R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Zwolle
zaaknr.: 196489 CV 03-987
datum : 2 september 2003
Vonnis in de zaak van:
[X],
wonende te [Woonplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde mr. M. van Wijk-van den Berg, werkzaam bij CNV Bedrijvenbond te Rheden,
tegen
de besloten vennootschap ERICA BETON B.V.
h.o.d.n. Betonson Lokatie Kampen,
gevestigd te Kampen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie, verder te noemen: "Betonson",
gemachtigde mr. M.J. Keuss, advocaat te Eindhoven,
rolgemachtigde A. Agterhuis, gerechtsdeurwaarder te Zwolle.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding van 5 maart 2003
- het antwoord in conventie tevens de eis in reconventie van Betonson
- de repliek in conventie tevens het antwoord in reconventie van [X]
- de dupliek in conventie tevens de repliek in reconventie van Betonson, waarna [X] niet meer heeft gereageerd.
Het geschil
in conventie:
De vordering van [X] strekt er toe dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Betonson zal veroordelen om aan [X] te betalen:
a. zijn loon over de periode van 19 november 2002 tot en met 2 maart 2003 ad € 6.201,67 bruto, zijn vakantiegeld over voornoemde periode ad € 496,13 en 7 niet-genoten vakantiedagen over voornoemde periode ad € 569,31 bruto;
b. de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW over het onder sub a. gevorderde bedrag;
c. de buitengerechtelijke kosten ad 15% over de onder sub a. en b. gevorderde bedragen;
d. de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over de onder sub a. tot en met c. gevorderde bedragen, telkens vanaf de vervaldatum tot de dag van de algehele voldoening;
een en ander met veroordeling van Betonson in de kosten van het geding.
Betonson heeft deze vordering bestreden en de afwijzing daarvan bepleit.
in reconventie:
De vordering van Betonson strekt er toe dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat het ontslag op staande voet aan [X] terecht is gegeven;
2. [X] zal veroordelen tot het vergoeden van schade, zulks op basis van de gefixeerde schadeloosstelling, zijnde één maandsalaris ad € 1.910,52 inclusief 8% vakantiegeld;
3. [X] zal veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over het onder 2. gevorderde bedrag vanaf de vervaldatum tot de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure.
Daartegen heeft [X] verweer gevoerd met conclusie dat de vordering van Betonson zal worden afgewezen, met haar veroordeling in de proceskosten.
Vaststaande feiten
1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. [X], geboren op [geboortedatum], is per 28 augustus 2000 bij Betonson in dienst getreden. De laatstelijk door hem uitgeoefende functie is productiemedewerker B tegen een maandsalaris van € 1.769,-- bruto exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is toepasselijk de Cao voor de Betonproduktenindustrie.
b. Op zaterdagavond 16 november 2002 heeft Betonson een personeelsfeest gegeven voor al het personeel van haar vier vestigingen in party- annex congrescentrum "Hart van Holland" te Nijkerk. Op dat feest zijn bij benadering ongeveer 800 mensen aanwezig geweest.
c. Bij brief van 18 november 2002 is [X] door Betonson het volgende bevestigd: "Hierbij bevestigen wij dat u met onmiddellijke ingang op staande voet bent ontslagen uit uw dienstbetrekking met Betonson b.v. De dringende reden voor dit ontslag op staande voet is het feit dat u zich tijdens het personeelsfeest van Betonson op zaterdagavond d.d. 16 november jl. op zeer grovelijke wijze hebt misdragen. Het ontslag op staande voet is u heden mondeling meegedeeld (..)"
d. Bij brief van 22 november 2002 heeft [X] de nietigheid van het hem gegeven ontslag op staande voet ingeroepen onder vermelding dat hij reeds had meegedeeld dat hij de wijze waarop hij zich op het personeelsfeest heeft gedragen betreurt, dat hij daarvoor zijn excuses heeft aangeboden en dat een en ander beschouwd dient te worden als een incident.
e. De Coördinator Juridische Zaken van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) heeft op 8 januari 2003 aan Betonson zijn toestemming onthouden om, voor zover vereist, de arbeidsovereenkomst met [X] op te zeggen, onder overweging - samengevat - dat de gedragingen van [X], gelet op het feit dat zij buiten werktijd en niet direct in relatie staan met de werksituatie, niet zodanig ernstig zijn dat deze een situatie opleveren waarin voortzetting van het dienstverband niet langer tot de mogelijkheden zou behoren en dat een middel als ontslag te prematuur is.
f. [X] heeft bij brief van 31 januari 2003 zijn dienstverband opgezegd tegen 3 maart 2003 onder mededeling dat hij zich tot die datum voor zijn arbeid beschikbaar houdt.
Standpunten van partijen
2.
[X] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat zijn gedragingen op het personeels-feest van Betonson d.d. 16 november 2002 geen ontslag op staande voet rechtvaardigen. Niet alleen heeft Betonson er voor gekozen die avond de alcohol rijkelijk te laten vloeien, het gaat hier om een enkel incident buiten werktijd. Volgens [X] is Betonson dan ook over de periode van 18 november 2002 tot en met 2 maart 2003 het loon met bijkomende vorderingen aan hem verschuldigd. Er is dan ook geen reden voor toewijzing van de door Betonson gevorderde schadeloosstelling.
3.
Betonson heeft de vorderingen bestreden en daartoe aangevoerd dat [X] zich schuldig heeft gemaakt aan zeer onbehoorlijk en onzedelijk gedrag op haar personeelsfeest ondanks herhaalde waarschuwing van leidinggevenden. Dat gedrag bestond onder meer uit excessief drankgebruik, het proberen ten val te brengen van één van de steltlopers van entertainmentgroep "Karimishu", het zodanig hinderlijk en handtastelijk gedragen dat het artiestenduo "Johnny & Sharona" haar optreden voortijdig heeft beëindigd, het ten onrechte bedienen van de geluidsapparatuur, het in reactie op een vermaning beledigen, bedreigen en fysiek bejegenen van een leidinggevende, het met ontbloot bovenlijf rondlopen in de danszaal, het maken van sexuele toespelingen tegenover partners van collega's, het in het kruis betasten van een vrouwelijke collega en het in het openbaar in de danszaal urineren tegen een tafel. Ter onderbouwing daarvan heeft Betonson meerdere verklaringen overgelegd, te weten van [Y], hoofd P&O, [Z], voorman, mw. [A], mw. [B] en mw. [C], magazijnbeheerder. Betonson voert aan dat zij dat gedrag niet behoeft te tolereren nu [X] niet slechts haar goede naam in ernstige mate heeft bedoezeld maar vooral zich onmogelijk heeft gemaakt bij zijn collega's en leidinggevenden en dat het vertrouwen dat [X] genoot op on-herstelbare wijze beschadigd is geraakt. Van haar kon dan ook niet worden gevergd het dienstverband nog langer voort te zetten. Doordat [X] haar een dringende reden tot onmiddellijke beëindiging van het dienstverband heeft gegeven, is [X] de in de artikelen 7:677 jo 680 bedoelde gefixeerde schadeloosstelling verschuldigd, te stellen op één maandsalaris.
De beoordeling
in conventie
4.
Tussen partijen is in debat of [X] gerechtigd is tot salaris met nevenvorderingen over de periode na 18 november 2002 dan wel of Betonson gerechtigd is tot een gefixeerde schadeloosstelling. Het antwoord op die vragen hangt af van het antwoord op de vraag of het op die datum aan [X] wegens wangedrag gegeven ontslag op staande voet terecht is gegeven.
5.
Voorop wordt gesteld dat aan een ontslag op staande voet hoge eisen worden gesteld. Er moet niet alleen beoordeeld worden of er sprake is van een dringende reden, dat ontslag moet ook onverwijld worden gegeven, onder gelijktijdige mededeling van die reden. Of er een dringende reden is, hangt af van de aard en de ernst van de reden en van de overige omstandigheden van het geval, zoals de aard en de duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer daaraan invulling heeft gegeven en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de gevolgen voor de werknemer van dat ontslag.
6.
Het verweer van [X] dat het ontslag op staande voet van maandag 18 november 2002 niet onverwijld is gegeven aangezien hij die dag heeft gewerkt, faalt. [X] heeft immers niet bestreden dat de volle omvang van zijn gedrag Betonson eerst die maandag 18 november 2002 duidelijk is geworden en dat zijn gedrag vervolgens tot intern beraad heeft geleid. Nu gesteld noch gebleken is dat [X] door deze - beperkte - duur van informatievergaring en intern beraad op enigerlei wijze in zijn belangen is geschaad, staat deze duur niet aan de onverwijldheid van het ontslag in de weg. Onder de gegeven omstandigheden kan derhalve naar het oordeel van de kantonrechter niet worden volgehouden dat Betonson niet met voldoende voortvarendheid te werk is gegaan.
7.
[X] heeft verder bij repliek in conventie bestreden dat hij zich aan wangedrag tegenover de steltloper van de groep "Karimishu", tegenover het zangduo "Johnny & Sharona" en tegenover collega's of partners schuldig heeft gemaakt. [X] heeft eveneens bestreden dat hij publiekelijk heeft geurineerd.
Deze betwisting moet, gelet enerzijds op de door Betonson overgelegde verklaringen en anderzijds op het feit dat [X] in het kader van voormelde CWI-procedure -bij herhaling- heeft aangevoerd niet van die gedragingen te weten vanwege zijn overtollig drankgebruik, als gezocht en niet serieus gemeend worden gepasseerd.
8.
De kantonrechter neemt derhalve de door Betonson aangevoerde gedragingen tot uitgangspunt, waarbij het drankgebruik als excessief dient te worden betiteld nu [X], naar zijn zeggen tijdens de CWI-procedure, niets meer weet van die avond.
9.
Dit gedrag kan bezwaarlijk anders dan als ernstig wangedrag worden aangemerkt. Niet alleen het enkele excessieve drankgebruik van [X] kan worden gelaakt, doch zeker het feit dat hij als gevolg van dat excessieve drankgebruik jegens leidinggevenden, collega's, partners daarvan en anderen op het feest van Betonson iedere norm van gebruikelijke omgang en fatsoen heeft overschreden. In bijzonder geldt daarbij dat het maken van sexuele toespelingen, het in het kruis betasten van een vrouwelijke collega en het publiekelijk urineren in de danszaal, en aldus het tonen van zijn geslachtsdeel, onacceptabel is.
10.
Anders dan [X] betoogt, komt het feit dat het gelaakte gedrag niet is vertoond op de werkplek, niet tijdens werktijd en niet in verband staat met zijn feitelijke werkzaamheden voor Betonson, in de gegeven omstandigheden onvoldoende betekenis toe. Aan [X] kan weliswaar worden toegegeven dat zijn gedrag de kern van de met hem overeengekomen prestatie niet raakt, doch voor zover hij meent dat zijn gedrag om die reden geen gevolgen kan en mag hebben voor zijn arbeidsrelatie met Betonson, is dat onjuist. Dat wat verder gelegen verband met zijn feitelijke werkzaamheden brengt slechts mee dat in gegeven omstandigheden zeer hoge eisen dienen te worden gesteld aan de dringendheid van de ontslagreden.
10.
Hoewel gesteld noch gebleken is dat Betonson eerder (serieuze) kritiek op [X] heeft gehad, is hetgeen tijdens het personeelsfeest is voorgevallen van zodanige aard dat Betonson zich terecht op het standpunt stelt dat zij geen enkel vertrouwen meer heeft in [X]. Gelet op zijn gedrag en het feit dat dit heeft plaatsgehad in het kader van een door Betonson georganiseerde festiviteit in het bijzijn van vele collega's en partners daarvan, moet er van worden uitgegaan dat [X] zich onherstelbaar onmogelijk heeft gemaakt binnen de organisatie van Betonson. Aan voormelde verlangde zeer hoge eisen van dringendheid van de ontslagreden is derhalve naar het oordeel van de kantonrechter voldaan, zodat niet van Betonson gevergd behoefde te worden het dienstverband nog langer voort te zetten.
11.
Anders dan [X] veronderstelt, doet aan het voorgaande niet af dat hij onder invloed verkeerde nu dat voor zijn rekening en risico dient te komen. Het feit dat Betonson alcoholhoudende drank op dat feest liet schenken, doet niets aan [X]s verantwoordelijkheid ter zake af. Het feit tenslotte dat [X] inmiddels zijn excuses voor zijn gedrag heeft aangeboden, staat evenmin aan de dringendheid in de weg.
12.
Nu het ontslag op staande voet geacht wordt terecht te zijn gegeven, bestaat er geen grond voor toewijzing van het loon over de periode van 19 november 2002 tot 3 maart 2003 met nevenvorderingen als door [X] gevorderd. Zijn vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
13.
[X] zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de kosten daarvan worden verwezen.
in reconventie
14.
Aan Betonson kan worden toegegeven dat het wettelijk stelsel in beginsel met zich brengt dat de partij die de wederpartij door opzet of schuld een dringende reden heeft gegeven tot ontslag op staande voet jegens die wederpartij schadeplichtig is, en dat de wederpartij dan een gefixeerde schadevergoeding van die partij kan vorderen. Behoudens bijzondere, klemmende en met terughoudendheid te hanteren omstandigheden dient dit in alle gevallen toepassing te vinden. De achtergrond daarvan is dat een arbeidsovereenkomst niet lichtvaardig zonder inachtneming van de daarvoor geldende termijnen behoort te worden beëindigd.
15.
In voornoemd kader overweegt de kantonrechter het volgende.
Allereerst is de conclusie gewettigd dat [X]s financiële positie door het ontslag is aangetast. Voorts is gesteld noch gebleken dat er voor [X]s ontslag iets op zijn functioneren bij Betonson aan te merken is geweest. Verder neemt de kantonrechter in aanmerking dat in dit geval gesteld noch gebleken is dat Betonson door het ontslag voor organisatorische problemen is gesteld die (extra) kosten met zich hebben gebracht. Tenslotte geldt dat Betonson haar vordering kennelijk louter heeft ingesteld omdat [X] een vordering jegens haar instelde. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de kantonrechter dan ook het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien [X] gehouden zou worden om een schadevergoeding aan Betonson te betalen. De vordering daartoe zal derhalve worden afgewezen.
16.
Betonson zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de kosten daarvan worden verwezen.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie:
- wijst de vorderingen van [X] af;
- veroordeelt [X] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Betonson begroot op € 540,00 voor salaris gemachtigde;
in reconventie:
- wijst de vordering van Betonson af;
- veroordeelt Betonson in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 2 september 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.