(gemachtigde: mr. D. Delibes),
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen het besluit van 5 december 2023 inzake het verlenen van een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) om de populatie van het ree (Capreolus capreolus) te beperken.
4.4.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het volgende besloten:
I. De aangevraagde ontheffing van het verbod in artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wnb te verlenen voor het beperken van de omvang van de populatie van het ree, door het ree opzettelijk te doden met gebruik van het geweer en honden, niet zijnde lange honden, van één uur voor zonsopkomst tot één uur na zonsondergang, op grond van artikel 3.17 van de Wnb in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang;
II. Deze ontheffing geldig te laten zijn van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2029;
III. Dat van de ontheffing gebruik gemaakt mag worden binnen de aangewezen leefgebieden van ree: Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint-Philipsland, Noord-Beveland, Walcheren, Zuid-Beveland, Reimerswaal en Oost-Zeeuws Vlaanderen, zoals op kaart aangegeven in bijlage 1 bij het besluit;
IV. De voorschriften, zoals opgenomen in onderdeel 1 van dit besluit, te verbinden aan deze ontheffing;
V. De aangevraagde ontheffing van het verbod van artikel 3.13, vierde lid, van het Besluit natuurbescherming (Bnb) te verlenen om het geweer te voorzien van een geluiddemper voor het beheer van reeën door faunabeheerders in dienst van terrein beherende organisaties, op terreinen in beheer bij terrein beherende organisaties, zoals aangegeven in bijlage 2, op grond van artikel 3.26, derde lid, van de Wnb
VI. De aanvraag en het Faunabeheerplan deel uit te laten maken van de ontheffing.
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een ontheffing is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór het tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om de ontheffing is ingediend op 28 juli 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wnb, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Ontheffing voor het afschot van het ree
6.3.
Op grond van artikel 3.5, eerste lid, van de Wnb was het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen.
Onverminderd artikel 3.5 van de Wnb was het verboden onder meer in het wild levende zoogdieren van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen.1 Het ree was opgenomen in de bijlage, onderdeel A, bij de Wnb.
De Wnb kende de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen van het verbod in artikel 3.5, eerste lid, van de Wnb.2 Een ontheffing werd uitsluitend verleend, indien er geen andere bevredigende oplossing bestond en zij nodig was in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten.3 In artikel 3.10 tweede lid Wnb was deze ontheffingsmogelijkheid van overeenkomstige toepassing verklaard op onder meer het ree.
Ook specifiek ten behoeve van de beperking van de omvang van de populatie van dieren van soorten, waaronder het ree, kende de Wnb de mogelijkheid een ontheffing in de zin van artikel 3.8 van de Wnb te verlenen indien deze beperking nodig was in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot belang.4
7.2.
Omdat de beroepen gegrond zijn, moet verweerder het griffierecht aan eiseressen vergoeden en krijgen eiseressen ook een vergoeding van hun proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt ten aanzien van eiseres 1 € 1.750,- en ten aanzien van eiseressen 2 en 3 ook € 1.750,-, omdat de gemachtigden van eiseressen beiden een beroepschrift hebben ingediend en beiden aan de zitting hebben deelgenomen.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het besluit van 5 december 2023;
- draagt verweerder op binnen zes maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres 1 moet vergoeden;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseressen 2 en 3 moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres 1;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseressen 2 en 3.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, voorzitter, en mr. T. Peters en mr. S. Hindriks, leden, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 18 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 3.5. eerste lid, van de Wnb
Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, met uitzondering van de soorten, bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen.
1. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van een of meer van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6, tweede lid, ten aanzien van dieren of planten van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van de voortplantingsplaatsen, rustplaatsen of eieren van dieren van daarbij aangewezen soorten.
5. Een ontheffing of een vrijstelling wordt uitsluitend verleend, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. er bestaat geen andere bevredigende oplossing;
b. 3. In het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van het voor het milieu wezenlijke gunstige effecten.
Artikel 3.10, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de Wnb
1. Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden:
a. in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen;
[…]
2. Artikel 3.8, met uitzondering van het derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de verboden, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat, in aanvulling op de redenen, genoemd in het vijfde lid, onderdeel b, de noodzaak voor de ontheffing of vrijstelling ook verband kan houden met handelingen:
[…]
h. in het algemeen belang.
Artikel 3.17, eerste lid, van de Wnb
Ten behoeve van de beperking van de omvang van een populatie van vogels als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of van dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, of 3.10, eerste lid, verlenen gedeputeerde staten ontheffing als bedoeld artikel 3.3, eerste, vierde en vijfde lid, 3.4, tweede lid, 3.8, eerste en vijfde lid, 3.9, tweede lid, of 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8, tweede lid, indien deze beperking nodig is:
[…]
b. in geval van dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid:
[…]
3. in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang, of
[…]