proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
24 maart 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker], zonder vaste woon- of verblijfplaats, verzoeker
(gemachtigden: mr. L.L. Ross en [naam]),
en
de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, gericht tegen het besluit van 20 februari 2025. Bij dit besluit heeft de burgemeester verzoeker aan verzoeker een verblijfsontzegging opgelegd voor het horecaconcentratiegebied, de omgeving rond [straat 1] en [straat 2] te [plaats]. De verblijfsontzegging geldt voor de duur van 12 aaneengesloten weken, ingaande op 24 februari 2025 om 00.00 uur en eindigt op 18 mei 2025 om 23.59 uur.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigden van verzoeker en namens de burgemeester mr. A. van Alphen en mr. R. Dautzenberg.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de verblijfsontzegging volgens het bestreden besluit is gebaseerd op vijftien incidenten die zouden hebben plaatsgevonden tussen 18 november 2024 en 8 januari 2025, bestaande uit wildplassen (1x), het nuttigen van alcohol (6x) en het hinderlijk ophouden (8x). Verder is in het bestreden besluit verwezen naar eerdere verblijfsontzeggingen. Omdat sprake is van recidive is nu een verblijfsontzegging van 12 weken opgelegd.
Het gebied waar de verblijfsontzegging betrekking op heeft is nader omschreven in het besluit en behelst een groot deel van het centrum van [plaats]. De verblijfsontzegging is voor verzoeker een zeer verstrekkende maatregel, omdat het hier feitelijk gaat om ontzegging van de toegang voor een groot deel van zijn leefgebied. Hij leeft immers al vele jaren op straat in het centrum van [plaats].
2.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet gesproken worden van een zorgvuldig onderzoek door de burgemeester. Dat er eerder sprake is geweest van overlast acht de voorzieningenrechter aannemelijk, gelet op de eerdere verblijfsontzeggingen waartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend. Bij de huidige verblijfsontzegging wordt verwezen naar vijftien incidenten die zouden hebben plaatsgevonden tussen 18 november 2024 en 8 januari 2025. Iedere nadere onderbouwing van deze incidenten, bijvoorbeeld waaruit het gedrag van verzoeker heeft bestaan, onder welke omstandigheden het plaatsvond of wie de incidenten heeft geconstateerd, ontbreekt echter. Dat maakt dat het voor verzoeker lastig, zo niet onmogelijk, is zich hiertegen te verweren. Er is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook sprake van een onderzoeks- en motiveringsgebrek.
2.3.
Deze gebreken kunnen mogelijk in bezwaar worden hersteld. Ook kan in bezwaar nader onderzoek verricht worden naar de stelling van verzoeker dat het steeds dezelfde twee buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) zijn geweest die hem hebben beboet en dat andere boa’s hem ongemoeid lieten. Verder kan de burgemeester nader ingaan op de stelling van verzoeker dat hij nog nooit dronken is geweest in centrum van [plaats].
Conclusie en gevolgen
3. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen, tot twee weken na de bekendmaking van het te nemen besluit op het bezwaarschrift.
3.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Ook krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-. De verzochte reiskosten worden afgewezen.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan in het openbaar op 24 maart 2025 door
mr. M. Breeman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier. Het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: