Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RVS:2013:BZ4959

Raad van State
20-03-2013
20-03-2013
201113478/1/A3
Bestuursrecht
Hoger beroep

Bij besluit van 31 januari 2011 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van de Amplification fragment length polymorphism (hierna: AFLP) gegevens van alle Clavibacter michiganensis sp michiganensis (hierna: Cmm) isolaten van tomatenplantenteeltbedrijven of tomatenproductiebedrijven in Nederland gedurende 2009 en 2010, alsmede de isolaten die in deze periode uit zaadmonsters zijn geïsoleerd, gedeeltelijk afgewezen.

Rechtspraak.nl
AB 2013/163 met annotatie van P.J. Stolk

Uitspraak

201113478/1/A3.

Datum uitspraak: 20 maart 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats] (België),

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 november 2011 in zaak nr. 11/6858 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, thans: de staatssecretaris van Economische Zaken.

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2011 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van de Amplification fragment length polymorphism (hierna: AFLP) gegevens van alle Clavibacter michiganensis sp michiganensis (hierna: Cmm) isolaten van tomatenplantenteeltbedrijven of tomatenproductiebedrijven in Nederland gedurende 2009 en 2010, alsmede de isolaten die in deze periode uit zaadmonsters zijn geïsoleerd, gedeeltelijk afgewezen.

Bij besluit van 14 juli 2011 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 9 februari 2012 heeft [appellant] de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. G. van der Wal en mr. L.C.F. Bos, advocaten te Brussel, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.A. Diephuis, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.

Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

2.    [appellant] is door de rechtbank te Mechelen aangesteld als gerechtsdeskundige in een geding met betrekking tot de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van een besmetting met Cmm, een bacterie die een tomatenziekte veroorzaakt, bij acht bedrijven in België. Hij onderzoekt de herkomst van de besmetting.

3.    Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft de staatssecretaris de onder hem beschikbare documenten aan [appellant] verschaft, met uitzondering van de namen van de betrokken bedrijven in Nederland en alle andere gegevens waaruit kan worden afgeleid om welk bedrijf het gaat. Volgens de staatssecretaris dient openbaarmaking van die gegevens achterwege te blijven om te voorkomen dat de betrokken bedrijven onevenredig worden benadeeld, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.

4.    De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de door de staatssecretaris vertrouwelijk overgelegde stukken.

5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat openbaarmaking van de namen van de betrokken bedrijven of gegevens waarmee deze zijn te identificeren, stigmatiserend werkt en kan leiden tot onevenredige benadeling. Daartoe voert hij aan dat, als al enig nadeel bestaat, dit nadeel niet onevenredig is gezien de gedateerdheid van de opgevraagde documenten. Volgens hem ziet de gevraagde informatie op de periode 2008-2009 en is deze na een jaar niet langer concurrentiegevoelig. Voorts is het volgens [appellant] onwaarschijnlijk dat openbaarmaking van de gevraagde informatie zal leiden tot paniekreacties en het beëindigen van handelsrelaties. Daartoe stelt hij dat alle op de markt actieve tomatenkwekers professionele partijen zijn die bekend zijn met de ingrijpende wijze waarop Cmm wordt bestreden. Volgens hem maakt het feit dat de bedrijven nog steeds op de markt actief zijn juist dat zij betrouwbare handelspartners zijn, nu zij de besmetting professioneel hebben bestreden. Bovendien was bij tomatenkwekers algemeen bekend dat in de periode 2007 tot en met 2010 Cmm voorkwam in Nederland, aldus [appellant].

5.1.    Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat openbaarmaking van de namen van de betrokken bedrijven of gegevens waarmee deze bedrijven zijn te identificeren kan leiden tot onevenredige benadeling. De rechtbank heeft daartoe met juistheid overwogen dat de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat openbaarmaking van de desbetreffende namen of gegevens een nadelige uitwerking kan hebben, in die zin dat indien bekend wordt dat de betrokken bedrijven zijn getroffen door de tomatenziekte bij afnemers de vraag kan rijzen of deze bedrijven betrouwbare handelspartners zijn. Het betoog van [appellant] dat volledige openbaarmaking van de gevraagde documenten geen onevenredig nadeel met zich brengt vanwege de gedateerdheid daarvan, treft geen doel. Nog daargelaten de vraag in hoeverre het enkele tijdsverloop van invloed is op de beoordeling of sprake is van onevenredig nadeel, is in dit kader van belang dat de documenten, anders dan [appellant] betoogt, zien op de periode 2009-2010. Nu het door [appellant] gedane verzoek dateert van 20 september 2010 en het besluit op bezwaar is genomen op 14 juli 2011, bestaat geen grond voor het oordeel dat de gevraagde gegevens ten tijde van de besluitvorming zodanig gedateerd waren dat openbaarmaking ervan geen onevenredig nadeel met zich zou kunnen brengen.

Voorts is de rechtbank de staatssecretaris terecht gevolgd in diens standpunt dat het aannemelijk is dat openbaarmaking van de gevraagde informatie kan leiden tot paniekreacties en het beëindigen van handelsrelaties. Daartoe heeft de rechtbank terecht overwogen dat niet in geschil is dat besmetting met de desbetreffende bacterie tot ernstige gevolgen met potentieel grote financiële consequenties kan leiden. In dit kader heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat vaste afnemers voor zekerheid kiezen en hun leverancier ook elders kunnen zoeken. Voorts heeft de staatssecretaris zich in dit kader op het standpunt mogen stellen dat Nederland een grote exporteur is van tomatenzaad en ook buitenlandse afnemers het vertrouwen in het Nederlandse product kunnen verliezen.

Het betoog faalt.

6.    [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. Daartoe voert hij aan dat de benadeling voor de betrokken bedrijven relatief beperkt is nu de informatie gedateerd is. Volgens hem is het publieke belang bij openbaarmaking daarentegen groot en zeer actueel. Het concrete publieke belang in deze zaak uit zich in het belang van waarheidsvinding en een rechtvaardige uitkomst in de Belgische rechtszaak, maar ook in het belang bij een efficiënte handhaving van het verbod met een quarantaineziekte besmette zaden of planten in het verkeer te brengen. Deze handhaving zou niet moeten worden belemmerd door het achterhouden van relevante informatie, aldus [appellant].

6.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 14 mei 2003 in zaak nr. 200203532/1), dient het recht van openbaarmaking ingevolge de Wob uitsluitend het belang van een goede en democratische bestuursvoering. Het komt iedere burger in gelijke mate toe. Derhalve kan geen onderscheid worden gemaakt naar de persoonlijke belangen en oogmerken van de verzoeker. Bij de te verrichten belangenafweging in het kader van de Wob worden het publieke belang bij openbaarmaking van de gevraagde informatie en de door de weigeringsgronden te beschermen belangen betrokken, maar niet het specifieke belang van de verzoeker.

De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling in dit geval zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. Zoals reeds is overwogen onder 5.1 kan [appellant] niet worden gevolgd in zijn betoog dat de door hem gevraagde informatie gedateerd is. Nu de staatssecretaris de gevraagde documenten, afgezien van de namen van de betrokken bedrijven of gegevens waarmee deze bedrijven zijn te identificeren, bij het besluit van 31 januari 2011 openbaar heeft gemaakt, valt niet in te zien dat aan de hand van die informatie geen inzicht in de bestuursvoering van de staatssecretaris ten aanzien van de onderhavige aangelegenheid mogelijk is.

Het betoog faalt.

7.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.

w.g. Lubberdink    w.g. Vreken-Westra

voorzitter    ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2013

434-721.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.