Beoordeling
De bewindvoerder vraagt toekenning van beloning voor haar werkzaamheden met toepassing van de beloning die geldt bij ‘problematische schulden’. Het gaat in deze zaak om een betrokkene die schuldenvrij is omdat er een geaccepteerd nulaanbod is gedaan. Dat wil zeggen dat in verband met de inkomsten en uitgaven van betrokkene en de omvang van de schulden, de conclusie is getrokken dat er geen aflossingscapaciteit bestaat voor die schulden. Er loopt geen saneringstraject, maar de schuldeisers nemen feitelijk genoegen met het gegeven dat hun schuld niet kan worden afbetaald en gaan akkoord met het nul-aanbod. Betrokkene is daarmee na acceptatie van het nulaanbod per direct schuldenvrij geworden.
Over de hoogte van de beloning voor curatoren en bewindvoerders in het geval de betrokkene problematische schulden heeft, geldt het volgende.
De beloning voor bewindvoerders is vastgelegd in de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 november 2014, nr. 577811 houdende de invoering van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren en zoals deze later door indexering is aangepast (hierna: Regeling beloning).
In de Nota van Toelichting staat (onder meer) het volgende:
“In deze regeling worden voor de professionele curator, bewindvoerder en mentor naast de ‘standaard-werkzaamheden’ uren toegekend voor extra werkzaamheden in verband met ‘problematische schulden’ in geval van curatele en beschermingsbewind (…). Voorstelbaar is dat tijdens de curatele, het bewind of het mentorschap blijkt dat deze extra werkzaamheden niet langer plaatsvinden omdat de beschreven situatie zich niet langer voordoet. In dat geval dient de vertegenwoordiger de kantonrechter te verzoeken om de jaarbeloning aan te passen. De kantonrechter kan de jaarbeloning ook ambtshalve aanpassen, bijvoorbeeld naar aanleiding van de periodieke evaluatie.”
en
“In geval van problematische schulden gaat het in het bijzonder om werkzaamheden ten behoeve van het ongedaan maken van een of meer beslagen waarbij de beslagvrije voet niet wordt geëerbiedigd, het stabiliseren van problematische schuldsituaties, het toeleiden tot een minnelijke schuldhulpverlening of WSNP en schuldbemiddeling in het kader van artikel 47 van de Wet op het consumentenkrediet (hierna: ‘Wck’). In geval van schuldbemiddeling heeft de bewindvoerder geen aanspraak op een vergoeding conform artikel 48, tweede lid, Wck, nu hij voor die werkzaamheden reeds wordt beloond als bewindvoerder. Voor de toeleiding naar de schuldhulpverlening stelt de bewindvoerder een schuldenoverzicht op en begeleidt hij de rechthebbende op het intakegesprek bij de gemeentelijke schuldhulpverlener. Voor de toeleiding naar de WSNP verschaft de bewindvoerder informatie aan de WSNP-bewindvoerder en woont hij de toelatingszitting bij. In de aanloop naar de schuldhulpverlening dan wel schuldsanering en ingeval de rechthebbende niet in aanmerking komt voor schuldhulpverlening en/of schuldsanering, is het de taak van de bewindvoerder om de situatie te stabiliseren. Dat betekent dat de bewindvoerder de vaste lasten betaalt (huur, water, energie), de beslagvrije voet bewaakt en de contacten met schuldeisers onderhoudt. Het gaat erom dat de bewindvoerder vanwege de problematische schulden extra werkzaamheden verricht. Hoewel de meeste werkzaamheden zich in het eerste jaar zullen voordoen, wordt deze jaarbeloning aangehouden totdat er geen problematische schulden meer zijn, bijvoorbeeld indien de rechthebbende met een schone lei uit de WSNP komt.“
In de Aanbevelingen meerderjarigenbewind (versie 2023) is opgenomen bij onderdeel C11:
“Er blijft recht bestaan op de hogere beloning in verband met problematische schulden tijdens de WSNP en de minnelijke regeling, ook als de laatste tot stand komt middels een gemeentelijk saneringskrediet.”
Door recente wijziging in de WSNP (2023) en de gevolgen daarvoor voor de gemeentelijke minnelijke schuldenregelingen, is de termijn voor beide trajecten verkort van drie jaar naar anderhalf jaar.
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat deze halvering van de looptijd een belangrijke inkomstenderving betekent voor bewindvoerders van personen met problematische schulden. In de praktijk concentreren de werkzaamheden bij bewinden met problematische schulden zich met name in de eerste maanden na aanvang van het bewind. In die eerste periode stond de hoogte van de beloning niet in verhouding tot de werkzaamheden, maar doordat het bewind in de regel daarna nog (tenminste) drie jaar duurde, was de beloning over de gehele periode van drie jaar wel in balans.
Doordat die periode door de wetswijziging met de helft is verkort, is deze balans onder druk komen te staan.
Dit effect wordt versterkt door de werkwijze bij het nulaanbod. Na acceptatie van het nulaanbod is er geen sprake meer van problematische schulden en evenmin van een lopend schuldentraject met een uitzicht op een schuldenvrije situatie na afloop van dit traject. Strikt genomen zou dit betekenen dat na acceptatie van het nulaanbod er geen recht meer bestaat op de hogere beloning voor werkzaamheden in verband met de problematische schulden.
De kantonrechter stelt vast dat de bewindvoerder in de situatie van het nulaanbod in de aanloop tot het moment dat betrokkene schuldenvrij is dezelfde werkzaamheden verricht als eerder voor invoering van de verkorting van de termijn van drie naar anderhalf jaar. Dat komt er doorgaans op neer dat de eerste maanden inkomsten, uitgaven en schulden worden geïnventariseerd en de casus wordt voorgelegd aan de afdeling binnen de gemeente belast met schuldhulpverlening. Hiervan uitgaande komt dit er op neer dat de bewindvoerder in de regel bij een nulaanbod niet 36, noch 18 maar slechts (circa) zes maanden de hogere beloning in rekening kan brengen. Aldus raakt de eerder genoemde balans ernstig uit evenwicht. Die balans is van belang omdat de Regeling beloning er van uit gaat dat er voor de professionele bewindvoerder bij de beloning een balans is tussen bewerkelijke en mindere bewerkelijke dossiers, waarbij een gelijke beloning voor alle dossiers moet zorgen voor een adequate beloning. Zo wordt in de Toelichting op de Regeling beloning opgemerkt:
“Een adequate beloning betekent ook dat vertegenwoordigers in staat moeten worden gesteld om hun werkzaamheden in het belang van de betrokkene naar behoren uit te voeren. De jaarbeloning geldt als gemiddelde. Het ene mentorschap of bewind zal meer tijd vergen dan het andere. Het zal ook voorkomen dat gedurende een aantal jaren veel uren aan een betrokkene worden besteed en de volgende jaren minder dan het gemiddelde aantal uren waarop de forfaitaire jaarbeloning is gebaseerd.”
Met de opkomst van de verkorting van de schuldenregeling en het nulaanbod is geen rekening gehouden in de Regeling beloning en in de Aanbevelingen meerderjarigenbewind. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat het uitgangspunt dat de hogere beloning bij problematische schulden eindigt op het moment dat betrokkene schuldenvrij is, omdat het nulaanbod wordt geaccepteerd onvoldoende recht doet aan de systematiek van de Regeling beloning en de wijze waarop deze in de afgelopen jaren door kantonrechters is toegepast.
De kantonrechter meent daarom dat een beloning aan de bewindvoerder moet worden toegekend in het geval van een geaccepteerd nulaanbod, die het mogelijk maakt te voorzien in een adequate vergoeding ook voor de werkzaamheden die in de periode voor het nulaanbod door de bewindvoerder zijn verricht. De kantonrechter zal daarom bepalen dat de hogere beloning van kracht is vanaf de aanvang van het bewind waarbij sprake is van problematische schulden en vanaf het moment van het geaccepteerde nulaanbod het recht op de hogere beloning voort duurt tot 12 maanden nadat het nulaanbod is geaccepteerd. In die periode wordt van de bewindvoerder verwacht dat wordt gewerkt stabilisatie van de financiële huishouding van betrokkene, aan financiële zelfstandigheid en zelfredzaamheid en het leren en begeleiden van het voorkomen van nieuwe schulden in de toekomst. Een periode van 12 maanden waarin de hogere beloning in rekening kan worden gebracht vindt de kantonrechter recht doen aan de werkzaamheden die door de bewindvoerder in verband met de periode voorafgaand aan het nulaanbod en nadien in de regel moeten worden verricht.