Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2025:1653

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
19-03-2025
25-03-2025
10971379 \ CV EXPL 24-786 (E)
Civiel recht
Bodemzaak

Partijen zijn buren. Inbreuk privacy camera’s. Waterkering. Mandeligheid muur. Aan- en afvoer airconditioner. Blokkeren oprit.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Bergen op Zoom

Zaaknummer: 10971379 \ CV EXPL 24-786

Vonnis van 19 maart 2025

in de zaak van

1 [eiser 1] ,
2. [eiser 2] ,

beiden wonend in [plaats] ,

eisende partijen,

hierna samen te noemen: [eisers] ,

gemachtigde: mr. P.W.J.C. van Peer (ARAG SE Nederland),

tegen

1 [gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2]1,

beiden wonend in [plaats] ,

gedaagde partijen,

hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. E.P.M.J. Prop.

1 Hoe is de procedure verlopen?

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 10 juli 2024 en de daarin genoemde stukken;

- de twee aktes van 22 augustus 2024 met producties van [eisers] ;

- de akte van 23 augustus 2024 met producties van [gedaagden] ;

- de akte van 27 augustus 2024 met productie van [gedaagden] ;
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Waar gaat deze zaak over?

2.1.

[eisers] en [gedaagden] zijn buren. [gedaagden] is eigenaar van een perceel met daarop zijn woning en achtertuin, en ook van twee andere percelen, waarvan één grenst aan zijn achtertuin. Het perceel dat grenst aan de achtertuin, heeft [gedaagden] opgehoogd tot dezelfde hoogte als zijn achtertuin. [gedaagden] heeft op zijn percelen vijf camera’s geplaatst en enkele airconditioners geïnstalleerd.

2.2.

[eisers] eist dat [gedaagden] de camera’s verwijdert of verplaatst, omdat deze volgens hem zijn privacy schenden. Daarnaast vordert [eisers] dat [gedaagden] een (goed functionerende) waterkering aanlegt om te voorkomen dat grond van het opgehoogde perceel in zijn tuin terechtkomt. Verder wil [eisers] dat [gedaagden] de aan- en afvoer van een van de airconditioners verwijdert of verplaatst, omdat hierdoor water in zijn tuin druppelt. Ook eist [eisers] dat het gat in een, naar zijn stelling, mandelige muur wordt dichtgemaakt. Bovendien vordert [eisers] dat [gedaagden] zijn oprit niet langer blokkeert, wat volgens hem regelmatig gebeurt. Voor elke dag dat [gedaagden] niet aan (een van) deze eisen voldoet, verlangt [eisers] een dwangsom. Daarnaast wil [eisers] een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 500,00 en wil hij dat [gedaagden] in de proceskosten wordt veroordeeld. Tot slot wenst [eisers] dat het vonnis meteen uitvoerbaar is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

2.3.

[gedaagden] vindt dat alle eisen van [eisers] moeten worden afgewezen en dat hij in de proceskosten moet worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de vonnisdatum, ook met de mogelijkheid om het vonnis meteen uit te voeren. Volgens [gedaagden] schenden de camera’s de privacy van [eisers] niet, omdat deze uitsluitend zijn gericht op zijn eigen percelen en alleen zijn bedoeld voor de beveiliging daarvan. Daarnaast is er volgens [gedaagden] al een waterkering aangelegd en is de aan- en afvoer van de airconditioner met toestemming van [eisers] geplaatst. Het gat in de muur bevindt zich volgens [gedaagden] in een muur die volledig zijn eigendom is. Tot slot ontkent [gedaagden] dat hij de oprit van [eisers] blokkeert, op laad- en losactiviteiten na.

3 Wat is het oordeel van de kantonrechter?

3.1.

Beide partijen krijgen voor een deel gelijk. Hierna licht de kantonrechter dit oordeel toe.

Inbreuk privacy

3.2.

Het eerste punt van discussie is of [gedaagden] de door hem geplaatste camera’s moet verwijderen of verplaatsen. In beginsel levert een inbreuk op de privacy een onrechtmatige daad op. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of er sprake is van een rechtvaardigingsgrond, moet worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moet de ernst van de inbreuk worden afgewogen tegen de belangen die met de camera’s redelijkerwijs kunnen worden gediend.2 Bij deze afweging moet worden bedacht dat ook een objectief geringe inbreuk als zeer ingrijpend kan worden ervaren. De aard van de opnames en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan, moeten voldoen aan de eisen van subsidiariteit (is dit de minst ingrijpende manier om het doel te bereiken?) en proportionaliteit (is er een redelijke verhouding tussen het doel en het middel?).3


Camera 1

3.3.

De kantonrechter oordeelt dat camera 1 moet worden verwijderd of verplaatst. Camera 1 is geplaatst bij de poort van [gedaagden] en geeft zicht op het perceel en de woning van [eisers] , inclusief de oprit, de voordeur, de garagepoort en vier ramen. Dit vormt een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eisers] . [gedaagden] heeft tijdens de zitting verklaard dat de camera is bedoeld om te zien wie voor de poort staat en om eventueel de poort te openen. Dit doel kan ook worden bereikt door de camera zodanig te plaatsen dat er geen inbreuk op de privacy van [eisers] wordt gemaakt, namelijk door de camera haaks op de woning van [eisers] te plaatsen, in plaats van recht erop. De door [gedaagden] genoemde praktische moeilijkheid, namelijk dat de bedrading van de camera dan moet worden aangepast, biedt geen voldoende rechtvaardiging om de camera niet te verwijderen of verplaatsen. Van [gedaagden] mag worden verwacht dat hij de nodige inspanningen levert om een inbreuk op de privacy van [eisers] te voorkomen. Daarom moet de camera worden verwijderd of verplaatst. Dat de camera volgens [gedaagden] alleen aan gaat bij het aanbellen en de beelden niet worden opgeslagen, doet hier niets aan af, aangezien ook een objectief geringe inbreuk als zeer ingrijpend kan worden ervaren.

Camera 2

3.4.

De kantonrechter oordeelt dat camera 2 moet worden gedraaid. Deze camera biedt zicht op een groot deel van de openbare weg, een klein deel van de oprit van [eisers] en de poort/inrit van [gedaagden] . Door dit zicht kan [gedaagden] zien wanneer [eisers] thuiskomt en van huis gaat. Dit vormt een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eisers] . Deze inbreuk kan worden opgeheven door de camera zodanig naar rechts te draaien dat de oprit van [eisers] en het grootste deel van de openbare weg niet meer worden gefilmd. De eis om de camera te verwijderen wordt afgewezen. [eisers] vreest dat [gedaagden] de camera (op afstand) kan (terug)draaien. Echter, dat deze camera op afstand kan worden gedraaid of dat dit is gebeurd, kan niet worden vastgesteld. Bovendien is niet gebleken dat [gedaagden] een reden heeft om de camera (weer terug) te draaien. [gedaagden] heeft ook herhaaldelijk aangegeven de camera’s uitsluitend te gebruiken voor de beveiliging van zijn perceel en eigendommen. Gelet hierop is het voldoende dat [gedaagden] de camera draait en gedraaid houdt, zodat er geen inbreuk meer wordt gemaakt op de privacy van [eisers] . Dat houdt concreet in dat [gedaagden] niet moet kunnen zien wanneer [eisers] thuiskomt of vertrekt.

Camera 3

3.5.

De kantonrechter oordeelt dat camera 3 moet worden gedraaid. Deze camera biedt voornamelijk zicht op de oprit van [gedaagden] , maar ook op een deel van de woning van [eisers] . Hierdoor kan [gedaagden] , door de stand van de camera, zien wanneer [eisers] thuiskomt en van huis gaat. Dit vormt wederom een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eisers] . Deze inbreuk kan worden opgeheven door de camera zodanig naar beneden te draaien dat de woning van [eisers] niet meer zichtbaar is. De eis om de camera te verwijderen wordt afgewezen. Ook in dit geval kan niet worden vastgesteld dat de camera op afstand kan worden gedraaid of dat dit is gebeurd, en is niet gebleken dat [gedaagden] een reden heeft om de camera (weer terug) te draaien. Daarom is het voldoende dat [gedaagden] de camera draait en gedraaid houdt, zodat de woning van [eisers] niet meer wordt gefilmd.

Camera 4

3.6.

De kantonrechter oordeelt dat camera 4 geen inbreuk op de privacy van [eisers] maakt. Deze camera filmt alleen het perceel van [gedaagden] . Het perceel of de woning van [eisers] wordt niet gefilmd. Ook hier geldt dat niet kan worden vastgesteld dat de camera op afstand kan worden gedraaid of dat dit is gebeurd, en niet is gebleken dat [gedaagden] een reden heeft om de camera te draaien. Dat [eisers] de camera kan zien, is op zichzelf niet voldoende om te kunnen spreken van een inbreuk op zijn privacy. De eis om deze camera te verwijderen of te verplaatsen wordt dan ook afgewezen.

Camera 5

3.7.

De kantonrechter oordeelt dat camera 5 geen inbreuk op de privacy van [eisers] maakt. Ook deze camera filmt alleen het perceel van [gedaagden] . Het perceel of de woning van [eisers] wordt niet gefilmd. Weliswaar kan deze camera draaien, maar niet kan worden vastgesteld dat het perceel of de woning van [eisers] hierdoor wordt gefilmd. Volgens [gedaagden] volgt de camera alleen bewegingen op zijn perceel. Het enkele feit dat [eisers] de camera kan zien, is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van een inbreuk op zijn privacy. De eis om deze camera te verwijderen of te verplaatsen wordt dan ook afgewezen.

Waterkering

3.8.

Het tweede punt van discussie betreft de vraag of [gedaagden] moet zorgdragen voor een (goed functionerende) waterkering om te voorkomen dat grond van zijn perceel op het perceel van [eisers] terechtkomt. Volgens [eisers] functioneert de waterkering niet goed en/of is deze niet overal aangebracht.

3.9.

Volgens [eisers] is in december 2023 voor het laatst grond op zijn perceel terechtgekomen. [gedaagden] heeft erkend dat er in het verleden grond van zijn perceel op dat van [eisers] is terechtgekomen, maar heeft (gemotiveerd) aangevoerd dat hij inmiddels, in juli of augustus 2024, overal een waterkering heeft aangebracht. Niet is gesteld en ook niet is gebleken dat na die periode nog grond van het perceel van [gedaagden] op dat van [eisers] is terechtgekomen. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat de waterkering niet goed functioneert of niet overal aanwezig is. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de overgelegde foto’s en video’s, omdat niet duidelijk is welk gebrek van de waterkering de beelden zouden moeten aantonen en/of op welke plek geen waterkering is aangebracht. Bovendien is onduidelijk wanneer deze beelden zijn gemaakt, vóór of ná de aanleg van de waterkering in juli/augustus 2024. Hoewel dus vast staat dat er in het verleden grond van het perceel van [gedaagden] in de tuin van [eisers] is gekomen, is niet vast komen te staan dat dit probleem zich nog steeds voordoet. De eis van [eisers] wordt daarom op dit punt afgewezen.

Gat in de muur

3.10.

Bij het derde punt van discussie gaat het om de vraag of [gedaagden] een gat in een muur moet dichtmaken. Volgens [eisers] mocht [gedaagden] het gat in de muur niet boren, omdat de muur mandelig is, en [gedaagden] geen toestemming had van [eisers] om door de muur te boren. [eisers] stelt zich op het standpunt dat de muur mandelig is, omdat de erfgrens wordt vermoed onder de muur door te lopen en de muur onderdeel is van zowel de slaapkamer van [gedaagden] als de schuur van [eisers] .

3.11.

De kantonrechter oordeelt dat de muur waarin het gat zit niet mandelig is. Een muur is niet mandelig als deze aan één kant onderdeel is van een gebouw en aan de andere kant grenst aan onbebouwde grond. Alleen als twee gebouwen van verschillende eigenaars dezelfde muur delen, is er sprake van mandeligheid. Als slechts een deel van een muur wordt gedeeld door de gebouwen, in dit geval de slaapkamer van [gedaagden] en de schuur van [eisers] , geldt uitsluitend dat gedeelde deel als mandelig. Het deel van de muur waar het gat in zit hoort aan één kant bij de slaapkamer van [gedaagden] en grenst aan de andere kant aan onbebouwde grond. Dit deel van de muur hebben de slaapkamer van [gedaagden] en de schuur van [eisers] dan ook niet gemeen. Daarmee is er voor dit deel geen sprake van mandeligheid. Of de erfgrens wel of niet onder de muur doorloopt, is daarbij niet relevant. Volgens [eisers] betreft zijn schuur en de slaapkamer van [gedaagden] één constructie, maar ook dat is niet relevant voor mandeligheid. De kantonrechter gaat er dus van uit dat het deel van de muur waar het gat in zit eigendom is van [gedaagden] . Het maken van dit gat is daarom niet onrechtmatig. De eis van [eisers] om het gat te laten dichten wordt afgewezen.

Aan- en afvoer airconditioner

3.12.

De vierde vraag die moet worden beantwoord, is of [gedaagden] de aan- en afvoer van de airconditioner moet verplaatsen. Volgens [eisers] wordt de grond op zijn perceel nat door de waterafvoer van de airconditioner, met schade als gevolg voor de twee vijgenbomen die daar staan.

3.13.

[gedaagden] heeft niet betwist dat de grond op het perceel van [eisers] vochtig blijft en dat de vijgenbomen hier niet tegen bestand zijn. Deze situatie levert onrechtmatige hinder op. Dat de aan- en afvoer van de airconditioner mogelijk in overleg met [eisers] is aangepast, doet hier niets aan af. Hoewel uit de brief van [bedrijf] volgt dat in overleg de condenswaterafvoer en de afwerking van de leiding via de muur naar het dak zijn aangepast, betreft het probleem hier niet de waterafvoer/leiding zelf, maar het vocht dat daaruit komt. Uit de brief blijkt niet dat er is gesproken over een oplossing voor de afvoer van dit vocht en ook niet dat dit probleem afdoende is verholpen. Het water druppelt bovendien nog steeds op de grond van het perceel van [eisers] , waardoor de hinder blijft bestaan. [gedaagden] wordt daarom verplicht om de aan- en afvoer van de airconditioner zodanig te verplaatsen dat er geen water meer op het perceel van [eisers] terechtkomt.

Blokkeren oprit

3.14.

Tot slot draait het om de vraag of [gedaagden] moet worden verplicht de oprit van [eisers] vrij te houden, met uitzondering van laad- en losactiviteiten. [eisers] stelt dat [gedaagden] regelmatig zijn oprit blokkeert. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst [eisers] naar meerdere foto’s en een WhatsAppgesprek met [gedaagden] . Uit de foto’s blijkt dat de oprit van [eisers] op bepaalde momenten is geblokkeerd. Echter, de foto’s maken niet duidelijk door wie, op welke data en voor welke duur deze blokkades hebben plaatsgevonden. Slechts uit één fotoserie kan worden afgeleid dat een vrachtwagen op 28 juli 2024 gedurende ongeveer drie kwartier de oprit van [eisers] heeft geblokkeerd. Dit is echter onvoldoende om de stelling (voldoende) te onderbouwen dat [gedaagden] de oprit van [eisers] regelmatig blokkeert. Het WhatsAppgesprek tussen partijen heeft betrekking op een periode tot en met 2 juli 2022. Dit gesprek toont dus niet aan dat de oprit ook na deze datum regelmatig door [gedaagden] wordt geblokkeerd. De stelling dat [gedaagden] de oprit van [eisers] regelmatig blokkeert, is daarmee onvoldoende onderbouwd. Daarom kan niet worden vastgesteld dat [gedaagden] de oprit van [eisers] regelmatig blokkeert en daarmee onrechtmatig handelt. De kantonrechter wijst deze eis van [eisers] dus af.

Dwangsom

3.15.

Wat betreft de toegewezen eisen, wordt ook, zoals geëist, een dwangsom opgelegd. Deze dwangsom dient als prikkel tot nakoming. De kantonrechter ziet aanleiding om deze aan een maximum te binden zoals vermeld in de beslissing.

Buitengerechtelijke kosten

3.16.

[eisers] eist vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 500,00. Deze eis wordt afgewezen. [eisers] heeft deze kosten namelijk niet zelf gemaakt, omdat hij een rechtsbijstandverzekering heeft.

Proceskosten

3.17.

Omdat beide partijen voor een deel ongelijk krijgen, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4 Wat is de beslissing van de kantonrechter?

De kantonrechter

4.1.

veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis camera 1 te verwijderen en verwijderd te houden of deze te verplaatsen en verplaatst te houden, zoals bedoeld in rechtsoverweging 3.3, camera 2 te draaien en gedraaid te houden, zoals bedoeld in rechtsoverweging 3.4, en camera 3 te draaien en gedraaid te houden, zoals bedoeld in rechtsoverweging 3.5,

4.2.

gebiedt [gedaagden] om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zorg te dragen voor de verplaatsing van de aan- en afvoer van de airconditioner, zoals bedoeld in rechtsoverweging 3.13,

4.3.

veroordeelt [gedaagden] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagden] niet aan de veroordeling onder 4.1 of het gebod onder 4.2 voldoet, tot een maximum van € 6.000 is bereikt,

4.4.

compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

4.5.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

4.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. Akdikan en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.

1 [gedaagde 2] is inmiddels overleden. De procedure is niet geschorst op grond van artikel 225 lid 1 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Deze procedure wordt daarom op naam van [gedaagde 2] als oorspronkelijke partij voortgezet (artikel 225 lid 2 Rv).

2 HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609.

3 Hof Arnhem-Leeuwarden 9 december 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9613.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.