Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBZWB:2025:604

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
07-02-2025
20-02-2025
BRE 24/2956 WGA
Socialezekerheidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

WIA - duurzaamheid

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/2956 WGA

uitspraak van 7 februari 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [plaats 1] , eiseres,

gemachtigde: mr. V.A.M. Vos,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Eindhoven), verweerder,

gemachtigde: [gemachtigde] ,

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:

[werkneemster] , te [plaats 2] , werkneemster.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de

toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan werkneemster.

1.1.

Het UWV heeft met het besluit van 25 oktober 2023 (primair besluit) aan werkneemster met ingang van 5 oktober 2023 een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet WIA toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.

Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

1.2.

Het UWV heeft op het beroep gereageerd met twee verweerschriften.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het UWV en namens werkneemster: de heer [naam 1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat werkneemster volledig arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de volledige arbeidsongeschiktheid van werkneemster. De beroepsgronden van eiseres zien op de vaststelling van het UWV dat werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.

3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

3.1.

Werkneemster is werkzaam geweest als manager voor 36 uur per week bij eiseres. Voor dat werk is zij op 7 oktober 2021 uitgevallen vanwege post-covid-19 klachten.

Zijn de beperkingen juist vastgesteld?

4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.

4.1.

De verzekeringsarts Van der Rijk heeft het dossier bestudeerd en op

11 oktober 2023 heeft er een telefonisch spreekuur met werkneemster plaatsgevonden. Naast zijn eigen bevindingen heeft de verzekeringsarts de bevindingen van een sociaal-medisch verpleegkundige bij zijn beoordeling betrokken. De verzekeringsarts concludeert dat er per datum einde wachttijd (4 oktober 2023) sprake is van geen benutbare mogelijkheden, omdat werkneemster marginaal belastbaar is. In essentie mag deze terminologie in de WIA-claim niet gebruikt worden, echter omdat werkneemster nog geen 2 uur per week inzetbaar zou zijn kan hiervan nu wel gesproken worden. Werkneemster dient beschikbaar te zijn voor behandeling en geeft blijk van een extreem verhoogde recuperatiebehoefte, wat passend is bij deze problematiek. De verzekeringsarts concludeert dat naar verwachting op lange termijn (24 maanden of langer) de medische situatie en de functionele mogelijkheden in belangrijke mate zullen verbeteren respectievelijk toenemen door verdere behandelingen. Over 24 maanden dient er een heronderzoek te worden uitgevoerd.

Omdat werkneemster niet beschikt over benutbare mogelijkheden is geen Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld.

4.2.

De verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft het dossier bestudeerd en werkneemster tijdens een spreekuur gesproken op 29 januari 2024. De verzekeringsarts b&b ziet geen verzekeringsgeneeskundige gronden om tot een ander oordeel te komen dan de primaire verzekeringsarts. Er is correct aangegeven dat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden in engere zin, maar dat er dusdanig veel beperkingen zijn dat werkneemster nog geen 2 uur per dag belastbaar is te achten. Dit heeft tot gevolg dat werkneemster volledig arbeidsongeschikt is en dus in praktische zin geen benutbare mogelijkheden heeft. De door eiseres geclaimde duurzaamheid wordt echter niet gevolgd. De aandoening van werkneemster, long covid, is nog steeds relatief nieuw waardoor er in de medische wetenschap nog geen goed en volledig beeld is van de oorzaak, onderhoudende factoren, behandelmogelijkheden en herstelkansen. Wel is er per heden behandeling en begeleiding mogelijk. De gouden standaard bij dit soort klachten is om een multidisciplinair traject aan te gaan bij een specifiek long covid centrum. Werkneemster heeft dit nog niet gedaan. Zij kwam naar eigen zeggen hiervoor in het verleden niet in aanmerking. Er is hiervan wel baat te verwachten, met mogelijk ook volledig herstel ten gevolge. Hiervan is evenwel aan te geven dat deze behandeling en begeleiding wederom nog niet dusdanig lang gegeven wordt dat er voldoende gevalideerd onderzoek is waarmee vastgesteld kan worden welke groep patiënten hiermee volledig herstellen en welke toch enige restklachten zal houden. Hierdoor is het dan ook niet mogelijk om een bottleneck analyse uit te voeren waarbij de duurzame beperkingen worden aangegeven. Het is denkbaar dat in de loop der tijd, als hier meer over bekend is, hier wel een andere uitspraak over gedaan kan worden. Op dat punt zou een herbeoordeling mogelijk ook bijdragend zijn.

4.3.

Eiseres kan zich niet verenigen met het oordeel van het UWV dat de medische situatie en de functionele mogelijkheden naar verwachting op de lange termijn (24 maanden of langer) in belangrijke mate zullen verbeteren respectievelijk toenemen. Eiseres is van mening dat er niet alleen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, maar ook van duurzame arbeidsongeschiktheid.

Eiseres heeft aangevoerd dat het UWV niet voldoet aan de juridische vereisten omtrent de motivering van haar oordeel. Zo maakt het UWV niet concreet of en welke behandelingen tot een verbetering van de belastbaarheid zullen leiden en op welke wijze er verbetering valt te verwachten. Ook is niet inzichtelijk welk resultaat het UWV uit welke behandelingen verwacht en of de behandelingen een meer dan geringe kans op herstel met zich meebrengen. Het UWV miskent dat werkneemster het multidisciplinaire traject wel degelijk gevolgd heeft, maar dit niet succesvol was en te belastend is gebleken. Het UWV verplaatst tegen alle regels in haar motiveringsprobleem en het risico naar werkneemster en eiseres. Dat zou niet moeten worden toegestaan. Juist ook omdat het UWV zelf al een systeem van periodieke herbeoordelingen hanteert waarmee zij in staat is correct te beoordelen en te motiveren zodra er wel meer kennis aanwezig is. Tot die tijd zou het UWV naar de geldende juridische maatstaven echter duurzame arbeidsongeschiktheid aan moeten nemen. Ter staving van haar beroep heeft eiseres diverse medische stukken overgelegd.

4.4.

De verzekeringsarts b&b heeft in de rapportage van 16 juli 2024 overwogen dat het beroepschrift en het aanvullend beroepschrift van 8 mei 2024 geen aanleiding vormen om het standpunt te wijzigen. Op het vlak van de gezondheid wordt duurzaamheid van de situatie van werkneemster geclaimd. De informatie welke eiseres ter ondersteuning hiervoor bijvoegt leidt echter niet tot deze conclusie. Hierin wordt aangegeven dat op dat punt een multidisciplinair traject geen toegevoegde waarde zou hebben vanwege de lagere herstelcapaciteit van werkneemster. Niet aangegeven is dat dit duurzaam het geval is en dat zij in dat opzicht dan ook als medisch uitbehandeld gezien dient te worden. Hierover doet de sportarts geen uitspraken. De verzekeringsarts b&b merkt overigens op dat indien dit aanleiding mocht geven om toch aanvullend onderzoek in het heden uit te laten voeren met betrekking tot mogelijke duurzaamheid en de toegevoegde waarde van een multidisciplinair programma, zou het zich lonen dienaangaande deze vraagstelling voor te leggen aan een revalidatiearts. Indien deze tot de conclusie zou komen dat er geen behandel-/begeleidingsopties meer resteren zou dit in het heden er wel toe kunnen leiden dat duurzaamheid gesteld dient te worden. Dit betreft dan echter niet de periode van de datum in geding, maar vele maanden later.

De verzekeringsarts b&b heeft in de rapportage van 18 november 2024 overwogen dat de in beroep overgelegde medische informatie geen aanleiding vormt om tot andere conclusies te komen. De mailwisseling tussen werkneemster en haar fysiotherapeut maakt duidelijk dat zij op haar eigen instigatie is gestopt met de begeleiding. Daarbij komt ook nog dat werkneemster blijkbaar heeft aangegeven de begeleiding weer op te willen pakken als zij uit haar terugval is gekomen. Ook op dat punt is de respons van de fysiotherapeut niet dat hiervan geen baat te verwachten zou zijn. Daarnaast heeft eiseres een algemeen artikel van Zorginstituut Nederland overgelegd. Het betreft niet specifiek de casus van werkneemster. Bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling dient nadrukkelijk wel uitgegaan te worden van de specifieke situatie van werkneemster. Het moge zo zijn dat in algemene zin 1e-lijns multidisciplinaire paramedische herstelzorg niet beter werkt dan natuurlijk herstel bij post-covid problematiek maar dit wil niet zeggen dat dit in specifieke gevallen niet alsnog een adequate wijze van handelen kan zijn (op indicatie). Daarbij komt dat in het kader van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling alle behandelopties beschouwd moeten worden, niet uitsluitend de 1e-lijnsopties.

De verzekeringsarts b&b heeft in de rapportage van 30 januari 2025 overwogen dat het in beroep overgelegde schrijven van de cardioloog van 17 januari 2025 geen aanleiding vormt om tot andere verzekeringsgeneeskundige conclusies te komen per de datum in geding. Gezien het gegeven dat deze informatie van langere tijd na de datum in geding was, is de relevantie hiervan beperkt voor de datum in geding en noopt dit ook niet tot het trekken van andere conclusies aangaande de duurzaamheid (of aanwezige beperkingen). Tot op heden is geen medische informatie ontvangen waarbij een medicus (meest voor de hand liggend zou een revalidatiearts zijn) uitspreekt dat er geen verdere behandel-/begeleidingsmogelijkheden zijn welke strekken ter verbetering van de situatie. Het wederom aangaan van een multidisciplinair traject staat dus onverkort als concrete optie open voor werkneemster. Niet is aangegeven dat een multidisciplinair traject vanwege te weinig herstelcapaciteit voor haar ook geen optie meer was in de toekomst. De cardioloog doet betreffende de klachten waarvoor deze werd geconsulteerd geen uitspraak dat deze klachten duurzaam te achten zijn dan wel dat werkneemster hiervoor uitbehandeld zou zijn. Behandeling/begeleiding vanuit zijn vakgebied was op dat punt niet geïndiceerd, waarbij deze aangaf dat werkneemster nog baat zou kunnen hebben bij het dragen van steunkousen (met als laatste optie DDD CLS PM). Ook in dat opzicht is er dus geen sprake van een situatie van uitbehandeld zijn (waarbij van duurzaamheid uitgegaan wordt).

4.5.

Voor de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid hanteert het UWV het beoordelingskader voor verzekeringsartsen “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen”. Op grond van dit beoordelingskader worden arbeidsbeperkingen als duurzaam aangemerkt als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of niet of nauwelijks is te verwachten. In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen op grond waarvan de verzekeringsarts zich uitspreekt over de prognose van de arbeidsbeperkingen, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling. Daarbij doorloopt de verzekeringsarts drie stappen.

De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden (stap 1).

Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht (stap 2).

De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:

a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden;

b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.

Als voor de keuze tussen 2.a en 2.b doorslaggevende argumenten ontbreken gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht, beoordeelt de verzekeringsarts of en, zo ja, in hoeverre, die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht (stap 3). Dan zijn er weer twee mogelijkheden, namelijk: er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden (maar dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid) of verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.

4.6.

Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming wenselijk dat de verzekeringsartsen het beoordelingskader volgen bij hun onderzoek naar de vraag of een verzekerde duurzaam arbeidsongeschikt is te achten. Het niet zetten van alle achtereenvolgende stappen van het beoordelingskader brengt echter niet reeds mee dat om die reden een bepaald besluit strijdt met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel. De verzekeringsarts dient zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. Als die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Tot slot geldt dat als van een stabiele of verslechterende situatie wordt uitgegaan voor het eerste jaar, de vaststelling dat in de periode daarna sprake is van een meer dan geringe kans op herstel, concreet en toereikend dient te worden onderbouwd. Uit het beoordelingskader vloeit ook voort dat, als volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid wordt aangenomen voor het eerste ter beoordeling voorliggende jaar, de ruimte voor de verzekeringsarts beperkt is om voor het jaar of de jaren daarna aan te nemen dat de arbeidsongeschiktheid niet volledig en duurzaam is.1

Daarnaast geldt bij een bezwaar of beroep van de werkgever (zoals hier het geval is) naar vaste rechtspraak van de CRvB dat het UWV zijn beslissing zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk motiveert, zodanig dat eiseres de mogelijkheid heeft om overtuigd te raken van de juistheid van de beslissing en eventueel te komen tot een gemotiveerde bestrijding.2

4.7.

De rechtbank overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat het UWV in dit geval een verzwaarde motiveringsplicht heeft, nu sprake is van een beroep van de werkgever, de inschatting van de herstelkansen berust op een medische behandeling en volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid is aangenomen voor het eerste ter beoordeling voorliggende jaar.

De verzekeringsarts b&b heeft overwogen dat de gouden standaard bij de klachten van werkneemster het aangaan van een multidisciplinair traject bij een specifiek long covid centrum is. De verzekeringsarts b&b heeft echter niet toegelicht wat de inhoud daarvan is. Onduidelijk blijft ook bij welk centrum werkneemster behandeld zou kunnen worden en of zij daar überhaupt voor in aanmerking komt. Eiseres heeft ter zitting betwist dat werkneemster in aanmerking komt voor een behandeling in een long covid centrum. Dit is door het UWV niet weersproken.

De verzekeringsarts b&b heeft evenmin toegelicht op basis van welke concrete behandeling(en) welke mate van herstel verwacht mag worden en binnen welke termijn herstel kan plaatsvinden. Evenmin wordt toegelicht hoe groot de kans op herstel is en welke gevolgen dit zou kunnen hebben voor de belastbaarheid van werkneemster (en of de veronderstelde verbetering van de belastbaarheid voldoende is om alsnog 20% van de restcapaciteit te verdienen). De vraag waarom verwacht mag worden dat nadere behandeling tot een substantiële verbetering van de belastbaarheid van werkneemster zal leiden, is naar het oordeel van de rechtbank door de verzekeringsarts b&b niet afdoende beantwoord. Naar het oordeel van de rechtbank is daardoor niet voldaan aan het vereiste van een onderbouwing die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.

Eerdere behandelingen zijn niet succesvol gebleken en zijn gestaakt vanwege de lagere herstelcapaciteit van werkneemster. De verzekeringsarts b&b had moeten onderzoeken of – en motiveren waarom – een multidisciplinair traject bij een specifiek long covid centrum wel kans van slagen heeft en wat de gevolgen van een geslaagde behandeling zouden kunnen zijn. Tevens blijft onduidelijk waarom dit traject ondanks eerdere onsuccesvolle behandelingen wel zou kunnen leiden tot een grotere belastbaarheid van werkneemster. Anders dan de verzekeringsarts b&b heeft overwogen is het niet aan eiseres om te onderbouwen dat de herstelcapaciteit van werkneemster duurzaam tekort zal schieten.

4.8.

Uit het voorgaande volgt dat het medisch onderzoek niet voldoende zorgvuldig is geweest en dat de conclusie dat werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt is onvoldoende is gemotiveerd. Dit betekent dat het beroep van eiseres slaagt. Het bestreden besluit kan geen stand houden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De verzekeringsarts b&b zal namelijk moeten onderzoeken bij welk specifiek long covid centrum werkneemster behandeld zou kunnen worden en of – en wanneer – werkneemster daarvoor in aanmerking komt. De verzekeringsarts zal tevens dienen te motiveren welke concrete doelen en behandelresultaten behaald zouden kunnen worden met in achtneming van de aanwezige informatie in het dossier. Waar nodig zal de verzekeringsarts b&b de behandelend sector dienen te raadplegen. Mede gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding een bestuurlijke lus toe te passen.

5.1.

De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.

5.2.

Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.

5.3.

De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond;

  • -

    vernietigt het bestreden besluit van 1 februari 2024;

  • -

    draagt het UWV op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van

deze uitspraak;

  • -

    draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden;

  • -

    veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 7 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.

In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.

In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.

Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

1 Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896).

2 Bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 6 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4292) en 6 maart 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:425).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.