RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
parketnummer: 02/023937-24
vonnis van de meervoudige kamer van 13 januari 2025
[verdachte]
geboren op [datum] 1954 te [plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum
1 Onderzoek van de zaak
Op 9 september 2024 heeft de politierechter van deze rechtbank de zaak overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering verwezen naar de meervoudige kamer.
De zaak is inhoudelijk behandeld ter zitting van 17 december 2024, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 januari 2025.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2017 tot en met 13 september 2017 te Hilversum en/of Breda, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door
- op 14 maart 2017 een mail te sturen naar de Gemeente Breda en/of het Landelijk Bureau Bibob ter beantwoording van aanvullende vragen in verband met een vergunningsaanvraag en in deze mail – zakelijk weergegeven – te vermelden dat hij, verdachte, de enige certificaathouder was van de [STAK] en/of
- op 13 september 2017 een mail en/of brief te sturen naar het Landelijk Bureau BIBOB ter beantwoording van aanvullende vragen in verband met een vergunningaanvraag en in deze mail en/of brief – zakelijk weergegeven – te vermelden dat hij, verdachte, de enige certificaathouder was van alle genoemde ondernemingen
terwijl hij, verdachte, in werkelijkheid niet de enige certificaathouder van de desbetreffende ondernemingen was.
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)