Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2024:8905

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
06-12-2024
27-12-2024
BRE 24/8066
Omgevingsrecht
Voorlopige voorziening

Voorlopige voorziening samenhangend met een bezwaarschrift tegen het opleggen van een gedoogplicht ten behoeve van Tennet voor het uitvoeren van onderzoek om op het betreffende perceel een hoogspanningsstation te bouwen. Grondslag is artikel 10.20 van de Omgevingswet.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/8066


proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen


[verzoeker], uit [plaats 1], verzoeker

(gemachtigde: mr. Q.L.A. Kuijpers)

en

De minister van Infrastructuur en Waterstaat

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: TenneT TSO B.V. uit Arnhem (TenneT)

(gemachtigde: R. Eijgelsheim).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de op verzoek van TenneT aan hem opgelegde gedoogplicht voor het uitvoeren van onderzoek op zijn perceel.

1.1.

De minister heeft deze gedoogplicht met het besluit van 22 november 2024 opgelegd. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

1.2.

De minister heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Verder heeft de minister een wijzigingsbesluit genomen op 4 december 2024. Het wijzigingsbesluit wijzigt alleen de ingangsdatum en looptijd van de gedoogplicht in de gedoogplichtbeschikking. Voor het overige blijft het besluit hetzelfde. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat het verzoek om voorlopige voorziening ook betrekking heeft op het wijzigingsbesluit.

1.3.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker mr. A. Plooij, de gemachtigden van de minister mr. [gemachtigde 1] Tsang, mr. [gemachtigde 2] en mr. P. Lommerse. Namens TenneT zijn verschenen de gemachtigde van TenneT mr. R. Eijgelsheim, en [persoon 1] en [persoon 2].

1.4.

Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Feiten

2. Op Schouwen-Duiveland en Tholen is het lokale energienet van de regionale netbeheerder Stedin vol. Er kunnen geen nieuwe en duurzame initiatieven worden aangesloten. Om het elektriciteitsnet te versterken worden twee nieuwe hoogspanningsstations gebouwd, in [plaats 2] en in [plaats 1]. Deze stations worden met elkaar verbonden door middel van een ondergrondse 150 kV-kabel. Voor de aanleg is onderzoek nodig. Dit onderzoek is nodig om op grond van de onderzoeksresultaten een totaalafweging te kunnen maken over de definitieve ligging van de stationslocatie [plaats 1] en het tracé van de kabel. Het onderzoek houdt in dat gedurende een periode van ongeveer twee maanden op de gronden van verzoeker handmatige (niet) grondroerende onderzoeken en mechanische grondroerende onderzoeken worden uitgevoerd.

Om onderzoek te kunnen doen op de gronden van verzoeker heeft TenneT op 16 september 2022 verzoeker schriftelijk benaderd met informatie over het project Netversterking Schouwen-Duiveland, Tholen en West-Brabant en de bijbehorende schadeloosstelling. Sindsdien zijn gesprekken gaande tussen verzoeker en TenneT.

TenneT heeft de minister op 27 september 2024 verzocht over te gaan tot het opleggen van een gedoogplicht op grond van artikel 10.20 van de Omgevingswet op het perceel kadastraal bekend [perceel] (hierna: perceel). Verzoeker is eigenaar van dit perceel.

Op 9 oktober 2024 is aan verzoeker een voornemen tot oplegging van de gedoogplicht kenbaar gemaakt. Verzoeker heeft op 16 oktober 2024 een zienswijze ingediend.

Bij besluit van 22 november 2022 is aan verzoeker een gedoogplicht op grond van 10.20 van de Omgevingswet opgelegd.

Op 4 december 2024 zijn rijplaten op het perceel gelegd ter voorbereiding op de onderzoeken die op maandag 9 december 2024 zouden starten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De minister kan op grond van artikel 10.20 van de Omgevingswet een gedoogplicht voor het maken van een ontwerp opleggen voor het uitvoeren van meetwerkzaamheden of graafwerkzaamheden, het aanbrengen van tekens in, boven of op een onroerende zaak, of het verrichten van onderzoek met gebruikmaking van de daarvoor benodigde hulpmiddelen, als die activiteiten nodig zijn voor het maken van een ontwerp voor de aanleg, instandhouding, wijziging, verplaatsing of opruiming van een werk als bedoeld in artikel 10.14 van de Omgevingswet. Daaronder valt het hoogspanningsnet van TenneT.

Daarbij moet worden voldaan aan de criteria uit artikel 10.11 van de Omgevingswet. Dat houdt in dat voor bepaalde of onbepaalde tijd gebruik moet worden gemaakt van een onroerende zaak (a), met de rechthebbende op de onroerende zaak ondanks een redelijke poging daartoe geen schriftelijke overeenstemming is bereikt over het gebruik daarvan (b),

het gebruik van de onroerende zaak niet meer zal worden belemmerd dan redelijkerwijs nodig is (c), en de belangen van de rechthebbende redelijkerwijs onteigening niet vorderen (d).

Ook moet worden voldaan aan de eisen van artikel 10.22 van de Omgevingswet, die zien op de inhoud van de gedoogplichtbeschikking.

4. De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of een voorlopige voorziening moet worden getroffen. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat sprake is van spoedeisend belang. TenneT wil op 9 december 2024 met de werkzaamheden beginnen en aldus gebruik maken van de gedoogbeschikking.

Vanwege het spoedeisende karakter is de zaak sneller op zitting gepland en is mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft aan de hand van een afweging van de betrokken belangen bepaald of een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

5. Artikel 10.20 van de Omgevingswet komt in de plaats van artikel 11 van de Belemeringenwet privaatrecht. Onder het oude recht gold de gedoogplicht voor onderzoek na aanzegging door de burgemeester, twee keer 24 uur van te voren. Aan de aanzegging werden geen eisen gesteld, en er was geen bezwaar of beroep mogelijk.

Onder de Omgevingswet dient voor het gedogen van onderzoekswerkzaamheden een gedoogplichtbeschikking als bedoeld in artikel 10.20 te worden opgelegd.

Tussen partijen is niet in geschil dat wordt voldaan aan de criteria genoemd onder a, c en d van artikel 10.11 van de Omgevingswet. In geschil is met name of er in dit geval een redelijke poging is gedaan om schriftelijke overeenstemming te bereiken, zoals bedoeld onder b. Pas als daarvan sprake is, en die overeenstemming is niet bereikt kan een verzoek tot oplegging van de gedoogplicht worden gedaan.

6. Onder het oude recht, de Belemmeringenwet privaatrecht, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) overwogen1 dat de minister zich ervan moet vergewissen dat een serieuze en redelijke poging is ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen. Daarbij moet de minister onderzoeken of de tegenvoorstellen van verzoeker niet op voorhand onwerkelijk en onredelijk zijn. Deze jurisprudentie is van toepassing op werken van algemeen belang, waarin de te verrichten werkzaamheden een permanente voorziening tot resultaat hebben.

Er is geen reden om aan te nemen dat deze jurisprudentie onder de werking van de Omgevingswet niet meer van toepassing kan worden geacht. In artikel 10.11 van de Omgevingswet zijn immers de criteria neergelegd, zoals deze waren opgenomen in de Belemmeringenwet privaatrecht, en die zijn getoetst door de Afdeling. Deze criteria zijn van toepassing op gedoogplichten op te leggen op grond van afdeling 10.3 van hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

7. De voorzieningenrechter overweegt dat deze criteria wel bezien moeten worden in het licht van een gedoogplicht waarbij de werkzaamheden een tijdelijk karakter hebben. In het geval van onderzoekswerkzaamheden is hiervan sprake. Dit betekent dat de toets of een redelijke poging is gedaan om tot schriftelijke overeenstemming te komen een andere en lichtere moet zijn. Het gaat in het kader van de belangenafweging die de voorzieningenrechter nu doet, te ver om dit nader uit te werken, maar de voorzieningenrechter houdt met deze lichtere toets wel rekening in het kader van diezelfde belangenafweging.

8. Verzoeker heeft aangevoerd dat er onvoldoende redelijk overleg is geweest. Hij geeft aan dat hij steeds heeft willen meewerken, maar te vrezen voor onomkeerbare schade aan het perceel als gevolg van de onderzoekswerkzaamheden. Met name de omstandigheid dat onderzoek in de winter plaats vindt, zal volgens verzoeker schade tot gevolg hebben. Verzoeker vindt dat die schade vergoed moet worden en dat er geen serieuze poging is gedaan.

Verweerder heeft gesteld dat terughoudend toetsend kan worden geconcludeerd dat er wel een serieuze poging is ondernomen om tot schriftelijke overeenstemming te komen. Verweerder verwijst naar de in het logboek opgenomen activiteiten. Verweerder heeft verder gesteld dat de door verzoeker gestelde schade niet is onderbouwd.

De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van het belang van TenneT bij de voortgang van de ontwerpfase. Dit belang is een algemeen belang. De voortgang van het onderzoek dat nodig is voor de ontwerpfase van het electriciteitsstation dient immers het algemene belang van de energievoorziening in Zeeland. Niet betwist is dat netversterking noodzakelijk is, om problemen in de energievoorziening te voorkomen. Hoe sneller de voortgang van de ontwerpfase verloopt, hoe eerder dit probleem kan worden opgelost. De voorzieningenrechter ziet anderzijds het belang van verzoeker bij het ongestoord kunnen bewerken van zijn perceel, zonder schade aan de structuur van de grond.

9. Uit het dossier en ook ter zitting blijkt dat, alvorens de gedoogplicht vanwege het maken van een ontwerp op te leggen, geprobeerd is er samen uit te komen. Hierbij hebben diverse gesprekken plaatsgevonden en verder is niet alleen de standaardovereenkomst maar ook een op de wensen van verzoeker aangepaste overeenkomst aan verzoeker aangeboden. Verzoeker heeft TenneT twee keer de gelegenheid gegeven het perceel te betreden voor onderzoek, maar omdat verzoeker weigerde de overeenkomst te tekenen, was er geen (noodzakelijke) schriftelijke toestemming verleend. De voorzieningenrechter heeft oog voor het belang van verzoeker, namelijk dat de onderzoekswerkzaamheden gevolgen voor de structuur van het perceel kunnen hebben. Anderzijds is niet voldoende onderbouwd dat die schade ook daadwerkelijk kan ontstaan. Verder voorziet de wet in schadevergoeding, mocht de schade daadwerkelijk ontstaan. Gelet op het algemene belang bij een goede energievoorziening kon TenneT naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan de impasse doorbreken en om oplegging van de gedoogplicht verzoeken.

10. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Het belang van TenneT bij uitvoering van de gedoogbeschikking, namelijk het doen van onderzoek ten behoeve van een voorziening in het kader van het algemeen belang, dient zwaarder te wegen dan het belang van verzoeker bij een mogelijke kans op schade aan het perceel. De voorzieningenrechter heeft bij die belangenafweging ook betrokken dat het gaat om tijdelijke werkzaamheden van beperkte aard, die plaatsvinden gedurende een periode van ongeveer twee maanden.

11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2024.

Griffier

Voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Omgevingswet

Artikel 10.11. (toepassingscriteria)

Een gedoogplicht op grond van deze afdeling kan worden opgelegd als voor een werk van algemeen belang:

a. voor bepaalde of onbepaalde tijd gebruik moet worden gemaakt van een onroerende zaak,

b. met de rechthebbende op de onroerende zaak ondanks een redelijke poging daartoe geen schriftelijke overeenstemming is bereikt over het gebruik daarvan,

c. het gebruik van de onroerende zaak niet meer zal worden belemmerd dan redelijkerwijs nodig is, en

d. de belangen van de rechthebbende redelijkerwijs onteigening niet vorderen.

Artikel 10.14. (gedoogplichten energie en mijnbouw)

1. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan, na overleg met Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het tot stand brengen of opruimen van:

a. een mijnbouwwerk,

b. werken bestemd voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen als bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet.

2. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan, na overleg met Onze Minister voor Klimaat en Energie, aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het tot stand brengen of opruimen van:

a. een net als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998,

b. een windpark als bedoeld in artikel 9b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998,

c. een gastransportnet als bedoeld in artikel 39a van de Gaswet,

d. een inrichting waarvoor een vergunning is verleend op grond van artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet,

e. een werk voor de levering van warmte als bedoeld in artikel 38 van de Warmtewet.

Artikel 10.20. (gedoogplicht vanwege het maken van een ontwerp)

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het uitvoeren van meetwerkzaamheden of graafwerkzaamheden, het aanbrengen van tekens in, boven of op een onroerende zaak, of het verrichten van onderzoek met gebruikmaking van de daarvoor benodigde hulpmiddelen, als die activiteiten nodig zijn voor het maken van een ontwerp voor de aanleg, instandhouding, wijziging, verplaatsing of opruiming van een werk als bedoeld in artikel 10.13, 10.14 of 10.15.

Artikel 10.22. (inhoud gedoogplichtbeschikking)

1. Een gedoogplichtbeschikking bevat in ieder geval een beschrijving van:

a. de onroerende zaak waarop de beschikking betrekking heeft,

b. het werk van algemeen belang waarvoor de beschikking geldt,

c. de te verrichten activiteiten en de voorbereiding daarvan,

d. de plichten van de rechthebbende,

e. de rechten en plichten van de initiatiefnemer.

2. De gedoogplichtbeschikking vermeldt of er voor bepaalde of onbepaalde tijd gebruik wordt gemaakt van de onroerende zaak.

3. Als dat voor de instandhouding van het werk van algemeen belang nodig is, kan in de gedoogplichtbeschikking een gebied rondom het werk worden vastgesteld waarin in de beschikking te noemen activiteiten niet zijn toegestaan zonder voorafgaande toestemming van de initiatiefnemer.

4. Aan een gedoogplichtbeschikking kunnen voorschriften worden verbonden.

1 ABRvS, 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1597 en 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2378,

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.