201505908/1/A2.
Datum uitspraak: 3 februari 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Pacifistisch-Socialistische Partij '92 (hierna: PSP’92), gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (hierna: centraal stembureau),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2015 heeft het centraal stembureau de onder 4 in het register als bedoeld in artikel Q 6 van de Kieswet geregistreerde aanduiding ‘PSP’92’ geschrapt.
Tegen dit besluit heeft PSP'92 beroep ingesteld.
Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2016, waar PSP'92, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. W.A.E. Brüheim, werkzaam bij de Kiesraad, zijn verschenen.
Overwegingen
1. PSP’92 is voor het door haar ingestelde beroep € 331,00 aan griffierecht verschuldigd. Zij is bij aangetekend verzonden brief van 27 juli 2015 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. In die brief is medegedeeld dat het griffierecht uiterlijk op 10 augustus 2015 op de rekening van de Raad van State dient te zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald dient te zijn en dat geen tweede termijn voor het betalen van griffierecht wordt geboden. Voorts is medegedeeld dat als het verschuldigde bedrag niet op de vermelde datum is ontvangen, het beroep reeds om die reden niet-ontvankelijk wordt verklaard, behoudens in uitzonderlijke gevallen.
2. Het bedrag is niet binnen de aldus gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat PSP’92 in verzuim is geweest. Dit leidt ertoe dat het beroep ingevolge artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Dat in dit geval, naar PSP’92 stelt, griffierecht moet worden betaald ter hoogte van het bedrag van de borgsom ten behoeve van registratie van een aanduiding, is niet zodanig uitzonderlijk dat het beroep niet reeds om die reden niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Kramer w.g. Rijsdijk
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2016
705.