uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] (Thailand), belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 juni 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 118.242 (de aanslag). Gelijktijdig bij de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur aan belanghebbende € 20.475 belastingrente vergoed (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur, [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft zich bij brief van 24 maart 2025 afgemeld.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de aanslag en de belastingrentebeschikking tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de belastingaanslag en de belastingrentebeschikking tot de juiste bedragen vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.
Feiten
3. Belanghebbende woonde in 2021 in Thailand.
3.1.
Belanghebbende ontving in 2021 een lijfrente-uitkering van de Goudse Schadeverzekeringen N.V. (de Goudse Schadeverzekeringen) ten bedrage van € 18.504 (de lijfrente-uitkering).
3.2.
Op 15 maart 2022 heeft belanghebbende als buitenlandse belastingplichtige aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2021. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd:
Loon en ziektewetuitkeringen
€ 21.006
€ 11.659 (LH)
AOW, pensioenen en andere uitkeringen
- ABP
€ 78.732
€ 21.573 (LH)
- Robein
€ 446.174
€ 225.318 (LH)
- Robein Leven
€ 19.854
€ 9.927 (LH)
- Goudse Schadeverzekeringen
€ 18.552
€ 7.165 (LH)
Elders belast
€ 488.406
Belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 95.912
3.3.
De inspecteur heeft renseignementen ontvangen waaruit volgt dat belanghebbende in 2021 de volgende uit Nederland afkomstige inkomsten heeft ontvangen:
Goudse Schadeverzekeringen
€ 18.504
€ 6.851 (LH)
ABP
€ 78.732
€ 21.573 (LH)
Ministerie van Financiën
€ 21.006
€ 11.659 (LH)
Robein Leven
€ 15.783
€ 5.856 (LH)
Achmea
€ 446.465
€ 221.001 (LH)
3.4.
De inspecteur heeft de belastingaanslag met dagtekening 27 februari 2024 in afwijking van de aangifte opgelegd. Daarbij is hij uitgegaan van de gerenseigneerde gegevens en heeft hij de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verminderd naar
€ 462.248. Nederland heeft volgens hem het heffingsrecht over de lijfrente-uitkering die belanghebbende ontvangt.
Overwegingen
Correcties overige inkomsten
4. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag de inkomsten die belanghebbende ontvangt van het Ministerie van Financiën, Robein Leven en Achmea (ook) gecorrigeerd. Belanghebbende heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd en de procedure ziet aldus daar niet op.
Heffingsrecht over de lijfrente-uitkering
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Nederland naar nationaal recht kan heffen over de lijfrente-uitkering.
4.2.
De hoofdregel uit de Overeenkomst1 is dat lijfrente-uitkeringen betaald aan een inwoner van Thailand belast zijn in Thailand (woonstaatheffing).2 Indien deze inkomsten ten laste zijn gekomen van de winst van een in Nederland gevestigde onderneming, dan mag Nederland ook heffen (bronstaatheffing). 3
4.3.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat Nederland heffingsbevoegd is over de door belanghebbende ontvangen lijfrente-uitkering. Daartoe verwijst hij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 9 februari 2024.4
4.4.
Belanghebbende voert aan dat Thailand op basis van de hoofdregel van de Overeenkomst het heffingsrecht heeft over de lijfrente-uitkering. Volgens belanghebbende wordt een lijfrente-uitkering beschouwd als de aflossing van een schuld die door de verzekeringsmaatschappij wordt uitgevoerd en niet ten laste van de jaarwinst komt. Verder voert hij aan dat Thailand wel heffingsbevoegd is over de pensioenuitkeringen.
4.5.
De rechtbank overweegt dat in de Overeenkomst geen begripsomschrijving is opgenomen voor de zinsnede ‘ten laste komen van de winst’. Voor de definitie van de zinsnede ‘ten laste komen van de winst’ is voor Nederland uitsluitend relevant welke betekenis hieraan wordt gegeven in de nationale wetgeving.5 Anders dan belanghebbende betoogt, is de rechtbank van oordeel dat de lijfrente-uitkering ten laste van de winst van de Goudse Schadeverzekeringen is gekomen. De winst van een verzekeringsmaatschappij wordt enerzijds bepaald door de ontvangen premies en de op haar beleggingen behaalde rendementen en anderzijds door de uitkeringen die zij op grond van de aangegane verplichtingen verschuldigd is.6 De rechtbank is daarom van oordeel dat de lijfrente-uitkering ten laste van de winst van de Goudse Schadeverzekeringen komt als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Overeenkomst.
4.6.
Al hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
4.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de lijfrente-uitkering ten laste van de winst van de Goudse Schadeverzekeringen is gekomen. Daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 18, tweede lid, van de Overeenkomst. De heffingsbevoegdheid van Nederland wordt dus in zoverre niet beperkt door de Overeenkomst.
Belastingrente
4.8.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de belastingrentebeschikking aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven.
5.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Ook krijgt belanghebbende het griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 16 mei 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
1 Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Thailand tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (de Overeenkomst).
2Artikel 18, eerste lid van de Overeenkomst (tekst 2021).
3Artikel 18, tweede lid van de Overeenkomst (tekst 2021).
4 Hoge Raad, 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:215.
5 Artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst (tekst 2021).
6 Zie Hoge Raad, 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:215, r.o. 4.3.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: