De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
– Op 9 december 2021 heeft mevrouw [naam 1] bij de rechtbank Oost-Brabant een verzoekschrift ingediend tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van [verzoeker sub 1] c.s.
– Op 15 december 2021 heeft de voorzieningenrechter, mr. Schoorlemmer, bijgestaan door de griffier, mr. Autar, [naam 1] gehoord op het verzoek.
– Op 16 december 2021 heeft [naam 1] een aangepast verzoekschrift ingediend.
– Bij beschikking van 17 december 2021 heeft mr. Schoorlemmer verlof verleend voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van [verzoeker sub 1] c.s.
– In de overgelegde grosse van de beschikking (bijlage 2 bij productie 1 van het verzoekschrift) is onder meer bepaald dat [verzoeker sub 1] c.s. medewerking moet verlenen aan de beschikking op straffe van een dwangsom. Verder staat onderaan de beschikking “w.g. de griffier” “w.g. de rechter” en is de grosse voorzien van een stempel en ondertekend door een administratief medewerkster, mevrouw [naam 2] .
– Op 22 december 2021 is het conservatoir bewijsbeslag onder [verzoeker sub 1] c.s. gelegd en op 28 december 2021 is het bewijsbeslag voltooid.
– Bij brief van 5 juli 2022 heeft de voormalig advocaat van [verzoeker sub 1] c.s., mr. Van Tilborg, de rechtbank Oost-Brabant gevraagd om een afschrift van het proces-verbaal van het verhoor van 15 december 2021 en een kopie van de minuut van de beschikking van 17 december 2021. Het proces-verbaal is verstrekt aan [verzoeker sub 1] c.s. De minuut is niet verstrekt. Mr. Van Tilborg heeft zijn verzoek om een kopie van de minuut vervolgens nader toegelicht bij brief van 19 september 2022.
– Daarna is gebleken dat het procesdossier van het conservatoir bewijsbeslag bij de rechtbank Oost-Brabant zoek is geraakt. Bij brieven van 19 oktober 2022, 21 februari 2023 en 20 december 2023 heeft de rechtbank Oost-Brabant aan de raadsman van [verzoeker sub 1] c.s. bevestigd dat het gehele procesdossier met betrekking tot het bewijsbeslag is verdwenen.
– Ondertussen is een kort geding procedure gevoerd tussen [naam 1] en [verzoeker sub 1] c.s. met betrekking tot het verkrijgen van inzage/afgifte van de in beslag genomen bescheiden. In reconventie heeft [verzoeker sub 1] c.s. opheffing van het beslag gevorderd. Bij vonnis in kort geding van 15 november 2022 is de vordering in reconventie van [verzoeker sub 1] c.s. tot opheffing van het beslag afgewezen. Dit vonnis is op 16 januari 2024 in hoger beroep bekrachtigd.
– Op 14 februari 2023 heeft mr. Latour namens [verzoeker sub 1] c.s. aan de rechtbank gevraagd of mr. Schoorlemmer kan bevestigen dat hij de minuut heeft ondertekend en dat de grosse met de minuut overeenstemt.
– Bij brief van 21 februari 2023 heeft mr. Autar gereageerd (mede) namens
mr. Schoorlemmer. In die brief staat onder andere het volgende vermeld:
“Mede namens de voorzieningenrechter, mr. W. Schoorlemmer, kan ik – nogmaals – bevestigen dat het aan de deurwaarder verstrekte afschrift van de beschikking d.d. 17 december 2021 zoals in het digitale portaal is opgenomen overeenkomt met de originele, door de voorzieningenrechter ondertekende beschikking d.d. 17 december 2021. Mijn betrokkenheid als griffier moge blijken uit het eerder aan uw voorganger toegezonden proces-verbaal van verhoor op 15 december 2021.”
– De rechtbank Oost-Brabant heeft in de bodemprocedure op 9 november 2023 mondeling uitspraak gedaan, waarbij onder andere de vordering in reconventie van [verzoeker sub 1] c.s. tot opheffing van het beslag is afgewezen. In deze uitspraak staat onder andere het volgende vermeld:
“ Ik verwerp dit standpunt. Ik heb al tijdens de vorige zitting (10 februari 2023) verteld dat de rechtbank tijdens de schorsing intern onderzoek heeft gedaan, dat de originele ondertekende verlofbeschikking na de verhuizing of migratie van dossiers niet te vinden is en dat mr. Schoorlemmer dit heeft bevestigd en heeft verklaard dat hij de verlofbeschikking heeft ondertekend. [verzoeker sub 1] c.s. heeft gelijk dat de deurwaarder aan de slag is gegaan met een afschrift (“w.g. de rechter”, een stempel en een paraaf/handtekening van de griffie) (daar zijn partijen het hier over eens), maar dat is de gangbare, reguliere werkwijze en ik heb geen aanwijzingen voor onregelmatigheden.”
– Bij brief van 22 november 2023 van mr. Sperra gericht aan mr. Schoorlemmer, geeft mr. Sperra aan dat hij betwijfelt of de minuut heeft bestaan en dat de grosse niet is ondertekend door de rechter en de griffier. Hij verzoekt mr. Schoorlemmer om te bevestigen dat de ondertekende minuut inmiddels is gevonden, dat de grosse identiek is aan de minuut en de minuut door hem en de griffier is ondertekend.
– Bij brief van 19 december 2023 heeft mr. Bennenbroek (teamvoorzitter team Civiel Recht) gereageerd op de brief van 22 november 2023. Hij bevestigt in deze brief dat de grosse gelijk is aan de minuut gelet op de gehanteerde werkwijze bij de rechtbank Oost-Brabant. Die werkwijze borgt dat de inhoud van de beslissing bij de grosse identiek is aan die van de minuut. De grosse wordt niet getekend door de rechter. De griffier die de grosse afgeeft, tekent voor afgifte.