7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 15.297,35, bestaande uit € 5.297,35 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Van de gevorderde materiële kosten zijn door de verdediging alleen de kosten die zien op de afgebroken tand betwist. Volgens de verdediging ontbreekt het causale verband tussen deze schade en het raken van het gezicht van [benadeelde] met de waterkoker. Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte [benadeelde] in zijn gezicht heeft geraakt met de waterkoker. Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat daarbij de tand van [benadeelde] is afgebroken. De schade staat daarmee in voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding voor materiële schade dan ook volledig toewijsbaar.
Immateriële schade
Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met de aard en ernst van het letsel. Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij vergelijkbare uitspraken. De rechtbank constateert dat uit de stukken blijkt dat door het bewezen verklaarde handelen van verdachte bij de benadeelde partij sprake is van brandwonden op het lichaam en in het gezicht, een pijnlijke ringvinger en een afgebroken tand. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de bijlagen bij de vordering van de benadeelde partij is gebleken welke impact het bewezen verklaarde feit tot op heden op het fysiek en psychisch welzijn van de benadeelde partij heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is de schade toewijsbaar tot een bedrag van € 7.500,00.
Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden op dit moment niet voldoende vast staan. Mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de immateriële schade door de verdediging is verdere behandeling van dat deel van de vordering aangewezen. Die verdere behandeling levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen over het totale toegewezen bedrag van
€ 12.797,35, vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 29 februari 2024.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
9 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
zware mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt daarbij als voorwaarden:
* verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
* verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- -
verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- -
verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- -
verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- -
verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- -
verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- -
verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- -
verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- -
verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch kliniek of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
* verdachte laat zich opnemen in de [ggz-instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* verdachte laat zich ambulant behandelen binnen de GGZ en de verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na het afronden van de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verdachte verblijft binnen een beschermde woonvorm of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische opname. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden en werkt eventueel mee aan bewindvoering als de reclassering dit nodig acht;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van
€ 12.797,35, waarvan € 5.297,35 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] , € 12.797,35 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 februari 2024 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 98 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 april 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te [plaats 2]
aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten tweedegraads
brandwonden op het lichaam en/of eerstegraads brandwonden in het gezicht, heeft
toegebracht door heet water in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam
van voornoemde [benadeelde] te gooien en/of een met heet water gevulde waterkoker in
het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [benadeelde] te
gooien en/of met een met heet water gevulde waterkoker een zwaaiende beweging
te maken in de richting van voornoemde [benadeelde] ;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, heet water in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van
voornoemde [benadeelde] heeft gegooid en/of een met heet water gevulde waterkoker in
het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [benadeelde] heeft
gegooid en/of met een met heet water gevulde waterkoker een zwaaiende beweging
heeft gemaakt in de richting van voornoemde [benadeelde] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te [plaats 2]
[benadeelde] heeft mishandeld door heet water in het gezicht en/of tegen het hoofd
en/of het lichaam van voornoemde [benadeelde] te gooien en/of een met heet water
gevulde waterkoker in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van
voornoemde [benadeelde] te gooien en/of met een met heet water gevulde waterkoker een
zwaaiende beweging te maken in de richting van voornoemde [benadeelde] ;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )