht op re-integratie in haar functie.

4.5.

Samengevat is de kantonrechter van oordeel dat niet voldoende vast is komen te staan dat [eiseres] per 8 juli 2023 weer arbeidsgeschikt was. Voordat zij opnieuw uitviel wegens ziekte op 29 november 2023, verrichtte zij passend werk in het kader van re-integratie in haar functie bij [gedaagde] . Volgens het Arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 22 augustus 2023 was [eiseres] op 5 maart 2023 104 weken arbeidsongeschikt. Dit heeft als gevolg dat [gedaagde] niet meer verplicht is om aan [eiseres] loon te betalen, indien zij wegens ziekte niet kan werken. De vordering tot betaling van loon na 29 november 2023 is dan ook niet toewijsbaar, omdat [eiseres] (wegens ziekte) niet heeft gewerkt.

4.6.

Evenmin is voldoende vast komen te staan dat [eiseres] 20 uur arbeid verrichtte per 28 juli 2023. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat de kantonrechter in de bodemprocedure de vordering tot betaling van te weinig betaald, achterstallig loon over de periode juli tot en met november 2023 zal toewijzen. Deze vordering wordt om die reden afgewezen.

4.7.

Nu de vordering tot betaling van (achterstallig) loon wordt afgewezen, is ook de vordering tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het achterstallige loon niet toewijsbaar.

Verrichten van werkzaamheden na herstel (vordering c.)

4.8.

Ook deze vordering zal worden afgewezen. [eiseres] is op dit moment niet geschikt om arbeid te verrichten. Het is nog onbekend op welke termijn [eiseres] weer re-integratiewerkzaamheden kan verrichten en hoe snel de eventuele urenopbouw hiervan zal verlopen. [eiseres] heeft onvoldoende aangevoerd dat een onmiddellijke voorziening is vereist en dat een beslissing in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.

Proceskosten

4.9.

[eiseres] is in het ongelijk gesteld en zal om die reden worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] tot vandaag vast op € 543,00 aan salaris gemachtigde conform de Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken.

5 De beslissing

De kantonrechter

wijst de vorderingen af;

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot vandaag worden vastgesteld op € 543,00;

veroordeelt [eiseres] onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan deze uitspraak voldoet, in de na deze uitspraak ontstane kosten, begroot op € 135,00 aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] , en te vermeerderen, indien betekening van de uitspraak vanwege het uitblijven van betaling heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de uitspraak.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.