Feiten
2. Belanghebbende stond tot 2011 ingeschreven in de Basisregistratie Personen met een adres in [plaats 2] . In 2011 heeft belanghebbende zich met zijn echtgenote uitgeschreven in Nederland en ingeschreven op een adres op Bonaire. Belanghebbende is de vader van [naam 1] (de zoon).
2.1.
Op of omstreeks 17 december 2001 heeft belanghebbende aan [N.V. 1] , gevestigd op Curaçao ( [N.V. 1] ), opdracht gegeven tot oprichting van [de SPF] (de SPF), zijnde een Stichting Particulier Fonds, opgericht krachtens artikel 1b van de Curaçaose Landsverordening op Stichtingen 1967. [N.V. 2] heeft vervolgens op 19 december 2001 op Curaçao de SPF opgericht. De SPF is vanaf oprichtingsdatum gevestigd op Curaçao.
2.2.
Na oprichting van de SPF heeft een samenstel van rechtshandelingen plaatsgevonden dat ertoe heeft geleid dat de SPF middellijk aandeelhouder is geworden van de aandelen [N.V. 3] ( [N.V. 3] ), [B.V. 1] ( [B.V. 1] ), [B.V. 2] en [B.V. 3] De aandelen [B.V. 2] en [B.V. 3] behoorden voordien (indirect) tot het vermogen van belanghebbende. Op 15 september 2009 zijn de aandelen [B.V. 1] - en daarmee de aandelen [B.V. 2] en [B.V. 3] - door [N.V. 3] verkocht aan een derde.
2.3.
Op respectievelijk 4 juni 2007, 22 augustus 2008 en 28 september 2009 keert de SPF aan de zoon ten titel van schenking bedragen ter grootte van achtereenvolgens € 32.000, € 54.020 en € 442.677 uit (hierna gezamenlijk: de schenkingen). De vraag of de zoon schenkingsrecht verschuldigd was over deze schenkingen is bevestigend beantwoord in het arrest van de Hoge Raad van 24 november 20232.
i. Statuten, bestuur en toezicht van de SPF
2.4.
Per 31 mei 2007 zijn de statuten van de SPF gewijzigd. Artikel 2 (doelomschrijving) van de statuten van de SPF luidde in 2007 en 2009 als volgt:
‘1. De Stichting stelt zich ten doel het zich bezig houden met, het bevorderen en het steunen van culturele, educatieve, wetenschappelijke, artistieke, religieuze, charitatieve, weldadige en andere activiteiten in de ruimste zin des woords, alsmede het doen van uitkeringen.
2. De Stichting tracht dit doel te bereiken door het verwerven, beleggen en beheren van haar vermogen als bedoeld in artikel 3; het doen van uitkeringen uit haar vermogen aan personen, rechtspersonen en/of instellingen als waartoe het Bestuur naar eigen goeddunken mocht besluiten, middels donaties, schenkingen, leningen en contributies; en het verschaffen van financiële bijstand aan personen, rechtspersonen en/of instellingen als waartoe het Bestuur naar eigen goeddunken mocht besluiten, door middel van leningen, garanties, lijfrente-overeenkomsten en daarmede vergelijkbare regelingen, en alle andere volgens de wet toegestane regelingen.
Bij het doen van schenkingen aan personen zal de Stichting deze schenkingen te allen tijde doen met de clausule dat het geschonkene, noch de vruchten daarvan zullen vallen in enige gemeenschap van goederen ontstaan door huwelijk of anderszins, noch dat het geschonkene, noch de vruchten zullen worden betrokken in enig wettelijk of contractueel verrekenbeding.
3. De stichting is gerechtigd tot het beleggen van haar vermogen in effecten, waaronder begrepen aandelen en andere bewijzen van deelgerechtigdheid en obligaties, depositobewijzen alsmede rentedragende vorderingen, hoe ook genaamd en in welke vorm dan ook. De Stichting kan risico's aangaan uit belegging- en herbeleggingactiviteiten, met inbegrip van risico's voortvloeiende uit derivaten, doch zij kan geen activiteiten ondernemen welke zouden kunnen leiden tot het aangaan van een commercieel risico of commerciële aansprakelijkheid, en zodanige activiteiten worden hierbij uitdrukkelijk verboden en uitgezonderd. De Stichting is tevens bevoegd registergoederen en roerende zaken te verkrijgen en bezitten, indien het Bestuur zulks nodig of wenselijk acht.
4. Het Bestuur kan andere stichtingen oprichten of trusts naar het recht van enig Anglo-Amerikaans of Nederlands Antilliaans rechtstelsel, en uitkeringen doen aan deze stichtingen of trusts.
5. De Stichting is voorts gerechtigd om, al dan niet ter bescherming van haar vermogen, zodanig vermogen geheel dan wel gedeeltelijk al dan niet herroepelijk over te dragen aan een trust opgericht naar het recht van enig Anglo-Amerikaans of Nederlands Antilliaans rechtstelsel, en/of bedoeld vermogen fiduciair in eigendom over te dragen aan één of meer trustees of vertrouwenspersonen die natuurlijke personen of rechtspersonen kunnen zijn, met dien verstande dat bedoeld vermogen door de trustees of vertrouwenspersonen zal worden gehouden ten behoeve van de Stichting, crediteuren, de persoon (personen) met oprichtersbevoegdheden of andere personen door het Bestuur aangewezen, een en ander overeenkomstig de bepalingen krachtens welke zodanige trustverhouding of fiduciaire eigendom is aangegaan.
6. De Stichting is niet gerechtigd winst te maken door middel van het uitoefenen van een bedrijf.’
2.5.
Artikel 4 (bestuur) van de statuten van de SPF luidde in 2007 en 2009 als volgt:
‘1. De Stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit ten minste één bestuurder. Het bestuur kan, indien gewenst, begeleid worden door een Raad van Advies, indien benoemd conform het in artikel 5 lid 1 bepaalde. Zowel natuurlijke als rechtspersonen kunnen optreden als bestuurder.
2. Het eerste bestuur wordt door de Oprichter benoemd bij deze akte. In vacatures in het bestuur wordt voorzien door het bestuur, zulks, indien gewenst, door het bestuur onder begeleiding van de Raad van Advies, indien benoemd. Iedere bestuurder kan te allen tijde worden ontslagen door de rechter op verzoek van een belanghebbende of het Openbaar Ministerie.
Indien er meer dan één bestuurder wordt benoemd, zal één bestuurder door het bestuur tot Voorzitter worden benoemd.
3. Een bestuurder kan te allen tijde aftreden door per aangetekende brief hiervan kennisgeving te doen aan de stichting. De functie van bestuurder eindigt voorts:
a. door zijn overlijden of, indien een rechtspersoon, door de ontbinding van de rechtspersoon;
b. indien de bestuurder zelf surséance van betaling of zijn faillissement aanvraagt;
c. indien hij failliet wordt verklaard; en
d. indien hij onder curatele wordt gesteld.
4. Ingeval van een of meer vacatures in een meerhoofdig bestuur zullen de bevoegdheden van het bestuur op generlei wijze worden aangetast; zodanige bevoegdheden berusten alsdan bij de overblijvende bestuurder(s) totdat in de vacature(s) zal zijn voorzien.
5. Indien te eniger tijd geen bestuurders in functie zijn dan wel bij belet of ontstentenis van alle bestuurders en indien in de vacatures niet wordt voorzien door de Raad van Advies, zal de Rechter in Eerste Aanleg nieuwe bestuurders aanstellen op verzoek van de meest gerede belanghebbende partij.
6. Het Bestuur kan een secretaris en zodanige andere functionarissen benoemen en ontslaan als het raadzaam geacht, welke personen zodanige bevoegdheden zullen hebben en uitoefenen als door het Bestuur aan hun toegekend. Indien en zodra het Bestuur hiertoe besluit, zullen zij een vergoeding ontvangen voor hun werkzaamheden. De secretaris en eventueel overige functionarissen kunnen, maar behoeven geen, bestuurders zijn. Een persoon kan meerdere functies bekleden.’
2.6.
Bij oprichting van de SPF is [N.V. 2] tot enig bestuurslid benoemd. Op of omstreeks 19 december 2001 is [N.V. 2] afgetreden als enig bestuurslid en opgevolgd door [N.V. 1] . De SPF is vanaf datum oprichting tot 2006 gevestigd geweest op het vestigingsadres van [N.V. 1] . Per 3 januari 2006 is [N.V. 1] afgetreden als enig bestuurslid van de SPF en opgevolgd door [N.V. 4] te Curaçao ( [N.V. 4] ). In 2006 is het vestigingsadres van de SPF gewijzigd naar het vestigingsadres van [N.V. 4] .
2.7.
Artikel 5 (Raad van Toezicht/Advies) van de statuten van de SPF luidde in 2007 en 2009, voor zover van belang, als volgt:
‘1. Het bestuur kan een Raad van Advies instellen.
Indien een Raad van Advies is ingesteld, zal zij het Bestuur gevraagd en ongevraagd van advies dienen op alle gebieden die te maken hebben met het beheer van het vermogen van de Stichting en zal zij die bevoegdheden uitoefenen die elders in deze statuten aan haar worden toegekend.
2. Voor de eerste keer worden de leden van de Raad van Advies door het Bestuur benoemd.
Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen optreden als lid van de Raad van Advies.
3. Het lidmaatschap van de Raad van Advies wordt beëindigd:
a. door een bericht middels een aangetekend schrijven aan de Raad van Advies van het lid dat bedankt;
b. (…);
4. Ingeval van een of meer vacatures in de Raad van Advies zal de Raad van Advies de vacatures zelf vervullen. De Raad van Advies bepaalt alsdan het aantal leden van de Raad van Advies.
5. Ingeval dat te eniger tijd er geen leden van de Raad van Advies zijn of ingeval van ontstentenis of belet van alle leden van de Raad van Advies, zal het Bestuur nieuwe leden van de Raad van Advies benoemen.
6. De Raad van Advies is verplicht het Bestuur te informeren over enige wijzigingen in de Raad van Advies en andere besluiten die het Bestuur betreffen.’
2.8.
Per 19 december 2001 zijn [N.V. 2] en [N.V. 5] benoemd tot leden van de Raad van Toezicht/Advies (RvT). Op of omstreeks 19 november 2002 zijn [N.V. 2] en [N.V. 5] als leden van de RvT afgetreden en is [naam 2] ( [naam 2] ) benoemd tot enig lid van de RvT. [naam 2] , wonende in Nederland, is de fiscaal adviseur van belanghebbende en is werkzaam bij een fiscaal advieskantoor in Rotterdam.
2.9.
Met datum 30 mei 2007 is [naam 2] afgetreden als (enig) lid van de RvT van de SPF maar na deze datum heeft [naam 2] feitelijk nog werkzaamheden verricht ten bate van de SPF.
2.10.
Artikel 8 (Oprichters Bevoegdheden) van de statuten van de SPF luidde ten tijde van het doen van de schenkingen, voor zover van belang (met de ‘Stichting’ wordt de SPF bedoeld):
‘1. De Oprichter kan schriftelijk wensen kenbaar maken aan het Bestuur.
2. De in het eerste lid genoemde schriftelijk kenbaar gemaakte wensen zijn echter op geen enkele manier bindend en uitvoering daarvan kan niet door de Oprichter of enig ander persoon juridisch worden afgedwongen. Het Bestuur besluit wanneer en of er uitkeringen plaatsvinden; een begunstigde kan geen uitkering eisen van de Stichting.
3. De bevoegdheden van de Oprichter zijn persoonlijk en kunnen niet worden uitgeoefend door een ander persoon en gaan niet over op zijn erfgenamen.
4. (…)
5. (…)’
2.11.
Op 6 april 2006 heeft [N.V. 4] aan belanghebbende een Bestuursovereenkomst ([de] Bestuursovereenkomst) en een Vrijwaringsovereenkomst ([de] Vrijwaringsovereenkomst) gestuurd, beide met de SPF en [N.V. 4] als contractspartijen. De Bestuursovereenkomst is namens de SPF en [N.V. 4] ondertekend en geregistreerd, de Vrijwaringsovereenkomst is door belanghebbende en [N.V. 4] ondertekend. Beide overeenkomsten treden in werking op de dag waarop [N.V. 4] enig bestuurder is geworden van de SPF, zijnde 3 januari 2006.
2.12.
De Bestuursovereenkomst, waarin [N.V. 4] wordt aangeduid als ‘ [N.V. 4] ’ en de SPF als ‘Stichting Particulier Fonds’, luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘artikel 1
1.1
[N.V. 4] is benoemd tot Bestuurder van de Stichting Particulier Fonds welke benoeming door [N.V. 4] is aanvaard.
Als Bestuurder zal [N.V. 4] , hetzij alleen of tezamen met een of meerdere andere bestuurder(s), de Stichting Particulier Fonds besturen en naar eigen bevoegdheid en inzicht met inachtneming van deze overeenkomst de taken verrichten die krachtens de wet of statuten van de Stichting Particulier Fonds aan het Bestuur zijn toebedeeld met inachtneming van de beperkingen opgelegd door de wet, de statuten en de besluiten van de bevoegde organen van de Stichting Particulier Fonds.
1.2
[N.V. 4] zal met name de navolgende taken verrichten in overeenstemming met hetgeen ter zake statutair is bepaald:
- het bijeenroepen en houden van een Jaarlijkse Vergadering
- het registreren van de Stichting Particulier Fonds bij de kamer(s) van Koophandel
- het verschaffen van domicilie alswel andere (kantoor)-accommodatie waaraan de Stichting Particulier Fonds op Curaçao behoefte heeft.
1.3
Het Bestuur zal zich verder houden aan de algemene richtlijnen die de organen van de Stichting Particulier Fonds van tijd tot tijd mochten vaststellen.
2.3
Het Bestuur zal het vermogen van de Stichting Particulier Fonds beheren c.q. doen beheren
2.4
Het Bestuur zal jaarlijks over het afgelopen boekjaar aan de hand van de door haar gevoerde administratie een balans en een winst- en verliesrekening opmaken en deze aan de Organen van de Stichting Particulier Fonds ter beschikking stellen.
artikel 3
3.1
De Stichting Particulier Fonds zal het Bestuur te allen tijde volledig vrijwaren tegen enige en alle handelingen, processen, gerechtelijke vervolgingen, vorderingen, verplichtingen, eisen, verlies, schade, kosten, veroorzaakt of ten gevolge van iedere doen of nalaten van het Bestuur voortvloeiende uit deze overeenkomst.
Het bovenstaande lijdt slechts uitzondering indien de schade of aansprakelijkheid te wijten is aan grove schuld en opzet van de zijde van het Bestuur.
3.2
Beëindiging van deze overeenkomst zal de Stichting Particulier Fonds niet ontslaan van haar verplichtingen tot volledige vrijwaring van het Bestuur van enig handelen of nalaten voor de beëindiging.
a. de Stichting Particulier Fonds zal aan [N.V. 4] als beloning voor het verlenen van haar diensten jaarlijks vergoeden USD 2.000,-.
2.13.
De Vrijwaringsovereenkomst, waarin belanghebbende als ‘Inbrenger’, [N.V. 4] als ‘Bestuurder’ en de SPF als ‘Stichting Particulier Fonds ’ worden aangeduid, luidt, voor zover van belang, als volgt:
Bestuurder en Inbrenger thans navolgende door hen gemaakte afspraken wensen vast te leggen, onverminderd het bepaalde in de Bestuursovereenkomst.
KOMEN OVEREEN
artikel 1
1.1
Inbrenger garandeert jegens Bestuurder dat de Stichting Particulier Fonds te allen tijde haar verplichtingen uit hoofde van de Bestuursovereenkomst jegens het Bestuur zal nakomen.
1.2
In het geval dat uitvoering door Bestuurder van haar taken uit hoofde van de Bestuursovereenkomst mocht leiden tot aansprakelijkheid van Bestuurder jegens Inbrenger, zal deze aansprakelijkheid beperkt zijn tot schade als gevolg van grove nalatigheid of opzettelijk handelen bij de uitvoering door Bestuurder van haar taken.
1.3
Inbrenger, zowel voor zichzelf alswel zijn/haar erfgenamen en/of rechtsopvolgers en/of persoonlijke vertegenwoordigers, zal Bestuurder te allen tijde volledig vrijwaren tegen alle (reeds ontstane, aanhangige of toekomstige) aanspraken, hoe ook genaamd en geen uitgezonderd, van derden tot vergoeding van schade ontstaan als gevolg van de uitvoering door Bestuurder van haar taken uit hoofde van de Bestuursovereenkomst en/of ontstaan uit hoofde van de daaruit voortvloeiende functie van Bestuurder als gevolg van het handelen of nalaten van voormalige bestuursleden, mede-bestuursleden en/of procuratiehouders van de Stichting Particulier Fonds, tenzij die schade het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk handelen van Bestuurder. De aan Bestuurder gegeven vrijwaring omvat – onder dezelfde beperking - mede alle schaden en verliezen die bestuurder te eniger tijd mocht lijden dan wel boetes en bedragen welke Bestuurder mocht voldoen bij wijze van schikking, kosten en verschotten.
1.4
Bij beëindiging van deze overeenkomst zal Inbrenger niet zijn ontslagen van zijn/haar verplichting tot volledige vrijwaring van Bestuurder van enig handelen of nalaten voor de beëindiging.
artikel 2
2.1
Onder artikel 1.1 van de Bestuursovereenkomst zal Bestuurder naar eigen inzicht de besluiten en algemene richtlijnen naleven en uitvoeren. Inbrenger zal naar beste vermogen ervoor zorgdragen dat dergelijke besluiten en richtlijnen zullen worden genomen en vastgesteld door de daartoe geëigende organen van de Stichting Particulier Fonds in de vorm en met inachtneming van de beperkingen die door de wet en de statuten daarvoor worden voorgeschreven.
2.2
Indien -suggesties voor- besluiten en algemene richtlijnen kenbaar worden gemaakt door een vertegenwoordiger van de Inbrenger, zal Bestuurder deze in acht mogen nemen na ontvangst van een deugdelijke bevestiging dat die vertegenwoordiger bevoegd is suggesties voor besluiten en algemene richtlijnen van tijd tot tijd kenbaar te maken. Deze bevestiging wordt geacht van kracht te blijven totdat Bestuurder schriftelijk bericht ontvangt van het tegendeel.
artikel 3
3.1
De Inbrenger staat er voor in dat Bestuurder zal worden voorzien van alle informatie die noodzakelijk is voor een behoorlijke uitoefening van haar taken uit hoofde van de Bestuursovereenkomst, waaronder doch niet beperkt tot:
- kopieën van alle besluiten van de organen van de Stichting Particulier Fonds ;
- alle veranderingen of onvoorziene veranderingen van belanghebbenden der Stichting Particulier Fonds of van veranderingen in de belangen van andere dan juridische aard in de Stichting Particulier Fonds ;
- alle financiële informatie, in het bijzonder informatie die relevant is voor de vaststelling van de jaarrekening en de fiscale opgave van de Stichting Particulier Fonds ;
- alle relevante informatie met betrekking tot transacties die namens de Stichting Particulier Fonds mogelijkerwijs zullen worden aangegaan [door, Hof] enige andere bestuurslid of vertegenwoordiger van de Stichting Particulier Fonds anders dan door Bestuurder zelve;
3.2
Gedurende de periode die Bestuurder in functie is als bestuurder van de Stichting Particulier Fonds staat de Inbrenger ervoor in dat de Stichting Particulier Fonds is voorzien van voldoende fondsen om haar in staat te stellen haar financiële verplichtingen na te komen.
3.3
Inbrenger verplicht zich hierbij Bestuurder onverwijld te informeren van iedere adreswijziging van hemzelf. Inbrenger of diens rechtsvertegenwoordiger, verklaart hierbij dat wijziging van begunstigde(n) van toekomstige uitkeringen schriftelijk medegedeeld wordt aan Bestuurder.
artikel 4
4.1
Inbrenger zal Bestuurder voorzien van alle informatie die noodzakelijk is voor een behoorlijke uitoefening van haar taken uit hoofde van deze overeenkomst.
Interacties tussen belanghebbende, [N.V. 4] en [naam 2]
2.14.
Belanghebbende is sedert 2002 client van [N.V. 4] . In een ‘Client Acceptatie Formulier’ van 30 september 2002 wordt belanghebbende aangemerkt als beneficial owner van [B.V. 4] , welke vennootschap toentertijd was gevestigd te Willemstad, Curaçao. In een ‘Intakeformulier nieuwe relaties’ van 4 januari 2006 vermeldt [N.V. 4] bij “naam vennootschap/ principaal”: ‘ [B.V. 4] / [B.V. 5] / [N.V. 3] / [de SPF] /De heer [belanghebbende] ’ en als adres het toenmalige woonadres van belanghebbende in [plaats 2] .
2.15.
In het ‘Client Mutatie Formulier’ van 18 april 2006 identificeert [N.V. 4] belanghebbende ten aanzien van de SPF als ‘aandeelhouder/inbrenger’. Met datum 24 mei 2007 identificeert [N.V. 4] belanghebbende als uiteindelijk belanghebbende/inbrenger/begunstigde betreffende alle activa die gedeponeerd en gehouden worden op een niet nader omschreven bankrekeningnummer ten name van de SPF en in het ‘Reviewformulier’ d.d. 11 oktober 2007 identificeert [N.V. 4] belanghebbende als ‘(principaal)/inbrenger’. Ook heeft [N.V. 4] belanghebbende in een ander stuk - betreffende de SPF - geïdentificeerd als:
- ‘Inbrenger/schenker (SPF)’;
- Houder van ‘aandelen’;
- ‘Contactpersoon’.
2.16.
Op 11 mei 2007 heeft [naam 2] aan het bestuur van de SPF een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
“Jullie managen [ [N.V. 3] ]. Deze N.V. is aandeelhouder van [ [B.V. 1] ]. Deze B.V. is in Nederland gevestigd.
Er moet een aandeelhoudersvergadering voor [ [B.V. 1] ] gehouden. Wil je een volmacht opstellen waarin [ [N.V. 3] ] [belanghebbende] (directeur van [ [B.V. 1] ] machtigt om een ava te houden waarin een dividend van EUR 35.000 uitgekeerd wordt door [ [B.V. 1] ] aan haar aandeelhouder, [ [N.V. 3] ].”
2.17.
Op 30 juli 2008 heeft [naam 2] aan het bestuur van de SPF een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
“Er moet een aandeelhoudersvergadering voor [ [B.V. 1] ] (deelneming [ [N.V. 3] ]) gehouden worden. Wil je een volmacht aan mij mailen en het origineel opsturen waarin ik gemachtigd wordt om een ava van [ [B.V. 1] ] te houden een dividend van 163.577 NAfl/EUR 58.909 (slotkoers 28-07-2008) aan [ [N.V. 3] ] uitgekeerd wordt.
Het netto dividend van EUR 150.000 NAfl/EUR 54.020 (dus na aftrek 8,3% dividendbelasting ) moet vanuit [ [N.V. 3] ] dooruitgedeeld worden aan [de SPF] welke het op haar beurt schenkt aan [de zoon]. Ik verzoek je de daarvoor benodigde formaliteiten te vervullen.
Graag ontvang ik het rekeningnummer van [ [N.V. 3] ], voor de dividenduitkering vanuit [ [B.V. 1] ].
Voor de aangifte van de 8,3% dividendbelasting moet een IB 95 NAN formulier van [ [N.V. 3] ] bij de aangifte gevoegd worden. Ik voeg een blanco formulier bij en vraag je deze in te vullen, in te dienen bij de Antilliaanse Belastingdienst en aan ons te retourneren.
Vanwege de korte termijn voor het doen van aangifte dividendbelasting verzoek ik je de formulieren binnen twee weken terug te sturen.”
2.18.
Bij e-mail van 28 augustus 2008 heeft een kantoorgenoot van [naam 2] (met [naam 2] in cc) als volgt navraag gedaan bij het bestuur van de SPF:
“[ [naam 2] ] heeft mij gevraagd na te gaan hoever het staat met de formaliteiten voor dooruitdeling van het door [ [N.V. 3] ] ontvangen dividend aan [de SPF] en vervolgens aan [de zoon]. Kunt u aangeven wat de status hiervan is?”
Waarop het bestuur als volgt heeft geantwoord (e-mail van 28 augustus 2008):
“Hiermee berichten wij u dat [ [N.V. 3] ] het ontvangen dividend heeft overgeboekt naar [de SPF] die op haar beurt een schenking heeft gedaan aan [de zoon] op 25 augustus 2008.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
2.19.
Op 22 september 2009 heeft het bestuur van de SPF aan [naam 2] een e-mail met als onderwerp “[de SPF]/[ [bedrijf ] ]” gestuurd met de volgende inhoud:
“Conform afspraak treft u hierbij aan een overzicht van de openstaande facturen voor bovengenoemde SPF en naamloze vennootschap:
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd, echter mocht u vragen hebben vernemen wij deze gaarne.”
Waarop [naam 2] heeft geantwoord (e-mail van 23 september 2009):
“Deze facturen kunnen betaald worden.
Graag de besluitvorming mbt de:
- dividenduitkering door [ [N.V. 3] ] aan [de SPF];
- schenking aan [de zoon] vanuit [de SPF];
aanpassen naar het bedrag dat in de structuur overblijft na betaling van deze facturen.”
Bij e-mail van 23 september 2009 heeft het bestuur als volgt gereageerd:
“Bedankt voor jouw email bericht gedateerd 23 september 2009. Wij zullen zorgdragen voor de betalingen en de besluiten conform aanpassen.”
Waarop [naam 2] heeft laten weten (e-mail van 24 september 2009):
“Ik wil de aangepaste besluiten nog wel even zien. Het gaat mij met name om het bedrag dat aangepast wordt.
Het rekeningnummer van [de zoon] is: (…). Dit is een bankrekening bij [bank] in Nederland.”
Op 24 september 2009 heeft het bestuur de aangepaste besluiten doen toekomen aan [naam 2] , waarop [naam 2] heeft laten weten (e-mail van 25 september 2009):
“Ik geef de directie van [de SPF] in overweging om aan het bestuursbesluit van [de SPF] voor de schenking toe te voegen dat het een laatste schenking betreft. Ik heb het besluit daarop aangepast. Zie bijlage.
Het besluit graag bij de Antilliaanse belastingdienst laten registreren om de datum vast te leggen.
Het rekeningnummer van [de zoon] is inmiddels bij jullie bekend. Graag zo spoedig mogelijk het besluit nemen en het bedrag van de schenking aan [de zoon] overmaken.
Laat me even weten wanneer dit gebeurd is.”
2.20.
Op 26 november 2008 heeft het bestuur van de SPF aan [naam 2] een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
“Hierbij zend ik u de conceptjaarrekeningen 2004, 2005, 2006 en 2007 van bovengenoemde stichting.
Behoudens tegenbericht uwerzijds binnen vier weken, zullen de voornoemde jaarrekeningen als definitief beschouwd worden.”
2.21.
Door de Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (FIOD) is in de periode van december 2017 tot medio 2018 jegens belanghebbende, [naam 2] en het fiscale advieskantoor waar [naam 2] werkzaam was, een strafrechtelijk onderzoek ingesteld wegens het door of namens belanghebbende opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften inkomstenbelasting 2007 en 2009 en het valselijk opmaken of vervalsen van de aangiften inkomstenbelasting 2005, 2006 en 2008. Een kopie van het strafrechtelijk dossier van de FIOD betreffende belanghebbende (het strafdossier betreffende belanghebbende) is door de inspecteur overgelegd. Het strafdossier betreffende belanghebbende bestaat - naast het overzichtsprocessen-verbaal van de FIOD - uit de volgende documenten:
Het rapport van de FIOD
Ambtshandelingen
BOB-dossier
Processen-verbaal doorzoekingen
Kennisgeving inbeslagneming
Verklaringen verdachten
Verklaringen getuigen
Tapgesprekken
Persoonsdossier belanghebbende
Documenten.
2.22.
Met betrekking tot de schenkingen die zijn gedaan aan de zoon, heeft belanghebbende tegenover de FIOD onder meer verklaard:
‘ [naam 2] [rechtbank: [naam 2] ] zei er zit straks geld in die SPF en dat mag je dan schenken aan je zoon, die krijgt het. Het was van het begin af aan duidelijk dat het geld voor mijn zoon bedoeld was. Ik heb altijd gezegd, als er straks geld in komt dan is het voor mijn zoon. Dat is destijds duidelijk afgesproken. Dat is afgesproken met [bank] en [naam 2] zat er ook bij‘.
‘(…) In het begin is afgesproken dat het naar mijn zoon zou gaan die is de begunstigde. Dat is zo afgesproken met de beheerder van de SPF. Het was voor iedereen duidelijk dat het geld van de SPF naar mijn zoon zou gaan.‘
‘Het was de opdracht dat schenkingen naar mijn zoon moesten plaatsvinden.’
‘Ik hou me vast aan datgene wat we bij de oprichting mondeling hebben afgesproken en dat is dat de schenkingen naar [naam 3] [rechtbank: de zoon] zouden gaan’
‘Vraag verbalisanten Wie heeft bepaald om schenkingen vanuit de SPF te doen?
Antwoord gehoorde [rechtbank: belanghebbende] Dat heb ik bepaald. [bank] vroeg aan mij waar de schenkingen naar toe moesten. Nou, naar [naam 3] , en die heeft de schenkingen ook gekregen.’
2.23.
In de archieven van het fiscaal advieskantoor waar [naam 2] werkzaam was, heeft de FIOD een niet gedateerde noch ondertekende versie van een Letter of Wishes (LoW) aangetroffen, gericht aan het bestuur van de SPF. In deze LoW zijn onder het kopje “C. Begunstigden” met de hand de namen van belanghebbende en zijn echtgenote en de geboortedatum van de echtgenote geschreven. [naam 2] heeft hierover aan de FIOD verklaard:
‘(…) Bij mijn weten was er geen letter of wishes. Hij is niet getekend, dat zie ik wel. Dit document ondergraaft wel het irrevocable discretionary karakter. Deze brief wil niet zeggen dat het bestuur deze wensen ook toepast. U vindt het vreemd dat ik hier niet van af wist omdat deze in de archiefruimte van [het advieskantoor] is gevonden. Het is niet mijn handschrift en ik herken het handschrift ook niet. Alhoewel, de term ‘ [naam 4] en [naam 5] ’ lijkt op mijn handschrift, maar dat andere niet.’
2.24.
De SPF is op 31 december 2009 ontbonden en haar vermogen is op die datum vereffend. Belanghebbende heeft tegenover de FIOD verklaard dat hij het besluit tot liquidatie heeft genomen en dat de aanleiding hiervoor was gelegen in het door [naam 2] ondertekende advies met bijlagen van 20 november 2008, waarvan de inhoud - voor zover van belang - als volgt luidde:
‘Bijgaand zenden wij je een passage uit een recente brief van staatssecretaris van financiën [staatsecretaris] m.b.t. nieuwe successiewetgeving die op 1-1-2010 in moet gaan.
De passage betreft de aanpak van doelvermogens waaronder de Stichting Particulier Fonds. Het komt erop neer dat er op basis van de wetsvoorstellen die er nu liggen na 1-1-2010 door de Stichting Particulier Fonds heen gekeken gaat worden. Dit betekent in feite dat eventuele dividenden uit [B.V. 2] met 25% inkomstenbelasting (aanmerkelijk belang heffing) belast zullen gaan worden.
Om die reden stellen wij het volgende voor.
1) Jij richt een nieuwe B.V. op die als holding zal gaan fungeren;
2) Deze B.V. wordt door jou met € 500.000 kapitaal of een lening + een bedrag voor oprichtingskosten gefinancierd;
3) Zodra de resultaten van [B.V. 2] het toelaten kan er kapitaal aan jou terugbetaald worden of kan de lening worden afgelost;
4) De nieuwe holding koopt de aandelen van [B.V. 2] van [B.V. 1] voor een prijs van € 500.000 of een nader te bepalen bedrag dat zakelijk is;
5) [B.V. 1] keert haar reserves (waaronder de van de nieuwe holding ontvangen € 500.000) uit aan [N.V. 3] onder inhouding en afdracht van 8,3% dividendbelasting;
6) Het zou ook een gedachte kunnen zijn om [B.V. 1] als kasgeld B.V. te verkopen. Dan is eerdergenoemde 8,3% dividendbelasting niet verschuldigd. Daaraan zijn wel aanzienlijke kosten verbonden. Die kosten moeten wel tegen de baten opwegen;
7) [N.V. 3] keert het daarbij betrokken bedrag zonder inhouding van dividendbelasting als dividend uit aan Stichting [de SPF] .;
8) Op basis van een besluit van het bestuur van Stichting [de SPF] schenkt deze stichting eerdergenoemd bedrag aan een nader te bepalen persoon of personen;
9) [B.V. 6] , [B.V. 1] , [N.V. 3] en stichting [de SPF] worden geliquideerd.
Het lijkt ons zinvol om één en ander te bespreken. Zoals je weet is ondergetekende volgende week op Curaçao .
Hij zal contact met je opnemen om bij je langs te komen op Bonaire .
2.25.
De Inspecteur heeft bij zijn nader stuk van 7 februari 2023 tevens een kopie van het strafrechtelijk dossier van de FIOD betreffende [naam 2] (het strafdossier [naam 2] ) overgelegd en heeft daarbij de namen en andere persoonsgerelateerde gegevens, alsmede de namen van andere SPF’s dan de onderhavige en hieraan gerelateerde rechtspersonen met een beroep op geheimhouding zwartgelakt. Het strafdossier [naam 2] bestaat – naast het overzichtsprocessen-verbaal van de FIOD – uit de volgende documenten:
Ambtshandelingen
BOB-dossier
Processen-verbaal doorzoeking / uitlevering
Documenten
Verklaring [naam 2]
Persoonsdossier [naam 2] .
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of alle zaakstukken zijn overgelegd en of de navorderingsaanslagen en rentebeschikkingen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat alle zaakstukken zijn overgelegd en dat de navorderingsaanslagen en rentebeschikkingen terecht zijn opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zijn alle zaakstukken overgelegd?
3.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd en dat de inspecteur dus niet aan zijn wettelijke verplichting heeft voldaan.3 Belanghebbende doelt daarbij specifiek op stukken rondom de aanleiding van het onderzoek (de startinformatie), en stukken uit het strafdossier bestaande uit afstemmingsstukken tussen het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst zoals het preweegdocument, inclusief de eventuele stukken uit het tripartiete-overleg (de strafdossierstukken). De inspecteur stelt zich op het standpunt dat alle zaakstukken zijn overgelegd. De stukken waar belanghebbende aan refereert zijn volgens hem niet in het bezit van de inspecteur.
3.3.
De rechtbank stelt voorop dat de op de zaak betrekking hebbende stukken alle stukken zijn die aan de inspecteur ter beschikking staan dan wel hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten.4
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat de startinformatie is overgelegd. De inspecteur heeft ter zitting een uitleg gegeven over de gang van zaken die tot het onderzoek heeft geleid, onder verwijzing naar de stukken in het dossier. De rechtbank kan die gang van zaken ook afleiden uit de door de inspecteur overgelegde informatie. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk dat er meer zaakstukken ten aanzien van de startinformatie zijn.
3.5.
Ten aanzien van de strafdossierstukken is de rechtbank ook van oordeel dat er geen schending is van artikel 8:42 van de Awb. Door belanghebbende is niet betwist dat de behandelend ambtenaren die betrokken waren bij de aanslagregeling en bezwaarbehandeling geen beschikking hebben gehad over deze stukken. Het betoog van belanghebbende met betrekking tot de strafdossierstukken is gestoeld op de redenering dat de stukken die in bezit zijn van de contactambtenaar5 daarmee ook ter beschikking staan aan de inspecteur. De persoon die is aangewezen als contactambtenaar, is op grond van de geldende regels rondom de inrichting van de belastingdienst ook tevens inspecteur, aldus belanghebbende.6 Doordat de inspecteur en de contactambtenaar dezelfde persoon zijn, beschikt de inspecteur – volgens belanghebbende – uit hoofde van die toebedeling van functies over de strafdossierstukken. De rechtbank verwerpt dat betoog van belanghebbende. In belastinggeschillen zijn een aantal aangewezen personen aan te merken als inspecteur. Niet de gehele Belastingdienst is dus aan te merken als de inspecteur.7 Stukken die door een ander organisatieonderdeel dan dat van de inspecteur zijn opgesteld of vergaard, kunnen ook zaakstukken zijn. Eén van de daarvoor geldende voorwaarden is dat deze stukken de inspecteur ter raadpleging ter beschikking hebben gestaan.8 De rechtbank neemt daarbij in aanmerking hoe de werkorganisatie van de Belastingdienst is ingericht. De inspecteur heeft in dat verband toegelicht dat de strafdossierstukken die de contactambtenaar ter beschikking staan, op een afgescheiden (digitale) omgeving worden bewaard die niet toegankelijk is voor gemandateerde medewerkers van de inspecteur. De rechtbank acht dit ook aannemelijk, aangezien de contactambtenaar een eigen wettelijke functie heeft met zijn eigen taken en verantwoordelijkheden die niet bestaan uit het opleggen van aanslagen. De enkele omstandigheid dat de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 de bevoegdheden van contactambtenaar en inspecteur aan één persoon attribueert, acht de rechtbank onvoldoende aanleiding om te oordelen dat de stukken die aan (de medewerkers van) één bestuursorgaan ter beschikking staan ook geacht moeten worden ter beschikking te staan aan (de medewerkers van) het andere bestuursorgaan. In dit geval staat niet ter discussie dat de bij de aanslagregeling en bezwaarbehandeling betrokken ambtenaren van de inspecteur niet de beschikking hebben gehad over de strafdossierstukken. De strafdossierstukken zijn daarom niet aan te merken als op de zaak betrekking hebbende stukken.
Is sprake van strijd met het fair play-beginsel?
3.6.
Belanghebbende stelt dat het advies genoemd in 2.24 uit het dossier verwijderd moet worden. Opname van dit stuk is volgens belanghebbende in strijd met het fair play beginsel, aangezien dat stuk belastingadvies bevat. Dat geldt volgens belanghebbende ook voor (onderdelen van) verklaringen van de belastingadviseur alsmede voor het verhoor door de FIOD van de belastingadviseur.
3.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding om stukken buiten beschouwing te laten wegens strijd met het fair play beginsel. Dit beginsel gaat niet verder dan dat de inspecteur zijn bevoegdheden om informatie op te vragen niet gebruikt om adviezen van een belastingadviseur aan cliënten op te vragen en verhindert niet dat de inspecteur dergelijke adviezen voor de heffing gebruikt, indien de inspecteur deze op andere, rechtmatige wijze verkrijgt.9 Niet gebleken is van een dergelijke onrechtmatige verkrijging. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken dat de inspecteur door het enkele bezit van het advies een oneerlijke voorsprong heeft verkregen in deze procedure. De rechtbank zal daarom aan de omstandigheid dat er zich onder de stukken ook een advies bevindt, geen gevolgen verbinden.
3.8.
Belanghebbende heeft zich voor dat geval op het standpunt gesteld dat er dan zaakstukken ontbreken en dat de afstemmingstukken met het Openbaar Ministerie in de strafzaak naar [naam 2] moeten worden overgelegd zodat belanghebbende kan beoordelen of de inspecteur inhoudelijk betrokken is geweest bij het strafrechtelijk onderzoek.10 De rechtbank neemt daarbij aan dat belanghebbende met betrekking tot het ter beschikking staan dezelfde argumenten aanvoert zoals hiervoor (in de overwegingen 3.2 tot en met 3.5). De rechtbank verwerpt dat standpunt op basis van dezelfde redenering als hiervoor is uiteengezet (in de overwegingen 3.2 tot en met 3.5).
Is de verlengde navorderingstermijn van toepassing?
3.9.
De inspecteur heeft nageheven met toepassing van de verlengde navorderingstermijn.11 Belanghebbende meent dat deze niet mag worden toegepast omdat zijns inziens niet aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan.
3.10.
De rechtbank is van oordeel dat de verlengde navorderingstermijn toepassing vindt. Deze termijn is van toepassing indien te weinig belasting is geheven over in het buitenland gehouden vermogensbestanddelen of in het buitenland opgekomen inkomensbestanddelen. De stelling van de inspecteur dat door de betrokkenheid van belanghebbende bij de SPF, waarbij die SPF inkomsten uit aandelen in Nederlandse vennootschappen ontvangt, sprake is van in het buitenland opgekomen inkomensbestanddelen voor belanghebbende, slaagt. Immers is sprake van betalingen van dividend aan een SPF op Curaçao. Belanghebbende kon daarbij beschikken over het vermogen van de SPF als ware het zijn eigen vermogen.12 De rechtbank verwijst daarvoor naar dat wat eerder over de rol van belanghebbende met betrekking tot de SPF is geoordeeld in procedures van zijn zoon.13 De rechtbank neemt de oordelen over de beschikkingsmacht van belanghebbende over. Immers ziet die uitspraak op hetzelfde feitencomplex en de rol daarin van belanghebbende. Gelet op de feitelijke betrokkenheid van de belastingadviseur van belanghebbende en de beperkte rol van het formele bestuur van de SPF, zoals die blijkt uit de stukken van het dossier, kon belanghebbende vrijelijk beschikken over de inkomens- en vermogensbestanddelen van de SPF als ware het zijn eigen vermogen. Anders dan belanghebbende meent, is geen sprake van inkomsten die geen enkel aanknopingspunt hebben met een ander land dan Nederland. Belanghebbende betoogt in dat verband dat het vermogen dat heeft geleid tot de uitkeringen waarover wordt nagevorderd in het verleden is ontstaan door een verkoop van Nederlandse benzinestations. Naar het oordeel van de rechtbank staat dat in geen verband tot de inkomensbestanddelen die nu in de heffing worden betrokken. De betreffende verkoop heeft namelijk jaren voor de onderhavige dividenduitkeringen plaatsgevonden.
Is sprake van een nieuw feit?
3.11.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat sprake is van een nieuw feit dat de navorderingen rechtvaardigt.14 De inspecteur verwijst daarvoor naar de in 2013 ontvangen informatie. Belanghebbende betwist dat sprake is van een nieuw feit.
3.12.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit. De rechtbank volgt de inspecteur in zijn stelling dat hij niet eerder dan na de ontvangst van gegevens uit Curaçao op 4 september 2013 beschikte over informatie met betrekking tot de SPF. Deze gegevens zijn aanleiding geweest voor het instellen van een onderzoek en het vervolgens opleggen van de navorderingsaanslagen. De rechtbank betrekt daarbij dat belanghebbende niet de trustvraag in zijn aangiften heeft aangekruist. De inspecteur hoefde in dit geval in redelijkheid niet te twijfelen aan de juistheid van de in de aangiften opgenomen gegevens van belanghebbende.15 Dat de inspecteur mogelijk eerder op de hoogte had kunnen zijn van de SPF – zoals belanghebbende stelt16 – betekent niet dat daardoor de inspecteur ook op de hoogte had kunnen geraken van de betrokkenheid van belanghebbende daarbij.
Is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast?
3.13.
De inspecteur meent dat de bewijslast voor de onderhavige jaren moet worden omgekeerd en verzwaard omdat de trustvraag niet is aangekruist in de betreffende aangiften. Belanghebbende bestrijdt dit.
3.14.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijslast voor beide jaren moet worden omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende heeft in zijn aangiften 2007 en 2009 niet aangekruist dat hij betrokken is bij de SPF. Daarmee is sprake van een onjuiste beantwoording van een vraag in die aangiftebiljetten. De gevolgtrekking is dan dat niet de vereiste aangiften zijn gedaan.17 De door belanghebbende gestelde pleitbaarheid van haar standpunt doet daar niet aan af.18 Het feit dat niet de vereiste aangiften zijn gedaan, heeft in beginsel tot gevolg dat de omkering en verzwaring van de bewijslast wordt toegepast.19 De rechtbank ziet in de onderhavige situatie geen aanleiding om daarvan af te wijken. Doordat belanghebbende zijn betrokkenheid bij de trust niet heeft vermeld, is de inspecteur van belang zijnde controle-informatie onthouden, die relevant is voor de heffing van belasting in de jaren waar de aangiften over gaan. De rechtbank verwerpt verder het standpunt van belanghebbende dat hij zich niet bewust was van de onjuiste beantwoording van de vraag. De bewustheid van belanghebbende speelt in dit verband namelijk – anders dan in geval van het niet doen van de vereiste aangifte wegens inhoudelijke gebreken daarin – geen rol. Dat betekent dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard.
Zijn de navorderingsaanslagen terecht opgelegd?
3.15.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de navorderingsaanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Belanghebbende bestrijdt dit.
3.16.
De rechtbank stelt voorop dat de discussie tussen partijen zich heeft toegespitst op de vraag of belanghebbende kon beschikken over het vermogen van de SPF als ware het zijn eigen vermogen.20
3.17.
Gelet op de omstandigheid dat voor de navorderingsaanslagen de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is, rust op belanghebbende de verzwaarde bewijslast om te doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Op de inspecteur rust desalniettemin de taak om een redelijke schatting te maken van de in de navorderingsaanslagen begrepen inkomens- en vermogensbestanddelen. Gelet op het hiervoor gegeven oordeel van de rechtbank over de beschikkingsmacht van belanghebbende over het vermogen van de SPF, is het niet onredelijk dat de inspecteur de aan de SPF uitgekeerde dividenden bij belanghebbende in de heffing heeft betrokken.
3.18.
Met dat wat belanghebbende heeft aangevoerd, heeft hij niet doen blijken dat de navorderingsaanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd.
3.19.
De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de rentebeschikkingen. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de rentebeschikkingen. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de heffingsrente het bedrag van de aanslag volgt.
Vergoeding van immateriële schade
3.20.
Belanghebbende heeft in zijn pleitnota verzocht om een vergoeding van immateriële schade in verband met de lange duur van de procedure. De rechtbank ziet aanleiding om een vergoeding voor beide zaken toe te kennen. De vergoeding wordt als volgt berekend.21
3.21.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 2 juli 2018 heeft ontvangen. De uitspraak op bezwaar is van 24 juni 2020. De rechtbank doet uitspraak op 17 februari 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 4 jaar en 8 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 5.000. Omdat de bezwaarfase 18 maanden jaar te lang heeft geduurd, komt € 1.607 voor rekening van de inspecteur en de rest (€ 3.393) voor rekening van de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid). De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.