Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2024:7489

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
04-11-2024
18-11-2024
24/4940 en 24/5484
Bestuursprocesrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Woo-verzoek

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 24/4940, 24/5484


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2024 in de zaak tussen


1. [eiseres sub 1] B.V. h.o.d.n. [bedrijf], uit [plaats 1] , eiseres sub 1

(gemachtigde: mr. N.A. Rijsterborgh),
en
2. [eiseres sub 2] uit [plaats 2] , eiseres sub 2

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college

(gemachtigden: mr. G. Dellevoet en [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen sub 1 en 2 tegen de besluiten om alsnog een tussen eiseres sub 1 en de gemeente bestaande overeenkomst gedeeltelijk openbaar te maken op verzoek van eiseres sub 2.

1.1.

Het college heeft het Woo-verzoek (verzoek op grond van de Wet open overheid) van eiseres sub 2 met het besluit van 6 november 2023 afgewezen. Met de bestreden besluiten van 29 mei 2024 en 16 september 2024 op de bezwaren van eiseres sub 2 heeft het college de aanvraag gedeeltelijk afgewezen.

1.2.

Het college heeft op de beroepen van eiseressen sub 1 en 2 gereageerd met een verweerschrift.

1.3.

Eiseressen sub 1 en 2 hebben ook schriftelijk gereageerd op het verweerschrift en over en weer op elkaars stukken.

1.4.

Op 16 september 2024 heeft het college op grond van artikel 6:19 van de Awb hangende beroep een nieuw besluit genomen op het bezwaar van eiseres sub 2 (6:19 besluit).

1.5.

De rechtbank heeft de beroepen op 4 oktober 2024 samen op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres sub 1, vertegenwoordigd door de directeur en bijgestaan door haar gemachtigde, eiseres sub 2 in persoon en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van de besluiten

2. Tussen de gemeente Tilburg en eiseres sub 1 is een overeenkomst gesloten met een looptijd van 2 jaar, te weten vanaf 1 juli 2021 tot 30 juni 2023 (overeenkomst). Deze overeenkomst is verlengd tot 15 september 2023.

2.1.

Eiseres sub 2 heeft een Woo-verzoek gedaan, waarin zij vraagt om openbaarmaking van de overeenkomst en om openbaarmaking van de daadwerkelijk aan eiseres sub 1 betaalde kosten per maand of per jaar.

2.2.

Eiseres sub 1 heeft een zienswijze tegen het verzoek ingediend.

2.3.

Bij besluit van 6 november 2023 heeft het college geweigerd de overeenkomst openbaar te maken. Daartegen heeft eiseres sub 2 bezwaar gemaakt.

2.4.

Bij besluit van 29 mei 2024, heeft het college in bezwaar alsnog besloten de overeenkomst gedeeltelijk te verstrekken. Daarbij is besloten om de documenten pas te verstrekken nádat eiseres sub 1 in de gelegenheid is gesteld om daartegen een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen.

2.5.

Eiseres sub 1 heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank tegen het besluit van 29 mei 2024. De zaak is op zitting behandeld op 22 augustus 2024. Om te voorkomen dat het beroep van één van eiseressen zinledig zou worden, is dat verzoek bij mondelinge uitspraak toegewezen en is op die zitting een datum gepland voor de behandeling van de beide beroepen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college terecht heeft besloten om de overeenkomst gedeeltelijk openbaar te maken. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen sub 1 en 2.

4. Het college heeft zowel een gelakte als een ongelakte versie van de overeenkomst en de bedragen aan de rechtbank toegezonden met het verzoek deze voor eiseres sub 2 geheim te houden. De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen.

5. Het beroep van eiseres sub 1 is gegrond, het beroep van eiseres sub 2 is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.
Maakt het college terecht delen van de overeenkomst openbaar?

6. Het college heeft in bezwaar besloten om alsnog delen van de overeenkomst openbaar te maken. Hij is na heroverweging op grond van het bezwaarschrift van eiseres sub 2 van mening dat hij niet de openbaarmaking van de gehele overeenkomst kan weigeren, omdat deze niet geheel kan worden aangemerkt als bedrijfsgegeven dat vertrouwelijk aan de overheid is medegedeeld (als bedoeld in art. 5.1., eerste lid, onder c van de Woo). Er is in de overeenkomst afgesproken dat de informatie die partijen van elkaar ontvangen, vertrouwelijk worden behandeld, maar die bepaling kan niet de Woo opzij zetten, aldus het college.

6.1.

Eiseres sub 1 stelt zich op het standpunt dat de gehele overeenkomst dient te worden aangemerkt als bedrijfsgegeven in de zin van art. 5.1., eerste lid, onder c van de Woo en dat daarom openbaarmaking van de gehele overeenkomst had moeten worden geweigerd. De gehele overeenkomst met de daarbij behorende bijlagen behelzen bedrijfsgegevens die vertrouwelijk aan het college zijn medegedeeld. Het in de overeenkomst opgenomen artikel 7 over vertrouwelijkheid, dient te worden beschouwd als een expliciete verklaring. Bovendien heeft eiseres sub 1 nooit toestemming gegeven voor het delen van de overeenkomst. Dit zou haar concurrentiepositie ook te zeer schaden, omdat zij op basis van een nieuwe overeenkomst, momenteel ook invulling geeft aan [bedrijf] en zij ook in de toekomst wenst mee te kunnen dingen naar een dergelijke opdracht in de gemeente Tilburg en in andere gemeenten. Het openbaar maken van de overeenkomst kan haar daarom in haar concurrentiebelang schaden.

6.2.

Eiseres sub 2 stelt dat openbaarheid van stukken het uitgangspunt is van de Woo. Met het opnemen van een bepaling in de overeenkomst dat die in zijn geheel vertrouwelijk is, kan de Woo ook niet opzij worden gezet. Zij wijst erop dat naar de vaste rechtspraak van de Afdeling, de weigeringsgrond in artikel 5.1., eerste lid, sub c van de Woo restrictief dient te worden uitgelegd. Daaruit blijkt dat slechts sprake kan zijn van bedrijfs- en fabricagegegevens indien en voor zover daaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook moet het gaan om vertrouwelijk medegedeelde gegevens. Het kan in haar optiek daarom niet zo zijn dat de gehele overeenkomst onder de uitzonderingsgrond valt, omdat die altijd gegevens bevat die niet aan de restrictieve uitleg voldoen en bovendien niet al die gegevens door eiseres sub 1 aan het college zijn medegedeeld.
Het Woo-verzoek heeft bovendien betrekking op een oude overeenkomst, zodat ook daarom de concurrentiepositie niet wordt aangetast. Naar haar opvatting dient daarom de overeenkomst in zijn geheel openbaar te worden gemaakt.

6.3.

De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de Woo is dat stukken openbaar worden gemaakt, tenzij een uitzonderingsgrond van toepassing is. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen verweerder en eiseres sub 2 worden gevolgd in hun standpunt dat openbaarmaking van de overeenkomst niet in zijn geheel kan worden geweigerd. Het opnemen van een bepaling in een overeenkomst over de vertrouwelijkheid daarvan, kan de Woo niet opzij zetten. Aan eiseres sub 2 kan worden toegegeven dat de overeenkomst niet in zijn geheel als bedrijfsgegeven kan worden aangemerkt en daarom kan de overeenkomst ook niet in zijn geheel onder de uitzonderingsgrond in artikel 5.1, eerste lid, onder c van de Woo worden gebracht.

Weigert het college terecht delen van de overeenkomst openbaar te maken op grond van artikel 5.1., eerste lid, onder c van de Woo?

7. Eiseres sub 1 betoogt het college ten onrechte delen van de overeenkomst openbaar maakt, omdat die naar haar opvatting vallen onder de uitzonderingsgrond in artikel 5.1, eerste lid, onder c van de Woo. Van dergelijke gegevens is volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) slechts sprake, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. De weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat de bedrijfsgegevens die bedrijven met het oog op concurrentie geheim willen houden, maar wel genoodzaakt zijn aan bestuursorganen te verstrekken, openbaar moeten worden gemaakt. Daarnaast kunnen hieronder ook gegevens vallen die betrekking hebben op de samenstelling en eigenschappen en van producten alsook productie- en verkoopcijfers1 en gegevens die inzicht bieden in de activiteiten en bedrijfsvoering.2 Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat ook bedrijfseconomische gegevens hieronder kunnen vallen.3 Er zullen op enig moment nieuwe aanbestedingen worden uitgeschreven voor het [bedrijf] en in andere gemeenten en dan kunnen concurrenten hun voordeel doen met gegevens uit de overeenkomst.
Zij stelt daartoe dat onder artikel 5.1., eerste lid, onder c in ieder geval meer valt dan datgene dat het college daaronder gebracht heeft. In haar optiek vallen daaronder ook artikel 8.5, waarin de hoogte van minimumdekking voor de af te sluiten verzekering is geregeld, en enkele delen van de uitgebrachte offerte (bijlage 2 bij de overeenkomst). De delen van bijlage 2 die ten onrechte door het college openbaar worden gemaakt, betreffen gegevens over de kennis en ervaring van de leidinggevenden, de klantenkring en afzetmarkt en werving en opleiding van personeel. Dit betreffen bedrijfsgegevens waaruit wetenswaardigheden over de bedrijfsvoering en de bestaande klantenkring kunnen worden afgeleid. Openbaarmaking van die gegevens kan leiden tot concurrentienadeel voor eiseres sub 1.
Daarnaast staat in de offerte informatie over de mogelijke inhoud van het door eiseres sub 1 te geven juridische advies, de procedures die eiseres sub 1 kan behandelen en de wijze van afhandeling daarvan, de wijze van bemiddeling met daarbij een voorbeeld van een andere klant, eventueel additioneel advies, de meerwaarde van eiseres sub 1 en over de invulling van de samenwerking met de gemeente Tilburg. Ook uit die gegevens kunnen naar de opvatting van eiseres sub 1 wetenswaardigheden over haar bedrijfsvoering worden afgeleid die als concurrentiegevoelig moeten worden beschouwd. Daaruit kan namelijk worden afgeleid hoe eiseres sub 1 invulling geeft aan de opdracht. Eiseres sub 1 heeft bovendien de nodige aandacht aan het opstellen van de offerte besteed en een concurrent kan deze bij openbaarmaking kopiëren en ook indienen in een aanbestedingsprocedure.
In de uiteindelijke prijsaanbieding en in de afzonderlijke werkpakketten heeft het college alleen de bedragen weggelakt, maar naar de opvatting van eiseres sub 1 moeten ook de zaken die onderdeel van de geoffreerde prijs uitmaken, worden weggelakt. Die zaken verschaffen namelijk inzicht in de financiële bedrijfsvoering en zijn daarom concurrentiegevoelig.

7.1.

Eiseres sub 2 sluit zich voor de uitleg van artikel 5.1., eerste lid, onder c van de Woo aan bij hetgeen het college en eiseres sub 1 naar voren hebben gebracht over de vaste rechtspraak van de Afdeling. De uitzonderingsgrond dient restrictief te worden uitgelegd. Er dient sprake te zijn van bedrijfs- of fabricagegegevens én deze dienen vertrouwelijk aan de overheid te zijn medegedeeld. Uit de offerte blijkt niet dat deze vertrouwelijk is verstrekt. Ten aanzien van de in de overeenkomst opgenomen bedragen, geldt dat deze tot stand zijn gekomen in onderling overleg tussen eiseres sub 1 en de gemeente en dat deze dus niet aan het vertrouwelijkheidsvereiste voldoen. Alleen al daarom kan openbaarmaking van die bedragen niet worden geweigerd. Daar komt bij dat het Woo-verzoek ziet op een contract dat nu niet meer loopt, zodat ook daarom geen sprake kan zijn van concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens. Deze gegevens zeggen niets over de huidige financiële, bedrijfs- en/of fabricagegegevens en een nieuwe aanbestedingsprocedure zal op zijn vroegst in 2027 plaatsvinden.
Ten aanzien van artikel 8.5, waarin het bedrag van de minimumdekking voor de af te sluiten verzekering is opgenomen, is eiseres sub 2 van opvatting dat dit geen inzicht geeft in de marktpositie van het [bedrijf]. Het gaat hier bovendien om een standaardbedrag.
De door eiseres sub 1 genoemde gegevens over onder meer de kennis en ervaring van de leidinggevenden, is geen concurrentiegevoelige informatie als bedoeld in artikel 5.1., eerste lid, onder c van de Woo. Bovendien betreft dit informatie die de eigenaren en werknemers van eiseres sub 1 ook zelf actief uitdragen op online platforms, zoals LinkedIn. Ook de werkwijze en de dienstverlening van eiseres sub 1 staan bovendien op haar website en kan ook daarom niet als concurrentiegevoelig worden aangemerkt.
Ten aanzien van de maandelijks dan wel jaarlijks te betalen bedragen aan eiseres sub 1, stelt eiseres zich op het standpunt dat het college rekening en verantwoording dient af te leggen aan de raad en haar burgers en dat hij daarom de jaarrekening dient te openbaren. Dat de kosten voor eiseres sub 1 verdisconteerd worden in een subcategorie, betekent nog niet dat het college de werkelijk betaalde kosten daar niet uit kan filteren en kan overleggen als daarom gevraagd wordt.

7.2.

Het college stelt dat de overeenkomst bedrijfs- en fabricagegegevens bevat die door eiseres sub 1 vertrouwelijk aan hem zijn medegedeeld. Van die gegevens heeft hij daarom openbaarmaking geweigerd. Ook gegevens over de financiële bedrijfsvoering kunnen daar onder omstandigheden onder vallen.4 Hij stelt voorop dat bij de beoordeling of de uitzonderingsgrond op de gegevens van toepassing is, relevant is of eiseres sub 1 het contact waarin de gegevens zijn verstrekt, redelijkerwijs als vertrouwelijk mocht beschouwen. Naar zijn opvatting is dat het geval, omdat zij op verzoek van het college een offerte heeft ingediend in een aanbestedingsprocedure. De uitzonderingsgrond kan echter enkel gelden voor bepaalde gegevens in de bijlagen 2 en 4 bij de overeenkomst. Naar de opvatting van het college vallen onder deze uitzonderingsgrond enkel de in de offerte (bijlage 2) opgenomen bedragen die eiseres sub 1 voor haar diensten in rekening brengt en het daarin opgenomen uurtarief en de geraamde uren, alsmede de op het polisblad van de verzekering (bijlage 4) opgenomen bedragen. Openbaarmaking levert naar de opvatting van het college nadeel op voor de concurrentiepositie van eiseres sub 1, omdat derden hierdoor inzicht kunnen krijgen in de werkwijze en bedrijfsvoering van eiseres sub 1 en in de tarieven die zij hanteert. Ter zitting heeft hij verklaard dat dit niet geldt voor artikel 8.5 van de overeenkomst, waarin de minimumdekking voor de af te sluiten verzekering is opgenomen. Uit navraag bij de afdeling Inkoop is namelijk gebleken dat het om een standaardbedrag gaat. Hij ziet in de overeenkomst of in de andere bijlagen geen verdere gegevens waaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid over de (financiële) bedrijfsvoering van eiseres sub 1, die bij openbaarmaking concurrentienadeel tot gevolg kunnen hebben. De absolute uitzonderingsgrond dient restrictief te worden uitgelegd, omdat hierbij geen ruimte is voor een belangenafweging. De werkzaamheden en werkwijze van eiseres sub 1 zijn daarnaast al deels openbaar, nu die reeds in een collegebesluit en in twee evaluaties van eiseres sub 1 zijn neergelegd. Dat de werkzaamheden in de offerte meer zijn uitgewerkt, neemt niet weg dat deze volledig aansluiten bij de geformuleerde opdracht, die met het collegebesluit al openbaar is geworden. Ook heeft eiseres sub 1 deze informatie op haar website staan.
Ten aanzien van het deel van de Woo-verzoek van eiseres sub 2 dat ziet op de daadwerkelijk uitbetaalde bedragen, stelt het college dat hij al diverse informatie over deze kosten aan eiseres sub 2 heeft verstrekt en de informatie bovendien deels al openbaar is. Hij verwijst naar concrete vindplaatsen, waaronder een collegebesluit van 6 april 2021. Dat de bedragen zijn verdisconteerd in grotere subcategorieën is een algemeen geaccepteerde werkwijze.

7.3.

De rechtbank stelt vast dat partijen het in beginsel eens zijn over de restrictieve uitleg die in de vaste jurisprudentie van de Afdeling aan de uitzonderingsgrond in artikel 5.1., eerste lid, onder c van de Woo wordt gegeven. Het betreft een absolute uitzonderingsgrond en als een absolute uitzonderingsgrond van toepassing is op bepaalde informatie, dan mag die informatie niet openbaar worden gemaakt. Om onder deze uitzonderingsgrond te vallen, dient het te gaan om concurrentiegevoelige gegevens, die bovendien vertrouwelijk aan het college zijn medegedeeld. De rechtbank gaat er bij haar beoordeling vanuit dat de offerte door eiseres sub 1 (bijlage 2) en het polisblad van de verzekering (bijlage 4) aan het college is verstrekt in een contact dat eiseres sub 1 redelijkerwijs als vertrouwelijk mocht beschouwen.5

7.4.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college ten aanzien van de bedragen zoals die in de offerte zijn opgenomen op pagina 14 en de uurtarieven en urenramingen bij de offerte, alsmede de bedragen genoemd op het polisblad in de bijlage 4, openbaarmaking terecht geweigerd op de uitzonderingsgrond als genoemd in artikel 5.1, eerste lid, onder c van de Woo. De rechtbank overweegt daartoe dat uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering van eiseres sub 1 en een concurrent hier bovendien zijn voordeel mee zou kunnen doen in een aanbestedingsprocedure bij deze of een andere gemeente.

7.5.

Ten aanzien van artikel 8.5 van de overeenkomst, waarin het bedrag staat voor de minimumdekking voor de af te sluiten verzekering, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een concurrentiegevoelig bedrijfsgegeven, omdat het om een standaardbedrag gaat. Het betreft bovendien geen gegeven dat door eiseres sub 1 aan het college is medegedeeld.

7.6.

De rechtbank overweegt ten aanzien van de gegevens over de kennis en ervaring van de leidinggevenden en werving en opleiding van personeel, dat de gegevens niet zodanig specifiek zijn dat hieruit wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid of afgelezen die inzicht geven in de bedrijfsvoering van eiseres sub 1. Bovendien was verstrekking van die gegevens ook niet noodzakelijk en gaat het niet om concurrentiegevoelige gegevens. De gegevens over de bestaande klantenkring en afzetmarkt en de voorbeelden van een concrete klant, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig concurrentiegevoelig, dat openbaarmaking daarvan op de uitzonderingsgrond zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder c van de Woo kan worden geweigerd.

7.7.

Voor wat betreft de gegevens over de mogelijke inhoud van het door eiseres sub 1 te geven juridische advies, de procedures die eiseres sub 1 kan behandelen en de wijze van afhandeling daarvan, de wijze van bemiddeling, eventueel additioneel advies en de meerwaarde van eiseres sub 1, is de rechtbank van oordeel dat het college en eiseres sub 2 kunnen worden gevolgd in hun betogen dat deze informatie deels al openbaar is geworden in de evaluaties, in het collegebesluit en met de informatie op de website van eiseres sub 1. Dat de informatie daarover in de offerte verder is uitgewerkt, rechtvaardigt niet dat die gegevens enkel daarom als concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens zouden moeten worden aangemerkt. Het college heeft dan ook terecht besloten om deze informatie openbaar te maken. Ten aanzien van de gegevens over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan de samenwerking tussen eiseres sub 1 en het college, is de rechtbank van oordeel dat deze bedrijfsgegevens niet zodanig concurrentiegevoelig zijn, dat openbaarmaking daarvan op de uitzonderingsgrond zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder c van de Woo kan worden geweigerd.

7.8.

De rechtbank oordeelt voorts dat het college voor het deel van het verzoek van eiseres sub 2 dat ziet op de daadwerkelijk aan eiseres sub 1 betaalde kosten, kon volstaan met het verstrekken van gegevens, zoals de jaarrekening, waarin die kosten zijn verdisconteerd. Daartoe overweegt de rechtbank dat volgens de vaste lijn in de jurisprudentie van de Afdeling, de Woo geen plicht in het leven roept om gegevens die het college niet onder zich heeft, actief te vervaardigen.6

Maakt het college terecht delen van de overeenkomst niet openbaar op grond van artikel 5.1., tweede lid, onder b en f van de Woo?

8. Eiseres sub 1 betoogt dat voor zover de rechtbank van oordeel is dat openbaarmaking van de door haar onder 7. genoemde gegevens niet kan worden geweigerd op de absolute uitzonderingsgrond van artikel 5.1, eerste lid, onder c van de Woo, de weigering om tot openbaarmaking over te gaan, moet worden gebaseerd op de uitzonderingsgrond in artikel 5.1, tweede lid onder f van de Woo. Zij voert daartoe aan dat openbaarmaking van die gegevens achterwege moet blijven, omdat het concurrentiegevoelige gegevens betreft en de openbaarmaking daarvan niet opweegt tegen de bescherming van die concurrentiegevoelige gegevens. Op enig moment zal eiseres sub 1 tenslotte opnieuw meedingen in een aanbestedingsprocedure bij deze of een andere gemeente en indien concurrenten de gegevens kunnen inzien, brengt dat eiseres sub 1 in een nadeligere positie.

8.1.

Eiseres sub 2 stelt dat de openbaarmaking van de gevraagde documenten zwaarder weegt dan het belang van de bescherming van de bedrijfs- en fabricagegegevens van eiseres sub 1. Uitgangspunt van de Woo is dat openbaarmaking van stukken plaatsvindt, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen. Eiseres sub 1 heeft bovendien geen concurrentie te vrezen, omdat pas over enkele jaren opnieuw zal worden aanbesteed in Tilburg en de zeer goede onderlinge verstandhouding tussen het college en eiseres sub 1 in die jaren alleen maar hechter zal worden. Eiseres sub 2 vraagt zich gelet daarop af of er überhaupt opnieuw zal worden aanbesteed.
In het 6:19 besluit zijn naast de bedragen in de offerte, ook de beschrijvingen van de werkpakketten weggelakt omdat die concurrentiegevoelig zouden zijn, maar dat is niet het geval, nu niet duidelijk is of deze diensten ook echt geleverd worden.
Bovendien zijn de gegevens over de maandelijks dan wel jaarlijks aan eiseres sub 1 betaalde bedragen geen concurrentiegevoelige informatie. Hieruit volgt namelijk niet de hoogte van de tarieven die eiseres sub 1 hanteert. Het college dient verder rekening en verantwoording af te leggen aan de raad en aan burgers en dient daartoe de jaarrekening op wettelijke gronden te openbaren. Naar de opvatting van eiseres sub 2 weegt het belang van de samenleving bij het hebben van inzicht in de kosten die het college aan eiseres sub 1 betaalt zwaarder, omdat het op die manier voor de samenleving toetsbaar wordt of eiseres sub 1 haar eigen financiële belang laat prevaleren boven het gemeenschappelijk belang van de samenleving.

8.2.

Het college stelt dat nu de door eiseres sub 1 genoemde gegevens (zie onder 7.) niet concurrentiegevoelig kunnen worden geacht, de openbaarmaking daarvan ook niet kan worden geweigerd op de uitzonderingsgrond zoals genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onder f van de Woo. Ten aanzien van het betoog van eiseres sub 2 dat hij ten onrechte geen facturen, dan wel een overzicht van de exacte bedragen aan haar heeft verstrekt, stelt het college zich op het standpunt dat openbaarmaking daarvan kan worden geweigerd op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder b, respectievelijk onder f van de Woo. Op dit punt heeft het college hangende het beroep een deel van de grondslag van haar besluit van 29 mei 2024 aangevuld. De aanvulling strekt ertoe dat niet alleen de openbaarmaking van de bedragen op de facturen wordt geweigerd, maar ook de aanduidingen/omschrijvingen van de uitgevoerde werkzaamheden. De weigering wordt gebaseerd op artikel 5.1, tweede lid, onder b en f van de Woo. Het college heeft hiertoe besloten, omdat die informatie in combinatie met de evaluatie die in de raadsbrief van 19 januari 2024 openbaar is gemaakt, door concurrenten kan worden gebruikt om inzicht te krijgen in de bedrijfsprocessen en de kostenstructuur van eiseres sub 1. Daarnaast kan openbaarmaking van die gegevens ook de samenwerkingsrelatie tussen het college en eiseres sub 1 en de economische/financiële belangen van de gemeente schaden. De belangen van eiseres sub 1 en die van de gemeente dienen daarom te prevaleren boven het belang bij openbaarmaking van die gegevens. Dat de overeenkomst waarop het verzoek van eiseres sub 2 betrekking heeft, is afgelopen, maakt dat niet anders omdat ook de toekomstige onderhandelingspositie reden kan zijn om de openbaarmaking op deze uitzonderingsgrond te weigeren.7

8.3.

De rechtbank stelt voorop dat de uitzonderingsgronden in het tweede lid van artikel 5.1 van de Woo, relatieve uitzonderingsgronden zijn. Als een relatieve uitzonderingsgrond van toepassing is, dan moet het bestuursorgaan het in die uitzonderingsgrond genoemde belang afwegen tegen het belang van openbaarheid. Alleen als de bescherming van dat belang zwaarder weegt dan het algemeen belang van openbaarheid, dan mag het bestuursorgaan de relatieve uitzonderingsgrond toepassen en de openbaarmaking van de verzochte gegevens weigeren.

8.4.

Zoals de rechtbank hiervoor onder 7.6 en 7.7 heeft overwogen, kunnen de gegevens voor zover het betreft de kennis en ervaring van de leidinggevenden, werving en opleiding van personeel, de mogelijke inhoud van het door eiseres sub 1 te geven juridische advies, de procedures die eiseres sub 1 kan behandelen en de wijze van afhandeling daarvan, de wijze van bemiddeling, eventueel additioneel advies en de meerwaarde van eiseres sub 1, niet als concurrentiegevoelig worden aangemerkt. Daarom kan het college worden gevolgd in zijn stelling dat openbaarmaking daarvan ook niet kan worden geweigerd op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder f, omdat het daarbij ook moet gaan om concurrentiegevoelige gegevens.

8.5.

Voor wat betreft de gegevens over de bestaande klantenkring en afzetmarkt en de voorbeelden van een concrete klant, alsmede de gegevens over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan de samenwerking tussen eiseres sub 1 en het college, is de rechtbank van oordeel dat die informatie wel concurrentiegevoelig is. De rechtbank overweegt daartoe dat als deze gegevens openbaar wordt gemaakt, dit aan concurrerende partijen inzicht kan geven in de bedrijfsvoering en de afzetmarkt van eiseres sub 1 en die informatie op zichzelf en in combinatie met de gegevens die reeds openbaar zijn of nog worden, onevenredig concurrentienadeel kan opleveren voor eiseres sub 1. Dat de overeenkomst waarvan openbaarmaking is verzocht is afgelopen maakt dat niet anders, omdat dit nadeel zich ook kan voordoen in toekomstige aanbestedingen bij deze gemeente of bij een andere gemeente.

8.6.

Ten aanzien van zowel de bedragen als de omschrijvingen van de verrichte werkzaamheden op de facturen, is de rechtbank van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de openbaarmaking daarvan in combinatie met reeds openbaar gemaakte documenten kan worden gebruikt om inzicht te krijgen in de bedrijfsprocessen en de kostenstructuur van eiseres sub 1 en daarnaast de eigen onderhandelingspositie van de gemeente kan schaden.

Dient er een gerechtelijke dwangsom te worden verbonden aan het naleven van de uitspraak van de rechtbank?

9. Eiseres sub 2 stelt zich op het standpunt dat er een dwangsom van € 500,- dan wel een bedrag dat de rechtbank billijk acht, zou moeten worden opgelegd voor iedere dag dat het college geen gehoor geeft aan de uitspraak die de rechtbank in deze zaak zal doen. De reden voor het opleggen van de dwangsom of een onderbouwing van het bedrag is niet gegeven.

9.1.

Het college heeft ter zitting verklaard dat er geen aanleiding bestaat om een gerechtelijke dwangsom aan de naleving van de uitspraak te verbinden, omdat de stukken klaar liggen om openbaar gemaakt te worden in afwachting van de uitspraak van de rechtbank.

9.2.

Naar het oordeel van de rechtbank is bestaat er geen aanleiding om aan de naleving van de uitspraak een gerechtelijke dwangsom te verbinden, omdat het college niet in verzuim is en er ook geen gegronde vrees is dat hij wel in verzuim zal komen. Eiseres sub 2 heeft haar vrees niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan wat het college ter zitting hierover heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep van eiseres sub 1 is gegrond. Het beroep van eiseres sub 2 is ongegrond. Dat betekent dat de gevraagde informatie bekend kan worden gemaakt overeenkomstig het besluit van 29 mei 2024, aangevuld met het besluit van 16 september 2024, met dien verstande dat de in overweging 8.5 genoemde gegevens niet openbaar gemaakt mogen worden. De rechtbank zal het bestreden besluit van 29 mei 2024 vernietigen en deze beslissing in de plaats zal stellen van dat besluit.

10.1.

Omdat het beroep van eiseres sub 1 gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres sub 1 vergoeden. Ook krijgt eiseres sub 1 een vergoeding van de proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Dat betekent dat het college aan eiseres sub 1 proceskosten moet vergoeden tot een bedrag van € 2.121,-. Voor het vergoeden van proceskosten van eiseres sub 2 bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep van eiseres sub 1 gegrond;

  • -

    verklaart het beroep van eiseres sub 2 ongegrond;

  • -

    vernietigt het bestreden besluit van 29 mei 2024;

  • -

    herroept het primaire besluit van 6 november 2023;

  • -

    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

  • -

    bepaalt dat de openbaarmaking niet eerder mag plaatsvinden dan 2 weken ná verzending van deze uitspraak en niet later dan 6 weken daarna;

  • -

    bepaalt dat het college aan eiseres sub 1 het griffierecht van € 371,- moet vergoeden;

  • -

    veroordeelt het college tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres sub 1 tot een bedrag van € 1.750,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Jonkers, griffier, op 28 oktober 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

1 Zij verwijst naar ABRvS 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:248, r.o. 8.1.

2 Zij verwijst naar ABRvS 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1002, r.o. 8.1.3.

3 Kamerstukken I, 2021/22, 33 328, AB, p. 98 en bijlage nr. AB, p 86.

4 Hij verwijst naar o.a. ABRvS 23 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1691.

5 Vergelijk ABRvS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1734.

6 Bijv. ABRvS 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1066, r.o. 9.

7 Hij verwijst naar Rechtbank Zeeland West-Brabant 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6358 en ABRvS 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1079.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.