RECHTBANK
ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11126343 \ CV EXPL 24-1882
Vonnis van 12 februari 2025
[eiser]
,
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.W. Hooijen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TENNET TSO BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: TenneT,
gemachtigde: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
2 De feiten
2.1.
[eiser] is eigenaar van een landgoed en een daarop staande woning, gelegen aan de [adres 1] , [plaats 1] , met een oppervlakte van totaal 06.00.10 ha (hierna: het landgoed). Het landgoed omvat de volgende percelen:
- [plaats 2] , [perceel 1]
- [plaats 2] , [perceel 2]
- [plaats 2] , [perceel 3] .
2.2.
TenneT is de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet in Nederland. In verband met de groeiende behoefte aan transportcapaciteit van elektriciteit wordt het hoogspanningsnet uitgebreid. Onderdeel van die uitbreiding is een nieuwe 380 kV-hoogspanningsverbinding tussen [plaats 2] en [plaats 3] , hierna: de hoogspanningsverbinding.
2.3.
TenneT heeft de tracering van deze hoogspanningsverbinding zo voorzien dat deze over het landgoed van [eiser] loopt.
2.4.
De hoogspanningsverbinding veroorzaakt een zogenoemde magneetveldzone die ter plaatse van het landgoed zodanig is dat [eiser] op basis van het “Uitkoopbeleid bij nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen” van TenneT in de gelegenheid is gesteld zijn eigendom aan TenneT te koop aan te bieden, de zogenaamde volledige uitkoop van gevoelige bestemming. Voor het geval [eiser] zijn eigendom zou willen behouden is overleg gevoerd over het vestigen van een recht van opstal ten behoeve van TenneT op/boven de eigendom van [eiser] .
2.5.
Partijen hebben over de verschillende opties onderhandeld. Zij hebben op 4 maart 2019 een “overeenkomst drie deskundigentaxatie” gesloten, waarin is overeengekomen dat TenneT drie aanbiedingen doet aan [eiser] , te weten: een aanbieding tot uitkoop, een aanbieding tot schadeloosstelling en een aanbieding tot gedeeltelijke aankoop met schadeloosstelling voor het overblijvende. In dit kader is vervolgens in opdracht van TenneT een taxatierapport opgesteld van 18 oktober 2019 per peildatum 2 augustus 2018 (datum van onherroepelijk worden van het Rijksinpassingsplan).
2.6.
Omdat tussen [eiser] en TenneT geen overeenstemming werd bereikt heeft TenneT de Minister van Infrastructuur en Milieu verzocht aan [eiser] een gedoogbeschikking op te leggen op grond van artikel 1 juncto artikel 2 lid 5 Belemmeringenwet Privaatrecht. Bij beschikking van 19 juli 2021 heeft de Minister de door TenneT verzochte gedoogplicht opgelegd aan [eiser] (hierna te noemen: de gedoogbeschikking). De gedoogbeschikking is op 28 juni 2023 onherroepelijk geworden.
2.7. De gedoogbeschikking bracht mee dat op [perceel 2] van [eiser] een bovengrondse hoogspanningsverbinding zou worden gerealiseerd. De werken zijn inmiddels uitgevoerd.
2.8.
De belemmering als gevolg van de hoogspanningsverbinding betreft het kadastrale [perceel 2] . De tijdelijke belemmering op dit perceel door de aanleg van de hoogspanningsverbinding bestaat uit het betreden van het perceel te voet of door gebruik te maken van een tractor of quad om de voordraden te trekken. De permanente belemmering op het perceel bedraagt 11.126 m² en bestaat uit de overhang van hoogspanningsgeleiders met daarboven twee bliksemgeleiders inclusief glasvezel. De belaste strook betreft de strook grond ter breedte van 34,5 meter aan weerszijde en inclusief de hartlijn van de hoogspanningsverbinding, in totaal 69 meter breed.
2.9.
Bij brief van 26 juli 2022 heeft TenneT een geïndexeerd aanbod tot schadeloosstelling gedaan aan [eiser] voor de onder 2.5. genoemde opties. In die brief is de waardevermindering als gevolg van de opgelegde gedoogbeschikking per 19 juli 2021, de datum van de gedoogbeschikking, begroot op € 316.364,00.
2.10.
In opdracht van [eiser] heeft ing. [naam 1] op 2 november 2023 een rapport uitgebracht met een taxatie van de marktwaarde van het geheel per 31 mei 2022.
2.11.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de hoogte van de aan [eiser] toekomende schadevergoeding.
4 De beoordeling
Artikel 14 Belemmeringenwet Privaatrecht
4.1.
[eiser] heeft zijn vordering bij de kantonrechter gebaseerd op artikel 14 in samenhang met artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht. De Belemmeringenwet Privaatrecht is per 1 januari 2024 vervallen en vervangen door de Omgevingswet. Niet in geschil is dat in artikel 4.2 juncto artikel 4.16 van de Invoeringswet Omgevingswet een overgangsbepaling is opgenomen op grond waarvan op de vordering van [eiser] de bepalingen uit de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing zijn.
4.2.
De Belemmeringenwet Privaatrecht (verder: BP) voorziet in een recht op volledige vergoeding van de schade veroorzaakt door de aanleg en instandhouding van het werk dat door [eiser] ingevolge artikel 1 van de BP moet worden gedoogd. Het gaat om schade die “rechtstreeks en noodzakelijk” voortvloeit uit de gedoogplicht. Partijen verschillen van mening over de omvang van deze schade.
4.3.
Omdat de deskundigen van partijen de omvang van de schadevergoeding verschillend hebben gewaardeerd, heeft de kantonrechter voor de begroting van de schade behoefte aan voorlichting door een onafhankelijke deskundige.
4.4.
Partijen hebben op de zitting overeenstemming bereikt over de benoeming van één deskundige. Zij wensen de benoeming van een onteigeningsdeskundige uit het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, voor het overige hebben zij de keuze van de deskundige aan de kantonrechter gelaten. Ook heeft de kantonrechter op de zitting met partijen de vraagstelling aan de deskundige besproken. Partijen hebben daarom geen behoefte meer zich nog nader uit te laten over de vraagstelling.
4.5.
De kantonrechter zal ing. [naam 2] , rentmeester en taxateur, als deskundige benoemen teneinde een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen.
4.6.
De te benoemen deskundige heeft zich bereid verklaard als zodanig op te treden, desgevraagd te kennen gegeven geen binding met partijen te hebben en niet betrokken te zijn bij de tussen partijen in geschil zijnde problemen.
4.7.
De kantonrechter zal de volgende vragen aan de deskundige ter beantwoording voorleggen:
- Welke schade lijdt [eiser] op grond van art. 14 BP?
- Heeft u nog iets op te merken dat u voor de beoordeling van deze zaak van belang acht?
4.8.
Ter zitting hebben beide partijen laten weten graag de procedure zoals die gangbaar is bij onteigeningszaken te volgen. De kantonrechter vraagt de deskundige daarom een plaatsopneming te organiseren waarvoor beide partijen worden uitgenodigd en waarbij beide partijen in de gelegenheid worden gesteld hun standpunten toe te lichten ten overstaan van de deskundige.
4.9.
Uitgangspunt is dat [eiser] als eisende partij het door de deskundige te begroten voorschot op diens kosten moet betalen. In de omstandigheden van deze zaak ziet de kantonrechter echter aanleiding om TenneT aan te wijzen als de partij die het voorschot moet voldoen, nu vaststaat dat TenneT tegenover [eiser] schadeplichtig is en het deskundigenonderzoek alleen nodig is om de hoogte te bepalen van de schadevergoeding die TenneT aan [eiser] is verschuldigd. TenneT heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ook aangeboden het voorschot te betalen.
4.10.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 9.000,00 (inclusief btw). De kantonrechter zal het voorschot vaststellen op dit bedrag.
4.11.
De kantonrechter wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De kantonrechter zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de kantonrechter daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.12.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
4.13.
Iedere verdere beslissing, waaronder die over de vorderingen van [eiser] onder 2 en 3, wordt aangehouden.
5 De beslissing
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
- Welke schade lijdt [eiser] op grond van art. 14 BP?
- Heeft u nog iets op te merken dat u voor de beoordeling van deze zaak van belang acht?
5.2.
benoemt tot deskundige:
Ing. [naam 2],
correspondentieadres:
[adres 2]
[adres 2] ,
bezoekadres:
[adres 3]
[adres 3] ,
telefoon: [telefoonnummer] ,
e-mailadres: [e-mailadres] ,
5.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
5.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 9.000,00 (inclusief btw),
5.5.
bepaalt dat TenneT het voorschot moet overmaken binnen twee weken na de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
5.7.
bepaalt dat TenneT het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
5.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats (zie r.o. 4.8.),
5.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
5.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
5.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk zes maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
5.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
5.14.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van woensdag 3 september 2025, ter gelegenheid waarvan beide partijen zich schriftelijk kunnen uitlaten over het gewenste vervolg van de procedure,
5.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- als het rapport relevant eerder dan 3 september 2025 ter griffie is ontvangen,
5.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.