1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure in de zaak blijkt uit:
In de zaak met zaaknummer C/02/431480 / KG ZA 25-54:
- de dagvaarding van 6 februari 2025 met producties 1 t/m 8,
- de akte eiswijziging en -vermeerdering,
- de conclusie van antwoord van F2Y c.s. met producties 1 t/m 22,
- de spreekaantekeningen van [bedrijf] ,
- de spreekaantekeningen van F2Y,
In de zaak met zaaknummer C/02/431597/KG ZA 25-58:
- de dagvaardingen van 20 maart 2025 met producties 1 t/m 20,
- de akte houdende overlegging aanvullende producties 21 en 22,
- de spreekaantekeningen van F2Y,
- de spreekaantekeningen van [bedrijf] ,
- de spreekaantekeningen van de bewaarder.
1.2.
De mondelinge behandeling van beide zaken heeft op verzoek van partijen gelijktijdig plaatsgevonden op 2 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [bedrijf] en F2Y c.s. hebben aangegeven dat voor zover er sprake is van materiële overlap tussen de vorderingen in beide zaken alle stellingen, onderbouwingen en betwistingen tijdens de mondelinge behandeling en in de processtukken en producties in de ene zaak ook gelden in de andere zaak.
2 De feiten
2.1.
[bedrijf] verwijt F2Y c.s., kort samengevat, dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige concurrentie jegens haar door met vertrouwelijke informatie klanten, telers en werknemers van [bedrijf] af te pakken en zo de kern van haar onderneming te kopiëren.
2.2.
[bedrijf] heeft op 28 februari 2023 bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, aangepast bij verzoekschrift van 17 maart 2023, waarin zij verlof heeft gevraagd tot het leggen van bewijsbeslag alsmede tot afgifte ter gerechtelijke bewaring ten laste van F2Y c.s. De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 6 april 2023 het verlof verleend en de afgifte van de verzegelde kopieën bevolen aan deurwaarder [de bewaarder] van Equilibristen Gerechtsdeurwaarders, die daartoe is aangewezen als gerechtelijk bewaarder.
2.3.
De beslaglegging is aangevangen op 17 mei 2023 en afgerond op 23 mei 2023. Alle gekopieerde data zijn opgeslagen op twee gegevensdragers, die twee keer zijn gekopieerd. Een volledige set is afgegeven aan F2Y c.s. en de andere volledige set (hierna: de Digitale Kopie) is in gerechtelijke bewaring afgegeven aan de bewaarder.
2.4.
[bedrijf] heeft na de beslaglegging in kort geding gevorderd, kort samengevat, om op grond van artikel 843a (oud) Rv inzage te verkrijgen in de Digitale Kopie. Bij vonnis in kort geding van 30 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter ten aanzien van F2Ycs geoordeeld dat [bedrijf] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat F2Yc.s. onrechtmatig hebben geconcurreerd, zodat niet voldaan is aan de eisen van artikel 843a (oud) Rv. De voorzieningenrechter heeft zowel de vordering in conventie van [bedrijf] tot afgifte van de bescheiden afgewezen als de vordering in reconventie van F2Y c.s. tot opheffing van de gelegde bewijsbeslagen.
2.5.
[bedrijf] heeft principaal hoger beroep ingesteld en F2Y c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het vonnis bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: het Hof). Het Hof heeft op 28 januari 2025 arrest gewezen (hierna: het arrest). Het Hof is daarin tot de slotsom gekomen dat de voorzieningenrechter geen blijk heeft gegeven van een onjuiste toepassing van het leerstuk onrechtmatige concurrentie. Het Hof heeft het oordeel van de voorzieningenrechter dat [bedrijf] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen [bedrijf] en F2Y c.s. een rechtsbetrekking bestaat gedeeld. Het Hof heeft overwogen:
“Opheffing beslag
(…)
4.46.
De hier te maken belangenafweging valt in het nadeel van [bedrijf] uit. Het leggen van conservatoir bewijsbeslag is een ingrijpende maatregel. Er is door [bedrijf] beslag gelegd op een groot aantal documenten met een vertrouwelijk en (mogelijk) concurrentiegevoelig karakter, terwijl voorts legal holds zijn opgelegd met betrekking tot de e-mailaccounts van geïntimeerden, de e-mailaccounts van verschillende andere medewerkers van F2Y en het e-mailaccount van de administratie en HR van F2Y. [bedrijf] en F2Y zijn directe concurrenten, terwijl [bedrijf] niet aannemelijk heeft gemaakt dat van onrechtmatige concurrentie door F2Y c.s. sprake is. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat het belang van F2Y c.s. bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van [bedrijf] bij handhaving daarvan. Het incidenteel hoger beroep van F2Y c.s. slaagt in zoverre.
4.48.
F2Y c.s. heeft gevorderd dat het hof zijn beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [bedrijf] heeft in eerste aanleg verzocht om een eventuele opheffing van het bewijsbeslag niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren (6.4.aantekeningen [bedrijf] ).
4.49.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een veroordeling hangende een hogere voorziening uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Het hof ziet, mede gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.46 is overwogen, geen aanleiding om zijn beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het belang van [bedrijf] bij behoud van de bestaande toestand weegt niet zwaarder dan het belang van F2Y c.s. bij de uitvoerbaarheid daarvan”
Het Hof heeft vervolgens volgende uitspraak gedaan:
“op het principaal en incidenteel hoger- beroep
bekrachtigt het in conventie gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2023;
vernietigt het in reconventie gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2023;
heft alle door [bedrijf] ten laste van F2Y c.s. gelegde beslagen (waaronder de legal holds) en legal holds (voor zover relevant) op;
beëindigt de gerechtelijke bewaring van de beslagen bescheiden (waaronder de legal holds) en de legal holds (voor zover relevant) en gelast [bedrijf] het nodige te doen ter retournering van de beslagen zaken en bescheiden aan F2Y c.s.
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of ander gevorderde”
2.6. (
De advocaat van) F2Yc.s. heeft (de advocaten van) [bedrijf] bij email van 29 januari 2025 verzocht de bewaarder te instrueren om alle beslagen zaken en bescheiden aan haar te retourneren en de bewaarder te laten bevestigen dat alle beslagen zijn opgeheven en hij geen fysieke of digitale (kopieën van) bescheiden en zaken van F2Y c.s. meer onder zich heeft.
2.7.
In reactie hierop heeft (de advocaat van) [bedrijf] bij email van 3 februari 2025 aan de (advocaten van) F2Y c.s. bericht dat zij niet wenst mee te werken aan de tenuitvoerlegging van het arrest zolang dit niet in kracht van gewijsde is gegaan omdat [bedrijf] besloten heeft cassatieberoep in te stellen.
2.8.
Bij brief van haar advocaten van 3 februari 2025 heeft F2Y c.s. de bewaarder bericht dat bewaarneming is beëindigd. F2Y c.s. heeft de bewaarder gevorderd en zo nodig gesommeerd om diezelfde dag de beslagen zaken en bescheiden mee te geven aan de door F2Y c.s. ingeschakelde deurwaarder.
2.9.
De bewaarder heeft (de advocaten van) F2T c.s. hierop te kennen gegeven dat zolang het arrest niet in kracht van gewijsde is gegaan én hij geen instructies heeft ontvangen van [bedrijf] ter retournering, geen uitvoering zal worden gegeven aan het verzoek.
2.10.
Op 3 februari 2025 is de grosse van het arrest aan [bedrijf] en de bewaarde betekend.
2.11.
Tussen partijen heeft vervolgens correspondentie plaatsgevonden, maar dit heeft niet geleid tot afgifte van de beslagen zaken en bescheiden aan F2Y c.s..
2.12.
[bedrijf] heeft cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad
3 Het geschil
In de zaak met zaaknummer C/02/431480 / KG ZA 25-54:
3.1.
[bedrijf] vordert als voorlopige voorziening, na vermeerdering van eis:
1. de tenuitvoerlegging, althans de uitvoerbaarheid bij voorraad van het arrest te
schorsen totdat het arrest kracht van gewijsde heeft gekregen;
2. subsidiair de tenuitvoerlegging van het arrest door F2Y c.s. te verbieden totdat
het arrest kracht van gewijsde heeft gekregen;
3. te bevelen dat de gerechtelijke bewaring van de Digitale Kopie wordt voortgezet
althans wordt hervat door [de bewaarder] van Equilibristen Gerechtsdeurwaarders dan wel door Equilibristen Gerechtsdeurwaarders, althans door een andere door de voorzieningenrechter aan te wijzen onafhankelijke gerechtelijk bewaarder totdat het arrest kracht van gewijsde heeft gekregen, althans, in geval van toewijzing van de inzagevordering tot het moment van een daaropvolgende opheffing van het beslag;
4. in alle gevallen F2Y c.s. te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding
te vermeerderen met de wettelijke rente.
In de zaak met zaaknummer C/02/431597/KG ZA 25-58:
3.2.
F2Y c.s. vorderen als voorlopige voorziening:
1. de bewaarder te gebieden om de bescheiden (die hij op basis van het beslagverlof onder zich hield) aan F2Y c.s. af te geven en beschikbaar te stellen om te worden opgehaald door F2Y c.s., op straffe van verbeurte aan F2Y c.s. van een dwangsom,
2. [bedrijf] te gebieden om het arrest na te komen, door [bedrijf] te gelasten al het nodige te doen ter retournering van de bescheiden en opheffing van het bewijsbeslag en [bedrijf] te gelasten de bewaarder te instrueren de bescheiden te retourneren aan F2Y c.s. en deze beschikbaar te stellen voor afgifte aan F2Y c.s., het een en ander conform het arrest, op verbeurte van een dwangsom;
3. ieder ander gebod op te leggen aan [bedrijf] en/of de bewaarder dat de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht, strekkende tot nakoming van het arrest door [bedrijf] en de bewaarder;
4. iedere andere voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht;
5. [bedrijf] , Equilibristen Gerechtsdeurwaarders en de bewaarder hoofdelijk (des de een
betalend, de ander zal zijn bevrijd) te veroordelen in de reële proceskosten van dit geding, tot op heden begroot op EUR 50.000 ex BTW en kantoorkosten, te vermeerderen met wettelijke rente
6 [bedrijf] en de bewaarder hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan F2Y c.s.:
(a) aan buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW; en
(b) de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
4 De standpunten van partijen
4.1.
Het Hof heeft het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat het cassatieberoep de tenuitvoerlegging van het arrest niet schorst. Het Hof heeft in de overwegingen 4.48 en 4.49 met betrekking tot de uitvoerbaarheid bij voorraad slechts overwogen dat het belang van [bedrijf] in dezen niet zwaarder weegt dan dat van F2Y c.s. Het Hof heeft er geen blijk van gegeven dat er daadwerkelijk een belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij de argumenten van [bedrijf] tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad zijn meegewogen en waarom die belangenafweging in het voordeel van F2Y c.s. zou moeten uitvallen. Daarom moet op grond van het Zeester-arrest van de Hoge Raad1 in dit executiegeschil alsnog afgewogen worden welk belang zwaarder weegt, dat van [bedrijf] bij handhaving van het beslag ten behoeve van een cassatieprocedure, dan wel het belang van F2Y c.s. bij eerdere opheffing van het beslag.
4.2.
[bedrijf] stelt dat bij die belangenafweging haar belang zwaarder moet wegen dan het belang van F2Y c.s., omdat als het bewijsbeslag wordt opgeheven, het bewijs waarin zij inzage probeert te verkrijgen, vrijwel zeker door F2Y c.s. zal worden vernietigd. Zij wijst er in dit verband op dat ten tijde van de beslaglegging door één van de F2Y c.s. is geprobeerd meer dan 700 e-mails te verwijderen. Als F2Y c.s. in staat zou worden gesteld de tenuitvoerlegging van het arrest voort te zetten, wordt daarmee [bedrijf] de kans ontnomen om inzage te verkrijgen in bepaalde bescheiden ter ondersteuning van haar vordering op F2Y c.s., zodat haar in feite de instantie van cassatie wordt ontnomen. Daar staat tegenover dat F2Y c.s. bij de uitvoerbaarheid van het arrest geen, althans een zeer beperkt belang hebben. Zij ondervinden namelijk vrijwel geen hinder van het bewijsbeslag en een langere handhaving daarvan (tot het arrest (eventueel) gezag van gewijsde zou krijgen) leidt voor hen niet tot nadelige, laat staan onomkeerbare gevolgen. De beslagen bescheiden bevinden zich onder de bewaarder en [bedrijf] heeft geen toegang tot die bescheiden tot een positieve beslissing over haar inzagevordering wordt genomen. Daarmee zijn de belangen van F2Y c.s. bij geheimhouding van vertrouwelijke informatie afdoende beschermd. Omdat de deurwaarder alleen kopieën heeft gemaakt van de beslagen bescheiden is er ook geen sprake van enige bescheiden of van gegevensdragers waarover F2Y c.s. nu niet kunnen beschikken De legal holds dienen al geruime tijd geen doel meer en deze kunnen door F2Y c.s. zelf worden opgeheven. [bedrijf] heeft F2Y c.s. daartoe al direct na de beslaglegging toestemming gegeven. Het afdwingen van de onverwijlde tenuitvoerlegging van het arrest en het vorderen van teruggave van de Digitale Kopie is onder deze omstandigheden aan te merken als misbruik van bevoegdheid, aldus [bedrijf] .
[bedrijf] vordert daarom dat de tenuitvoerlegging van het arrest, althans de uitvoerbaarheid bij voorraad, wordt geschorst totdat het arrest kracht van gewijsde heeft gekregen.
4.3.
Ten slotte stelt [bedrijf] dat er sprake is van een kennelijke misslag, omdat het Hof in de belangenafweging heeft overwogen dat F2Y c.s. een zwaarwegend belang heeft bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van het arrest, terwijl dit door hen niet is gesteld dat handhaving van het bewijsbeslag belastend zou zijn, noch dat zij enig ander (zwaarwegend) belang zou hebben bij opheffing van het beslag.
4.4.
F2Y c.s. stellen dat [bedrijf] en de bewaarder gehouden zijn om het arrest na te komen en mee te werken aan de tenuitvoerlegging daarvan. Het arrest is door het Hof uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het Hof heeft dat ook weloverwogen gemotiveerd. Voor een nieuwe belangenafweging in het executiegeschil is, gezien de voorwaarden in het Zeester-arrest, dan ook geen ruimte. Op basis van dit arrest kan de executie enkel geschorst worden als er sprake zou zijn van (i) een kennelijke misslag, en/of (ii) nieuwe feiten en/of omstandigheden die het Hof niet in zijn arrest heeft kunnen meenemen en die van voldoende gewicht zijn om een nieuwe belangenafweging te kunnen rechtvaardigen. Van beide is geen sprake, zodat er geen reden is om de tenuitvoerlegging van het arrest te schorsen. F2Y c.s. vorderen daarom van [bedrijf] een gebod tot nakoming van het arrest
4.5.
Met betrekking tot zowel [bedrijf] als de bewaarnemer leggen F2Y c.s. aan hun vordering tot afgifte van de beslagen zaken en bescheiden primair ten grondslag dat deze op grond van artikel 860 lid 2 Rv worden teruggegeven. Het arrest (dat constitutief is) leidt ertoe dat de opdracht en taak van de gerechtelijk bewaarder conform het beslagverlof geëindigd is, wat betekent dat de gerechtelijk bewaarnemer geen grond meer heeft om de (vertrouwelijke) gegevens nog langer onder zich te houden. De bewaarder is verplicht om de bescheiden aan F2Y c.s. te retourneren. Een opdracht van [bedrijf] is daartoe niet nodig.
4.6.
De bewaarder stelt dat hij door de uitspraak van het Hof op het verkeerde been is gezet, omdat het Hof [bedrijf] heeft gelast het nodige te doen ter retournering van de beslagen zaken en bescheiden aan F2Y c.s. en [bedrijf] hem heeft verzocht geen uitvoering te geven aan de bevolen retournering. De bewaarder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij bereid is tot afgifte van de beslagen zaken en bescheiden aan F2Y c.s. maar dat hij daartoe niet zal over gaan totdat in dit Kort Geding is beslist.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5 De beoordeling
5.1.
De vorderingen van [bedrijf] strekken tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest.
5.2.
De Hoge Raad heeft in het Zeester-arrest met betrekking tot een vordering in kort geding tot schorsing van een uitspraak waartegen een rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat de volgende toetsingsmaatstaf geformuleerd:
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a. genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
5.3.
Partijen verschillen van mening of het Hof in het arrest een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad.
5.4.
In het arrest heeft het Hof onder rechtsoverwegingen 4.48 en 4.49. de motivering gegeven voor de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring van het arrest. De voorzieningenrechter gaat niet mee met het standpunt van [bedrijf] dat deze motivering zo gebrekkig is dat in feite geen sprake is van enige motivering. Immers heeft het Hof expliciet overwogen dat het belang van [bedrijf] bij behoud van de bestaande toestand niet zwaarder weegt dan het belang van F2Y c.s. bij de uitvoerbaarheid daarvan. Daarbij wordt verwezen naar rechtsoverweging 4.46 waarin het Hof een belangenafweging maakt over de vraag of tot opheffing van het beslag kan worden beslist. Het Hof heeft daarin overwogen dat het leggen van conservatoir bewijsbeslag een ingrijpende maatregel is omdat er door [bedrijf] beslag is gelegd op een groot aantal documenten met een vertrouwelijk en (mogelijk) concurrentiegevoelig karakter en er legal holds zijn opgelegd waarbij [bedrijf] en F2Y directe concurrenten zijn, terwijl [bedrijf] niet aannemelijk heeft gemaakt dat van onrechtmatige concurrentie door F2Y c.s. sprake is. Weliswaar wijst [bedrijf] er op zich terecht op dat die overwegingen zijn gemaakt in het kader van de vraag of het beslag moest worden opgeheven, maar door de verwijzing in rechtsoverweging 4.49 naar rechtsoverweging 4.46 implementeert het Hof als het ware diezelfde overwegingen bij de belangenafweging die gemaakt worden in het kader van de beslissing over de al dan niet uitvoerbaar bij voorraad- verklaring van het arrest en daarmee betrekt het Hof al die omstandigheden die in 4.46 worden genoemd in de belangenafweging. Dat daarbij in overweging 4.49 het belang van [bedrijf] bij handhaving van het veiligstellen van de beslagen zaken en bescheiden enkel wordt genoemd maar niet met feiten wordt onderbouwd, maakt nog niet dat er sprake is van een situatie waarin er in wezen geen gemotiveerde belangenafweging heeft plaatsgevonden. Bovendien wordt onder rechtsoverweging 4.48 uitdrukkelijk verwezen naar randnummer 6.4. van de spreekaantekeningen van [bedrijf] in eerste aanleg, waarin [bedrijf] haar verzoek om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor zover geoordeeld zou worden dat het beslag moet worden opgeheven, heeft toegelicht.
5.5.
Indien door het Hof in aanmerking is genomen dat F2Y c.s. een zwaarwegend belang hebben bij de uitvoerbaarheid bij voorraad terwijl dit door hen niet uitdrukkelijk is gesteld, maakt dit niet dat er sprake is van een kennelijke misslag. Dat belang ligt immers besloten in de omstandigheid dat als uitganspunt heeft te gelden dat een veroordeling hangende een hogere voorziening uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Bovendien heeft het Hof, zoals hiervoor is overwogen, de belangen van F2Y c.s. bij opheffing van het bewijsbeslag geïmplementeerd bij de belangenafweging die gemaakt worden in het kader van de beslissing over de al dan niet uitvoerbaar bij voorraad- verklaring van het arrest. Ten slotte neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [bedrijf] in cassatie niet heeft aangevoerd dat sprake zou zijn van een kennelijke misslag.
5.6.
Door [bedrijf] is niet gesteld dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het wijzen van het arrest en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Dit alles leidt tot de conclusie dat er geen ruimte is voor een belangenafweging in dit kort geding. Van misbruik van bevoegdheid door F2Y c.s. door het afdwingen van onverwijlde tenuitvoerlegging van het arrest en het vorderen van de afgifte van de Digitale Kopie is, gelet op wat hiervoor is overwogen, geen sprake.
Het vorenstaande leidt tot de volgende conclusie:
In de zaak met zaaknummer C/02/431480 / KG ZA 25-54:
5.7.
Vorderingen 1 en 2 worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet op grond van het vorenstaande geen aanleiding om te bepalen dat de gerechtelijke bewaring wordt voortgezet dan wel hervat op de voet van artikel 853 Rv. Dit zou materieel tot hetzelfde resultaat leiden als schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. Vordering 3 wordt daarom ook afgewezen.
5.8.
[bedrijf] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Voor een veroordeling in de reële proceskosten, zoals door F2Y c.s. gevorderd, kan alleen plaats zijn in buitengewone omstandigheden, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is sprake als er wetenschap is dat de vordering geen enkele kans van slagen heeft. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als grond voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter, dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM 2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doen voormelde buitengewone omstandigheden zich niet voor, zodat er geen aanleiding is om [bedrijf] te veroordelen in de reële proceskosten.
De proceskosten van F2Y c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)
Totaal € 1.999,00
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als vermeld in de beslissing.
In de zaak met zaaknummer C/02/431597/KG ZA 25-58:
5.9.
De bewaarder heeft geen verweer gevoerd tegen vordering 1 zodat deze kan worden toegewezen. Gelet op de aanvankelijk weigerachtige houding van de bewaarder om de beslagen zaken en bescheiden aan F2Y c.s. te retourneren ziet de voorzieningenrechter ondanks de door hem uitgesproken bereidheid, aanleiding voor het opleggen van een dwangsom. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd .
5.10.
Vordering 2 om [bedrijf] te gebieden het arrest na te komen zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd .
5.11.
Omdat vorderingen 1 en 2 worden toegewezen worden vorderingen 3 en 4 wegens geen belang daarbij afgewezen.
5.12.
[bedrijf] en de bewaarder zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De vordering tot veroordeling in de reële proceskosten wordt afgewezen, gelet op wat hiervoor onder 5.8. is overwogen. Dit leidt ertoe dat vordering 5 wordt afgewezen en vordering 6b wordt toegewezen. In het petitum zoals hiervoor woordelijk geciteerd sub 3.2. wordt Equilibristen Gerechtsdeurwaarders B.V. niet genoemd. De voorzieningenrechter kan niet met voldoende overtuiging vaststellen dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving die maakt dat toevoeging van Equilibristen Gerechtsdeurwaarders BV in de formulering gelezen moet worden.
De proceskosten van F2Y c.s. worden begroot op:
- dagvaardingen € 358,20
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)
Totaal € 2.357,20
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als vermeld in de beslissing.
5.13.
Gelet op wat onder 5.12 is overwogen zullen F2Y c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van Equilibristen Gerechtsdeurwaarders B.V. Nu niet gebleken is dat deze afzonderlijk kosten hebben gemaakt, zullen de kosten worden begroot op nihil.
5.14.
Vordering 6a wordt afgewezen. Niet gesteld is dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
6 De beslissing
De voorzieningenrechter
In de zaak met zaaknummer C/02/431480 / KG ZA 25-54:
6.1.
wijst de vorderingen van [bedrijf] af,
6.2.
veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten van F2Y c.s. van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als bedoeld in artikel 6:119 BW, als de proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In de zaak met zaaknummer C/02/431597/KG ZA 25-58:
6.4.
wijst de vorderingen van F2Y c.s.. ten aanzien van Equilibristen Gerechtsdeurwaarders BV af,
6.5.
gebiedt [de bewaarder] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de bescheiden (die de bewaarder op basis van het beslagverlof van 6 april 2023 onder zich hield) aan F2Y c.s. af te geven en beschikbaar te stellen om te worden opgehaald door F2Y c.s., op straffe van verbeurte aan F2Y c.s. van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, dat hij hier niet aan voldoet, met een maximum van € 10.000,00 aan te verbeuren dwangsommen,
6.6.
gebiedt [bedrijf] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis het arrest na te komen, door al het nodige te doen ter retournering van de bescheiden en opheffing van het bewijsbeslag en de bewaarder te instrueren de bescheiden aan F2Y c.s. te retourneren en deze beschikbaar te stellen voor afgifte aan F2Y c.s., op straffe van een dwangsom van
€ 5.000,00 per dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, dat [bedrijf] hier niet aan voldoet, met een maximum van € 100.000,00 aan te verbeuren dwangsommen,
6.7.
veroordeelt [bedrijf] en [de bewaarder] hoofdelijk in de proceskosten van F2Y c.s., van
€ 2.357,20 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend ,te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als bedoeld in artikel 6:119 BW, als de proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.8.
veroordeelt F2Y c.s. in de proceskosten van Equilibristen Gerechtsdeurwaarders B.V, te begroten op nihil,
6.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.