RECHTBANK
ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11007051 \ CV EXPL 24-1537
Vonnis van 6 november 2024
[V.v.E. 1]
,
gevestigd in [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: [gemachtigde 1] ,
2 De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
2.1.
[gedaagden] zijn van rechtswege lid van de VvE. Op grond van hun lidmaatschap moeten zij maandelijks vóór de 1e van de maand een VvE-bijdrage betalen. In 2023 was de maandelijkse bijdrage € 238,72, in 2024 is de bijdrage € 331,98.
2.2.
Op 22 augustus 2023 heeft de beheerder van de VvE per e-mail een ‘Herinnering betalingsachterstand’ gestuurd aan [gedaagden] voor de maandbijdrage van augustus 2023 voor een bedrag van € 238,69. In dit bericht schrijft de VvE onder meer:
“Uit de administratie van de VvE blijkt dat u een betalingsachterstand heeft van € 238,69 Euro. U bent verplicht uw periodieke betaling voor de eerste van de betreffende maand te betalen. Voor de goede orde volgt hieronder een betalingsoverzicht. […]
Wij verzoeken u bovenstaand bedrag alsnog binnen 21 dagen na dagtekening over te maken op [rekeningnummer] (ABN-AMRO) ten name van [V.v.E. 1] , te [plaats 3].”
2.3.
Dit bedrag is daarna door de VvE ontvangen op 12 september 2023.
2.4.
Op 25 september 2023 heeft de beheerder van de VvE per e-mail weer een ‘Herinnering betalingsachterstand’ aan [gedaagden] gestuurd. Deze betrof de bijdrage van september 2023 voor een bedrag van € 238,72.
2.5.
Op 16 oktober 2023 heeft de heer [gedaagde 1] per e-mail de volgende reactie gestuurd:
“Bedankt voor uw e-mail.
Een helft maak ik vandaag over, de andere helft uiterlijk aanstaande vrijdag.
Ik hoop op uw begrip.”
2.6.
Op 16 oktober 2023 heeft de VvE een bedrag van € 140,00 ontvangen van [gedaagden] .
2.7.
Op 17 oktober 2023 heeft de beheerder van de VvE een aanmaning gestuurd aan [gedaagden] met een specificatie van de betalingsachterstand op dat moment, in totaal een bedrag van € 337,44. In deze brief staat ook aangegeven:
“Mocht betaling binnen veertien dagen vanaf de dag nadat deze brief bij u is bezorgd uitblijven, dan zijn wij genoodzaakt deze vordering uit handen te geven aan een incassobureau. In dat geval komen de buitengerechtelijke incassokosten voor uw rekening. […] € 61,25 (inclusief BTW). […]. De vordering bedraagt alsdan € 398,69 (excl. wettelijke rente en dergelijke).”
2.8.
Op 3 november 2023 stuurt de beheerder van de VvE per e-mail een brief aan [gedaagden] waarin zij schrijft:
“Ondanks herhaaldelijk verzoek heeft u niet voldaan aan uw betalingsverplichting aan de Vereniging van Eigenaars.
Wij hebben de invordering van uw achterstand uit handen gegeven aan [de deurwaarder] .
Voor een specificatie van de uit handen gegeven achterstand verwijzen wij u naar de reeds verzonden aanmaningen. Een volledig overzicht van uw betalingen kunt u online inzien, via uw VvE Portaal op Twinq, te benaderen via de button op onze [website ] .
Wij wijzen u erop dat alle incassokosten voor uw rekening komen en dat verdere correspondentie over uw betalingsachterstand verloopt via voornoemd kantoor.”
2.9.
Op 3 november 2023 ontvangt de VvE een bedrag van € 337,40 van [gedaagden] .
2.10.
Op 7 november 2023 stuurt [de deurwaarder] (verder: de deurwaarder) namens de VvE een brief aan [gedaagden] waarin zij verzoekt om binnen drie dagen te betalen:
Daaronder staat vermeld:
“Let op: Mocht binnen de gestelde termijn een nieuwe maand aanbreken dan dient u
er rekening mee te houden dat de bijdrage van die maand tevens verschuldigd is. U
moet het bedrag van die maand dan bij bovenstaand bedrag optellen.”
2.11.
Op 14 november 2023 stuurt de deurwaarder een betalingsherinnering aan [gedaagden] met onder meer de tekst:
“Momenteel bent u (nog) verschuldigd € 289,86 welk bedrag ik BINNEN TWEE DAGEN NA HEDEN van u tegemoet zie, bij gebreke waarvan u zult worden gedagvaard.”
2.12.
Op 15 november 2023 stuurt de heer [gedaagde 1] per e-mail een reactie met de volgende tekst:
“Ik betwist uw vordering.
Graag zie ik een specificatie want ik weet absoluut niet waar u het over heeft.”
2.13.
De deurwaarder stuurt daarop per e-mail van 22 november 2023 de volgende specificatie van de vordering met het verzoek het openstaande bedrag binnen 5 dagen te betalen:
Daaronder staat een overzicht van bijdragen die vanaf 1 juli 2023 verschuldigd waren en welke bijdragen daarvan inmiddels zijn voldaan.
2.14.
De heer [gedaagde 1] stuurt op 26 november 2023 per e-mail een reactie met onder meer de volgende tekst:
“[…] Het bedrag waarop u doelt is van november 2023. Nimmer heb ik hiervan een herinnering of aanmaning ontvangen. Alle bedragen tot november waren, voordat u met uw onduidelijke incassobrief van 14 november 2023 kwam, volledig betaald. Er is dus geen enkele grondslag voor een incasso, incassokosten en rente.
Samenvattend betwist ik dus elke vordering.
Afsluitend handelt u onrechtmatig jegens mij. In onderhavige situatie is het consumentenrecht van toepassing en moet u mij in de gelegenheid stellen de betaling binnen 14 dagen te voldoen en niet 5 dagen (!). […]”
2.15.
Op 4 december 2023 is er een vergadering van de VvE. In de notulen staat onder punt 5 voor zover hier van belang:
“5.a Besluit tot machtiging beheerder inzake incassoprocedure
De vergadering stemt in met de incassoprocedure (na te lezen via:
[link] ) […]
Dit punt komt jaarlijks terug op de agenda en zal hier elk jaar dienen te worden vastgesteld.”
2.16.
In de ‘toelichting standaardagenda: incassoprocedure’ staat voor zover hier relevant:
Stap 1: de voorschotbijdragen moeten voor de eerste van de maand voldaan zijn. Als blijkt dat de voorschotbijdragen niet voldaan zijn, stuurt [V.v.E. 2] hierover een herinnering.
Stap 2: als de voorschotbijdragen en/of vorderingen, ondanks de herinnering, nog niet betaald worden, volgt een aanmaning conform de Wet Incasso Kosten (WIK). Dit is voor het lid de laatste kans om zonder verdere consequenties de voorschotbijdragen te betalen, of om in overleg met [V.v.E. 2] een betalingsregeling te treffen.
Stap 3: wordt ondanks de herinnering en aanmaning nog altijd niet betaald, dan wordt een advocaat of incassobureau/deurwaarder ingeschakeld. De advocaat of het incassobureau/ de deurwaarder zal de invordering van de achterstand in betaling overnemen. De kosten die hij daarvoor rekent komen volgens het splitsingsreglement voor rekening van het lid dat niet betaalt. De advocaat of incassobureau/deurwaarder stuurt in ieder geval altijd een sommatie. [V.v.E. 2] stuurt de betreffende eigenaar een bevestiging van ‘ het uit handen geven’.
Stap 4. leidt zelfs de inschakeling van een advocaat of incassobureau/deurwaarder niet tot betaling van de achterstallige bedragen, dan zal de advocaat of het incassobureau (bij de volmacht van de ledenvergadering gegeven aan [V.v.E. 2] die namens de vereniging uiteindelijk opdracht geeft om de wanbetaler te dagvaarden) gaan dagvaarden. […]
2.17.
Op 27 december 2023 stuurt de deurwaarder een brief aan [gedaagden] waarin hij aangeeft dat de VvE-bijdrage nog niet volledig is betaald en vordert betaling van een bedrag van € 477,48. Daarbij worden de incassokosten van € 71,62 + € 15,04 aan btw en de rente aangezegd.
2.18.
De heer [gedaagde 1] reageert hierop per e-mailbericht van 15 januari 2024 met de tekst:
“Ik heb een standaardbrief ontvangen met [kenmerk] .
Deze is niet gespecificeerd en ondersteund met herinneringen of aanmaningen.
Ik betwist uw vordering en verzoek u mij de specificatie, herinneringen en aanmaningen te overleggen.”
2.19.
Op 23 januari 2024 stuurt de deurwaarder onder andere de volgende specificatie:
Daaronder staat het overzicht van betaalde en nog te betalen bijdragen.
2.20.
De heer [gedaagde 1] stuurt op 5 februari 2024 per e-mail een reactie waarin hij de incassokosten betwist. Ook schrijft hij:
“Daarnaast wordt ineens bij dit incassodossier in de specificatie ook de periode t/m 3112024 opgelegd voor een bedrag dat niet is gespecificeerd en die ik niet eens herken. Ook deze betwist ik.”
2.21.
Op 5 februari 2024 ontvangt de VvE een bedrag van € 238,72 van [gedaagden] . Dit betreft de bijdrage van november 2023.
2.22.
Op 8 februari 2024 stuurt de deurwaarder per e-mail een reactie op het e-mailbericht van de heer [gedaagde 1] . Daarin schrijft hij onder meer:
“Het betalen van de maandelijkse VvE-bijdragen betreft een brengschuld. Dit betekent dat u
van rechtswege in verzuim bent als de bijdrage niet voor de eerste van de maand
betaald is. Een factuur of ingebrekestelling is derhalve niet nodig. […]
Overigens is er op 27 december een wettelijke kosteloze aanmaning verstuurd. Met
de aanmaning bent u in de gelegenheid gesteld om de vordering binnen 15 dagen te
voldoen om zo de incassokosten te voorkomen. U heeft dit nagelaten en dus bent u de
kosten verschuldigd.
Daarnaast stelt u dat een termijn van zeven dagen niet geëist kan worden van een
consument. Echter betreft uw vordering geen consumentenrecht en behelst geen
rechtsgrond.
Binnenkort zal de dagvaarding bij u worden uitgebracht gezien er geen betaling is
ontvangen.”
2.23.
Op 14 februari 2024 laat de heer [gedaagde 1] per e-mail aan de deurwaarder weten dat hij het niet eens is met de reactie van de deurwaarder. Hij verzoekt daarbij “[…] de incassokosten te laten vervallen en af te zien dat de VvE termijn van januari 2024 binnen 7 dagen betaalt moet worden.”
2.24.
Op 14 februari 2024 ontvangt de VvE van [gedaagden] de bijdrage van december 2023, een bedrag van € 238,72.
2.25.
Op 4 maart 2024 stuurt de deurwaarder per e-mail een reactie aan [gedaagden] . Daarin schrijft hij onder meer:
“[…] De VvE stuurt u op 17/10/2023 een kosteloze aanmaning van uw achterstand ad. €337,44. U betaalt €377,40. Dat is dus €0,04 te weinig. Na de brief ontstaat er weer een achterstand waardoor uw vordering uit handen is gegeven. Gezien er een verschil is van €0,04 bent u door ons nogmaals in de gelegenheid gesteld om de vordering binnen 15 dagen te voldoen zonder incassokosten. […]”
2.26.
Op 11 maart 2024 wordt de dagvaarding door de deurwaarder uitgebracht. Als specificatie van de hoofdsom wordt het volgende overzicht gegeven:
[afbeelding geanonimiseerd]
2.27.
De heer [gedaagde 1] stuurt op 11 maart 2024 een e-mail aan de deurwaarder waarin hij de incassokosten blijft betwisten. Daarbij geeft hij aan:
“Uw handelen jegens mij is misleidend, onjuist en onvolledig gebleken. Het dossier rammelt aan alle kanten, Ik verzoek u nogmaals de incassokosten te laten vervallen. Persisteert u in uw vordering(en), dan draag ik het dossier over aan mijn advocaat, mevrouw [gemachtigde 2]
.”
2.28.
Op 22 mei 2024 heeft de VvE de bijdragen voor januari en februari 2024, tweemaal een bedrag van € 331,98, van [gedaagden] ontvangen.
3 Het geschil
3.1.
De VvE vordert - samengevat - dat [gedaagden] worden veroordeeld tot betaling van:
1. een bedrag van € 777,74, vermeerderd met de wettelijke rente over € 664,00 vanaf het moment van dagvaarding;
2. een bedrag van € 331,98 per maand vanaf 1 april 2024, vermeerderd met de wettelijke rente, met bepaling dat dit bedrag wordt aangepast naar de jaarlijkse verlagingen of verhogingen conform de besluiten van de vergadering van eigenaars, zolang als [gedaagden] eigenaren zijn van de woning tot een maximum van € 25.000,00 (inclusief de vordering onder 1);
3. de proceskosten.
Bij conclusie van repliek heeft de VvE haar vordering verminderd met een bedrag van € 663,96 vanwege de op 22 mei 2024 van [gedaagden] ontvangen betalingen.
3.2.
De VvE voert daarbij het volgende aan. [gedaagden] zijn ernstig in gebreke met het betalen van hun VvE-bijdrage. De betalingsverplichting is aan te merken als een brengschuld. Als [gedaagden] niet op tijd betalen, is daarom geen nadere ingebrekestelling nodig om het verzuim in te laten treden. Ondanks aanmaning heeft de VvE geen volledige betaling van [gedaagden] kunnen verkrijgen. Daarom zijn zij buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De totale vordering is als volgt opgebouwd:
Hoofdsom
|
€
|
664,00
|
kosten kadastrale recherche t.b.v bewijs
|
€
|
6,05
|
Rente tot en met heden
|
€
|
21,03
|
Incassokosten
|
|
71,62
|
b.t.w. incassokosten
|
€
|
15,04
|
Totaal verschuldigd
|
€
|
777,74
|
Na aanmaning is in mindering betaald
|
€
|
0,00
|
Zodat uiteindelijk resteert te voldoen:
|
€
|
777,74
|
|
|
|
3.3.
[gedaagden] voeren verweer. [gedaagden] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van de VvE, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de VvE, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de VvE in de volledige kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagden] voeren daarbij het volgende aan. De VvE, althans haar beheerder, heeft onterecht en onrechtmatig gehandeld, doordat zij een ongerechtvaardigd, disproportioneel en voor [gedaagden] schadelijk incassotraject is gestart dat uitgemond is in een totaal onnodige gerechtelijke procedure. De VvE heeft ten eerste niet de afgesproken incassoprocedure gevolgd. Ten tweede was de VvE niet op de hoogte van de dagvaarding, zodat de beheerder [V.v.E. 2] buiten haar volmacht is getreden. Tot slot heeft de deurwaarder met ongeldige incassobrieven en dreigementen met dagvaarding [gedaagden] bang proberen te maken en hen onnodig op kosten gejaagd.
[gedaagden] zijn bovendien rauwelijks gedagvaard. Voor het bedrag van € 664,00 zijn zij nooit aangemaand. Er is sprake van misbruik van recht en (proces)bevoegdheid van de deurwaarder. Het incasso is begonnen om een bedrag van € 0,04 wat de redelijkheidstoets van de Hoge Raad niet kan volstaan.
[gedaagden] betwisten de incassokosten. Zij zijn niet in redelijkheid gemaakt. Bovendien zien de gevorderde incassokosten in de brief van 27 december 2023 op een totaal andere vordering dan de gevorderde hoofdsom in deze procedure.
[gedaagden] betwisten ook dat zij wettelijke rente moeten betalen, aangezien zij voor de kosten van januari en februari nooit zijn aangemaand. De aanspraak op de rente is gebaseerd op een vordering die op het moment van dagvaarding al was voldaan.
[gedaagden] willen tot slot dat de proceskosten voor rekening van de VvE blijven, omdat zij rauwelijks zijn gedagvaard. Doordat zij op kosten zijn gejaagd en er misbruik is gemaakt van procesbevoegdheid, moet de VvE aan hen de daadwerkelijke proceskosten vergoeden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
[gedaagden] hebben de aanvankelijk gevorderde hoofdsom van € 664,00 aan achterstallige VvE-bijdragen niet betwist. Na dagvaarding hebben zij in verband hiermee een bedrag van € 663,96 betaald. Met dit bedrag heeft de VvE haar vordering verlaagd. Daarmee blijft een vordering over van € 0,04. De kantonrechter wijst dit bedrag daarom toe.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.2.
De VvE vordert de incassokosten die zijn aangezegd in haar brief van 27 december 2023. [gedaagden] betwisten dat zij deze kosten verschuldigd zijn. Daarom moet beoordeeld worden of voldaan is aan de eisen uit artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (verder: het Besluit).
Er is voldaan aan de wettelijke vereisten
4.3.
De openstaande vordering op 27 december 2023 betrof de achterstallige VvE-bijdragen van november en december 2023. Deze bijdragen hadden vóór de 1e van de maand, dus uiterlijk op 31 oktober 2023 en 30 november 2024 door [gedaagden] betaald moeten zijn. [gedaagden] hebben deze bijdragen echter pas in februari 2024 betaald. Dat betekent dat [gedaagden] hun bijdragen voor november en december 2023 te laat hebben betaald. Daarmee zijn zij op grond van artikel 6:83 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) direct de 1e van de maand in verzuim geraakt, zonder dat daarvoor een ingebrekestelling nodig was.1 Ook overigens is met de brief van 27 december 2023 voldaan aan de vereisten voor het in rekening mogen brengen van incassokosten (artikel 6:96 BW en het Besluit). Daarbij is het niet relevant dat deze incassokosten niet te maken hebben met de hoofdvordering in deze procedure.
De VvE heeft niet in strijd met de incassoprocedure gehandeld
4.4.
Volgens [gedaagden] heeft de VvE echter ook gehandeld in strijd met de incassoprocedure - zoals vastgesteld in de vergadering van 4 december 2023 - omdat de VvE geen herinnering en aanmaning had gestuurd voordat zij overging tot incasso. Een herinnering zou volgens [gedaagden] voor iedere achterstallige betaling noodzakelijk zijn. De VvE stelt dat zij de incassoprocedure wel gevolgd heeft.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat uit de omschrijving van de incassoprocedure niet volgt dat ook als het incassotraject al is gestart, nog steeds voor een eventuele nieuwe betalingsachterstand afzonderlijk een herinnering gestuurd moet worden. Evenmin is dit een wettelijk vereiste.
4.6.
De VvE heeft op 22 augustus 2023 een herinnering gestuurd aan [gedaagden] , omdat zij hun bijdrage van augustus 2023 niet hadden betaald. Ook op 25 september 2023 heeft de VvE een herinnering gestuurd aan [gedaagden] , deze keer, omdat zij hun bijdrage van september 2023 nog niet hadden betaald. [gedaagden] hebben vervolgens betaling toegezegd, maar daaraan slechts gedeeltelijk voldaan. Zij wisten dus dat er nog een bedrag openstond. Bovendien was in beide betalingsherinneringen opgenomen dat [gedaagden] hun bijdrage vóór de eerste van de maand moesten betalen. Op grond daarvan is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagden] vóór de incassobrief van 17 oktober 2023 al wisten dat zij tekortschoten in hun betalingsverplichtingen en voldoende waren gewaarschuwd dat zij hun bijdragen op tijd, namelijk voor de 1e van de maand waarop de bijdrage ziet, moesten betalen.
Daarnaast is ook na ontvangst van de incassobrief sprake geweest van een continue betalingsachterstand van [gedaagden] . [gedaagden] hebben naar aanleiding van de incassobrief op 3 november 2023 een bedrag van € 337,40 betaald, terwijl er een openstaand bedrag van € 337,44 werd gevorderd. De bijdrage van november 2023 hadden [gedaagden] op dat moment niet betaald, terwijl deze uiterlijk 31 oktober 2023 betaald had moeten zijn. Daardoor was op het moment dat de VvE de deurwaarder inschakelde (3 november 2023) niet alleen sprake van een minimale achterstand van € 0,04, maar ook van de achterstand van de bijdrage van november 2023, zijnde een bedrag van € 238,72. Ondanks de uitdrukkelijke waarschuwing in de brief van de deurwaarder van 7 november 2023 dat als inmiddels een nieuwe maandelijkse bijdrage verschuldigd is, deze bij de hoofdsom moet worden opgeteld, hebben [gedaagden] hun achterstand niet betaald, ook niet na ontvangst van de nadere specificatie op 22 november 2023. Hetzelfde geldt voor hun bijdrage van december 2023.
4.7.
De continue betalingsachterstand van [gedaagden] hebben zij laten bestaan in strijd met hun wetenschap dat zij vóór de 1e van de maand hun bijdragen moeten betalen én de meerdere herinneringen van de VvE. Daarom kon naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid niet van de VvE verlangd worden dat zij voor iedere nieuwe achterstand in het betalen van de VvE-bijdrage nogmaals een herinnering zou sturen, te meer, omdat het incassotraject inmiddels was gestart.
4.8.
De kantonrechter is daarmee van oordeel dat de VvE de incassoprocedure voldoende heeft gevolgd.
Er is geen sprake van onrechtmatig handelen van de VvE
4.9.
[gedaagden] stellen tot slot dat zij de incassokosten niet hoeven te betalen, althans dat de VvE niet ontvankelijk is, omdat zij onrechtmatig heeft gehandeld.
4.10.
De onrechtmatige daad is geregeld in artikel 6:162 BW. Op grond van dit artikel is vereist dat sprake is van een inbreuk op een recht of een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.11.
De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat de VvE juist heeft gehandeld in het incassotraject. Het incassotraject is nooit geëindigd, omdat continu sprake was van een betalingsachterstand van [gedaagden] . Dat [gedaagden] verweer voerden tegen de incassokosten, doet niets af aan hun verplichting hun maandelijkse bijdrage op tijd te betalen. De maandelijkse bijdrage betreft immers een onbetwiste vordering die direct opeisbaar was, zodat [gedaagden] die sowieso hadden moeten betalen. Ook dat hebben zij nagelaten. Daarbij zijn [gedaagden] gewaarschuwd voor een gerechtelijke procedure, zodat geen sprake is van rauwelijks dagvaarden. Dat de beheerder daarbij buiten haar volmacht is getreden, is niet gebleken. Daaraan doet niet af dat de VvE niet op de hoogte was van de dagvaarding, nu niet is gesteld, noch gebleken dat die voorwaarde aan de volmacht was verbonden. Uit de door [gedaagden] overgelegde verklaring van de VvE blijk ook niet dat de VvE het niet eens was met de dagvaarding. Bovendien hebben [gedaagden] de hoofdsom niet betwist en deze pas (grotendeels) voldaan ná dagvaarding. Er is dan ook geen sprake van misbruik van procesbevoegdheid of het ontbreken van procesbelang.
De kantonrechter is op grond daarvan van oordeel dat [gedaagden] onvoldoende hebben gesteld dat de VvE onrechtmatig heeft gehandeld. Daarom gaat de kantonrechter aan dit verweer voorbij.
4.12.
Dit leidt tot de conclusie dat de vordering tot betaling van de incassokosten voor een bedrag van € 86,66 inclusief btw moet worden toegewezen.
4.13.
De gevorderde kadastrale kosten van € 6,05 zijn niet noodzakelijkerwijs gemaakt voor een goede ambtsverrichting. Deze kosten zullen dan ook worden afgewezen.
4.14.
[gedaagden] betwisten dat zij rente verschuldigd zijn, omdat de aanmaning volgens hen niet geldig was en omdat de vordering voldaan was op het moment van dagvaarding. Deze omstandigheden zijn niet relevant voor het verschuldigd zijn van wettelijke rente. Op grond van artikel 6:119 BW is een partij wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van verzuim. Hiervoor heeft de kantonrechter toegelicht dat [gedaagden] direct in verzuim waren zodra zij te laat waren met het betalen van hun VvE-bijdrage, zonder dat daarvoor een ingebrekestelling nodig was. Vanaf dat moment waren zij wettelijke rente verschuldigd. [gedaagden] hebben onvoldoende gemotiveerd het bedrag van de gevorderde wettelijke rente betwist. De kantonrechter wijst daarom de gevorderde wettelijke rente toe.
Betaling van toekomstige bijdragen
4.15.
De VvE vordert ook veroordeling van [gedaagden] om de toekomstige bijdragen te betalen. Uit de feiten en de door de VvE overgelegde specificatie volgt dat [gedaagden] tot maart 2024 stelselmatig hun VvE-bijdragen niet of niet-tijdig betaalden. Vanaf maart 2024 is echter een automatische incasso afgesproken, zodat [gedaagden] nu iedere maand hun VvE-bijdrage betalen. Onder deze omstandigheid is de kantonrechter van oordeel dat niet aannemelijk is dat [gedaagden] in de nakoming van betaling van de toekomstige VvE-bijdragen tekort zullen schieten. Daarmee heeft de VvE onvoldoende belang meer bij haar vordering om [gedaagden] te voordelen tot betaling van deze toekomstige bijdragen. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
4.16.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
|
€
|
0,04
|
- incassokosten
|
€
|
86,66
|
- rente tot aan dagvaarding
|
€
|
21,03
|
Totaal
|
€
|
107,73
|
4.17.
[gedaagden] zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de VvE worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
|
€
|
138,81
|
|
- griffierecht
|
€
|
328,00
|
|
- salaris gemachtigde
|
€
|
270,00
|
(2 punten × € 135,00)
|
- nakosten
|
€
|
67,50
|
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
|
Totaal
|
€
|
804,31
|
|
4.18.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
5 De beslissing
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan de VvE te betalen een bedrag van € 107,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- het bedrag van € 664,00, vanaf het moment van dagvaarding tot 22 mei 2024,
- het bedrag van € 0,04, vanaf 22 mei 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 804,31, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op
6 november 2024.